No 1967 By Universal Publishing and Distributing Corp.
Nederlands van: Henk van Slangenburg
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
ISBN 90 283 0338 3
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1973 By Born B.V.
Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo-print, microfilm or any other means without written permission from the Publisher.
Born Paperbacks en Born Pockets zijn uitgaven van Uitgeversmaatschappij Born B.V., Amsterdam / Assen.
Hoofdstuk 1
Die zomer gonsde Athene van de geruchten. Er werd verteld dat er politieke onrust was; dat Gorgas, de terroristenleider, van zijn verbanningsoord in de Indische Oceaan was ontsnapt, en opnieuw werd het opruiende woord enosis weer in het land vernomen. Uiteraard wilden de toeristen die het Constitutieplein bevolkten, alleen maar weten of ze persoonlijk gevaar liepen. Door de mensen die van het toerisme leefden, werden ze gerustgesteld, het waren slechts geruchten, verspreid door mislukkelingen, ontevredenen en werklozen.
Dus stroomden de toeristen toe per vliegtuig, trein en schip, en voor zover ze Amerikaans waren werd hun verblijf opgevrolijkt door een splinternieuw public relationsbureau dat, hoewel het particulier werd gefinancierd, de trots van de regering was. De mensen achter dit bureau schenen precies te weten waar vakantie houdende Amerikanen van hielden. Athene's aandeel in de toeristendollar steeg buiten proporties. En het politieke teken aan de wand kruidde het bezoek van de toeristen alleen maar. Niemand wist trouwens iets van Balkanese politiek af.
Op grote afstand van Athene had een jonge Amerikaan de gebeurtenissen al geruime tijd in het oog gehouden. Hij wilde nu wanhopig graag zijn bevindingen doorgeven. Hij zat tussen andere mannen die in hun schapenleren jassen gehurkt zaten, want zelfs in de zomer zijn de avonden op grote hoogte koud. Maar hij zou niets kunnen doorgeven. Zijn handen waren gebonden. Hij wist dat hij op het punt stond te sterven.
Hij zat daar en keek naar het water dat in de diepte ziedde. Wat het de Egeïsche of de Ionische Zee? Het kon hem niet veel schelen. Hij was niet bang, maar voelde slechts de spanning die altijd aan aktie voorafging. De angst zou later komen, dacht hij. Toen besefte hij dat er geen later zou zijn, en hij voelde weer de frustratie van een opgeloste zaak waar hij geen rapport over kon uitbrengen.
Een van de mannen kwam naar hem toe en duwde een sigaret tussen de lippen van de jongeman. De zwarte tabak smaakte afschuwelijk maar het nonchalante gebaar van menselijkheid deed de jongeman bijna zijn beheersing verliezen en om zijn leven smeken. Zo slecht kunnen ze niet zijn, dacht hij. Op dat moment leek het leven zoet en begeerlijk. Van alle kanten leek het dwaas er een eind aan te maken. De Amerikaan was jong in jaren maar oud in ervaring. Hij zou niet om zijn leven smeken, omdat ze het hem toch niet zouden schenken. Hij bespaarde zichzelf die onwaardigheid.
Toen hing een van de mannen die door de telefoon had gesproken de hoorn op.
'De vrouw zegt dat het nu moet gebeuren. Vanavond,' zei de man.
Het was het sein voor actie. Het hele gezelschap kwam overeind, verliet de hut en besteeg het oude geitenpad de heuvel op, terwijl de mannen in het schapeleer de jongeman met hun pistolen porden.
De man achter de Amerikaan, degene die had getelefoneerd, droeg ook een schapenleren jas maar hij was geen herder. Hij was de leider.
'Ontzettend lastig die geitenpaadjes, wat, ouwe jongen?' zei de man achter de Amerikaan. De Amerikaan zei niets. Hij vond het dwaas van zichzelf met de moordenaars mee te werken, maar hij had geen andere keuze. Hij was geruime tijd onder verdovende middelen gehouden en voelde zich niet erg sterk. Als hij van het pad sprong - ach, de hellingen hier waren niet steil genoeg om hem vóór de dood meer dan wat extra pijn te bezorgen. Hij had nooit gedacht dat hij het zo analytisch zou kunnen bekijken.
Op een bepaald ogenblik struikelde de jongeman.
'Denk je dat je het haalt, ouwe jongen?' De stem achter hem klonk oprecht bezorgd.
'Het gaat wel,' zei de Amerikaan.
'Natuurlijk wel,' zei de man achter hem. Toen schoot hij de Amerikaan in het achterhoofd en de Amerikaan hoorde het pistool zelfs niet.
De man met het pistool nam een lange teug uit een zilveren heupfles en bekeek zijn werk tevreden. Toen daalde hij het rotspad af om het aan de vrouw te vertellen. De Amerikaanse knaap had hem eigenlijk geluk gebracht. Dit soort werk lag niet op zijn terrein en kostte zijn werkgevers extra. Geld dat hij goed kon gebruiken.
In Washington was het bijna even warm als in Athene, maar het was de meer drukkende, zwoele warmte van een vochtige zomer. Voor de mensen die er moesten werken was het een hete, kleverige, te drukke stad. Het Congres was met reces en die middag hadden de Washington Senators de laatste plaats in de honkbalcompetitie bereikt door een spectaculaire nederlaag tegen naaste concurrent Boston Red Sox.
In het verkeer dat van het stadion kwam bevond zich een nieuwe, lage, zwarte limousine, die na enige tijd stopte voor het onopvallende kantoor van de Amalgamated Press and Wire Services op DuPont Circle. In de airconditioned wagen wendde de vice-president van de Verenigde Staten zich tot zijn metgezel.
'Weet u zeker dat ik u niet in Georgetown kan afzetten?' vroeg de vice-president. 'Vergeet niet dat met de nieuwe bezuinigingen de airconditioning in regeringsgebouwen om vijf uur wordt af gezet.'
De grijsharige man naast de vice-president schudde zijn hoofd. 'Nee, dank u zeer. En moge u voor uw zonden gestraft worden. Ik had kunnen weten dat ik niet naar een honkbalwedstrijd kan gaan zonder dat er iets opduikt. Ik zal er wel onder lijden.'
Na nog enige grapjes reed de vice-presidentiële wagen weg, en de grijsharige oude man ging het gebouw binnen en steeg met een privélift op naar de bovenste verdieping. Hij was zeer slank en stram, en zijn gang had nog de veerkracht van een man die twintig jaar jonger was. Hij ging zijn spaarzaam maar kostbaar ingerichte kantoor binnen en liep regelrecht naar zijn eikenhouten bureau terwijl hij groetend knikte naar een man die al in de kamer zat en zich scheen te concentreren op het blazen van een volmaakte ring van rook.
De naam van de oude man was Hawk, baas van het meest geheime inlichtingenbureau van de VS, en de forse man in de stoel tegenover hem was N3, zijn topagent. Hawk bekeek N3 enige tijd, knikte toen tevreden en vroeg: 'Prettige vakantie gehad, Carter?'
'Geweldig,' zei Nick Carter. Hij zag er dan ook uitgerust en bruin uit na drie weken aan boord van een vissersboot in de wateren rond Florida en met liefde gevulde nachten met de wilde dochter van de tennisleraar van het luxe hotel. 'MacDonald is dood,' zei Hawk vlak.
'Ik weet het. Ik heb het gehoord toen ik binnenkwam,' zei Nick. 'In Griekenland gebeurd, niet?'
'Ja,' zei Hawk. 'In Griekenland.' Hij haalde een bedenkelijk uitziende zwarte sigaar uit de pot op zijn bureau en stak hem aan. 'Je weet dat ik dacht dat die jongen het bij ons ver zou schoppen. Kwam van de legerveiligheidsdienst. Uitstekende staat van dienst.'
Nick zei niets. Hij kende een heleboel dode mannen met een uitstekende staat van dienst. Praten over dode agenten leverde niets op.
'Gek,' zei Hawk. 'Ik dacht echt niet dat het gevaarlijk zou worden toen ik hem er naar toestuurde. Maar dat bleek het wel te zijn. Ze hebben zijn lichaam in de bergen gevonden, met een gaatje in zijn achterhoofd en zonder gezicht. Zijn handen waren gebonden. De zomer is daar behoorlijk heet en ze begraven de lijken er snel. Geen officiële lijkschouwing. Vermoord door een of meer onbekende personen.' Hawk nam de sigaar uit zijn mond en bekeek hem nadenkend. Toen vervolgde hij: 'MacDonald was bezig met het nagaan van een public relationsbureau in Athene. Ze promoten de laatste paar jaar het toerisme naar Griekenland en de eilanden. Dat bureau heet Gouden Eiland Promoties. Een sjiek bureau met een hoop geld achter zich.'
Hij gebaarde met zijn sigaar naar een stapel dure Amerikaanse tijdschriften op zijn bureau. 'Ze geven een fortuin uit om Amerikaanse journalisten en communicatiemensen naar Griekenland te halen. Speciale perstochten per straalvliegtuig naar de Griekse eilanden.
Worden onthaald als vorstelijke personen. Het resultaat is dat het nu erg in de mode is om vakantie in Griekenland te houden. En,' hij boog zich naar voren, 'om terug te komen met een Griekse echtgenote of dienstmeid of gesponsorde student of wat dan ook. Op een voorkeursquota kan iedereen het land binnenkomen.'
Hij leunde achterover en klopte op een folder die voor hem lag. 'Uit de immigratiecijfers snapte ik dat er iets mis was. Er komt een hele stroom Grieken Amerika binnen die op de
een of andere manier allemaal gesponsord worden door Amerikaanse klanten van Gouden Eiland Promoties. Wat denk jij daar van?'
'Lijkt me de moeite waard om eens na te gaan.'
'Dat leek mij ook. Daarom had ik MacDonald gestuurd om eens rond te kijken. Nu ben ik bezig aan een brief voor zijn ouders.'
'Het is natuurlijk mogelijk dat hij ergens anders bij betrokken is geraakt,' opperde Nick. 'Naar ik gehoord heb is Athene een pot die op het punt van overkoken staat.'
'Daar heb ik natuurlijk ook aan gedacht,' zei Hawk kortaf. 'En daarom ga jij naar Athene. Volg de voetstappen van MacDonald. Zoek uit waar hij achter aanzat en waar het mis is gegaan. Wat belangrijker is, zoek uit waar de mensen van Gouden Eiland mee bezig zijn.'
Hawk leunde achterover en probeerde zijn sigaar weer aan te steken. 'En kom levend terug,' voegde hij er grootmoedig aan toe.
'Heeft MacDonald ons nog iets laten weten eer hij omkwam?' vroeg Nick.
Hawk schudde zijn hoofd. 'Blijkbaar was hij net op een spoor gestuit toen ze hem te pakken kregen. We hadden hem er als een vooraanstaand journalist naar toegestuurd. Ik dacht dat dat hem wat speling zou geven als hij er op werd betrapt dat hij aan het rondsnuffelen was. Het maakte de verbindingen ook makkelijker. Maar hoe dan ook, er is kennelijk iets misgegaan. Ik weet niet op welk punt.' Hawk zweeg even.
'Jij gaat naar Griekenland als een archeoloog. Dat is iemand die in oude stenen rondwroet om uit te vinden hoe ze er vroeger uitzagen.'
Nick zei: 'Dank u wel.' IJskoud. Hawk onderdrukte een glimlach.
'Onder die camouflage moeten de mensen van Gouden Eiland wel op je af komen stormen om een paar van hun jonge mensen - "gastheren en gastvrouwen" worden ze genoemd - via jouw contacten met Amerikaanse universiteiten en scholen naar de States te krijgen. Ik heb al stappen ondernomen om een bekende archeoloog van je te maken.' Hawk leunde achterover en wees naar een beeldje in de vensterbank. 'Weet je wat dat is?'
'De Venus van Cyrene,' zei Nick prompt. 'Een reproduktie in brons. Duur. Een goede kopie.'
'Carter, je verbaast me.' Hawk keek vaag verward, zoals altijd wanneer N3 een kennis demonstreerde die geen verband hield met de wereld van de contra-spionage of seksueel genot.
'Dat komt door al die tijd die ik in tochtige musea heb rondgehangen terwijl ik moest wachten om aangesproken te worden door gluiperig kijkende figuren met een opgerolde krant.'
Hawk onderdrukte weer een glimlach, zei toen: 'Goed, je gaat dus naar Griekenland. Maar eerst ga je naar school.' Nick kreunde inwendig maar hij zei niets. Hawks nauwgezette methodes leverden altijd winst op. Als Nick klaar was met zijn spoedcursus in archeologie zou hij in staat zijn zich onder deskundigen als deskundige te doen gelden. Hij zou zich niet verraden door een domme technische vergissing. 'Het enige probleem,' zei Hawk ernstig, 'met deze camouflage is dat je er niet door in staat zult zijn makkelijk in de achterbuurten van de stad rond te snuffelen of je te laten zien in gezelschap van bepaalde figuren die je misschien zou willen spreken. Dus eerst sturen we je er op af als professor Harding, als lokaas voor de mensen van Gouden Eiland. Je laat je een poosje zien in de buurt van de opgravingen in de oude stad. Dan word je met spoed voor onbepaalde tijd teruggeroepen naar Amerika.'
De slanke oude man boog zich naar voren en zijn ogen glinsterden als van een opgewonden schooljongen. Nick grinnikte. Hawk vond dit soort trucs prachtig.
'Ik zal het met de kapitein van een vrachtboot regelen die regelmatig Piraeus aandoet. Je krijgt papieren en een kooi. De kapitein zal achter je staan voor zover het redelijk blijft. Vergeet niet dat hij verantwoordelijk is ten opzichte van de reder en niet mij, zodat hij niet te ver kan gaan wat jou betreft.'
Nick begreep het volkomen. De rest van het gesprek werd in beslag genomen door technische details; methodes van geld overmaken en het lange systeem van contacten dat Nick Carter zou doen veranderen in professor Andrew Harding en matroos Thomas Evans.
-
Toen de straalmachine zijn lange afdaling naar Athene begon, kregen de passagiers uitzicht op de kleine havensteden die tussen de bergen aan de kust van de Egeïsche Zee lagen. In de dalen waren de rivierbeddingen droge, witte sporen in de zomerzon.
Het signaal dat de veiligheidsriemen moesten worden bevestigd floepte aan en even later schudde de machine toen de ailerons werden uitgeklapt. De passagiers kwamen in beweging na de verveling van de lange vlucht. Vervolgens keken ze nerveus om zich heen zoals men altijd doet wanneer een vliegende huiskamer duidelijk liet merken dat het een vliegtuig was. De stewardessen liepen door het gangpad en keken met snelle professionele blikken naar de veiligheidsriemen.
'Alles goed, professor Harding?' De stewardess bleef staan bij de stoel van de forse Amerikaan in zomerpak.
'Kan ik nog iets voor u doen eer we landen?' Haar donkere blik gleed goedkeurend over hem. Ze was tijdens de hele vlucht zeer attent geweest.
De glimlach van de forse Amerikaan was ontwapenend, omdat hij tegelijk verblindend en enigszins onwerelds was. De losjes geknoopte das, het verwarde haar en de stapel boeken op zijn schoot droegen bij tot de charmante indruk van wetenschappelijke gepreoccupeerdheid.
'Ik geloof het niet,' zei hij. 'U bent allemaal erg vriendelijk geweest. Een geweldige vlucht, eerlijk gezegd. Het lijkt of we net uit New York zijn vertrokken.'
De stewardess glimlachte vriendelijk, bedankte de professor en liep verder door het gangpad. Als die man in het zomerpak een professor was, dacht ze, was er een heleboel ten gunste veranderd sinds zij van school was gegaan.
De professor glimlachte in zichzelf. Hij was tevreden. Aan de enigszins beschermende toon waarop men tegen hem sprak kon hij merken dat hij het goed speelde; de goedhartige boekenwurm die meer belangstelling had voor oude poëzie dan voor een goedgevormd been.
De knappe stewardess zou geschokt zijn geweest als ze had geweten dat de verfomfaaide professor verschillende manieren kende om iemand volkomen geruisloos te doden; dat hij de afgelopen jaren een aantal van die manieren had toegepast; dat de professor in bepaalde kringen in Washington, Moskou, Peking en misschien nog een half dozijn steden bekend stond als Killmaster; dat zijn naam Nick Carter was en dat er in een aantal van die steden een aanzienlijke prijs op zijn hoofd stond.
Nick maakte zich wat dat betrof geen illusies. Als je een bepaalde tijd in dit bedrijf had gewerkt, kwamen je operaties onder de aandacht van de echte beroepsmensen, de topfiguren over de hele wereld. Hun probleem was er achter te komen waar Killmaster zich bevond en waar hij mee bezig was. Nicks probleem was zich er van te overtuigen dat ze daar niet achter kwamen. Het was een zenuwslopend verstoppertje spelen. Nick speelde het al langer dan de meeste andere agenten. Wat niet wilde zeggen dat hij oud was. Het betekende alleen maar dat de meeste agenten op betrekkelijk jonge leeftijd sneuvelden of onder de druk afknapten.
Nu was de oud-jonge man die Killmaster werd genoemd op weg naar de eerste fase van de operatie die zo zorgvuldig door Hawk was opgezet. Als hij zijn identiteit als professor Harding had gevestigd, ging de tweede fase in. Dan werd hij matroos Thomas Evans. En onder welk mom ook, Nick was er van overtuigd dat hij zou stuiten op 'een of meer onbekende personen' die een gebonden slachtoffer een revolverschot in het achterhoofd hadden gegeven.
Hoofdstuk 2
Het was een natte avond in Athene. Mist dreef in flarden door de klamme stegen en havens van Piraeus. De schepen aan de kade deinden onbehaaglijk aan hun kabels alsof ze luisterden naar het dronken gelach dat uit de nabije kroegen opsteeg.
De Amerikaan liep de loopplank af met zijn plunjezak over zijn schouder. Hij was lang en fors gebouwd en nog in werkkleren gestoken. Zijn gezicht stond permanent somber en nodigde niet uit tot vriendschap. Hij werd Pedro genoemd. Omdat hij zo fors en on-Latijns was, had de een of andere grapjas in de machinekamer hem de bijnaam gegeven en die was blijven hangen. Hij was altijd alleen. Hij deed nooit mee aan de eindeloze kaartspelletjes in het manschappenverblijf.
Het enige wat de bemanning van hem wist was dat hij in Portugal aan boord was gekomen in de plaats van een man die ernstig ziek was geworden. Het vreemde was dat de man die, met volle instemming van de kapitein, door de plaatselijke autoriteiten aan wal was gebracht om ter observatie te worden opgenomen, zelf dacht dat hij zich uitstekend voelde. En uiteraard zou de man gek verklaard zijn als hij achter de waarheid was gekomen; dat de zeldzame ziekte waar hij aan leed was gediagnostiseerd door een oude man in Washington die hem nooit had gezien maar die een lege kooi wenste op een Amerikaans schip dat naar Athene ging. Pedro stapte een goedkoop havenhotel binnen en liet er zijn plunjezak achter. Toen ging hij de mist weer in.
Hij ging op zoek naar een taveerne die De Zeven Tegen Thebe heette. Daar zou hij een man ontmoeten die informatie bezat waar hij dringend behoefte aan had. Hij had al geruime tijd op een ontmoeting met deze man gewacht.
Als professor Harding zou het een onvergeeflijke vergissing zijn geweest om met deze man gezien te worden. Als matroos Thomas Evans, alias Pedro, was er geen enkele reden waarom hij niet met deze man gezien zou kunnen worden. Tot dusver was Hawks plan zonder moeilijkheden verlopen. Nick had zijn camouflage als professor Harding bevestigd. Dat had hij gedaan door bij de opgravingen rond te hangen met een aantal pagina's aantekeningen die in Washington door een deskundige voor hem waren samengesteld en door de attenties van enkele begerige Amerikaanse studentes te vermijden die hun zomer in Athene doorbrachten.
Hij was, zoals Hawk had voorspeld, benaderd door de mensen van Gouden Eiland Promoties die meenden dat de professor misschien belangstelling zou hebben voor hun activiteiten ter bevordering van de opvoeding van verdienstelijke jonge Grieken en ook voor het verbreden van zijn eigen horizon door modem Griekenland te leren kennen naast het oude Griekenland. Hij had het aanvankelijk afgeslagen, beweerd dat hij overwerkt was. Ze hadden nogmaals opgebeld en over hun mooie werk gesproken, en de professor had toegegeven. Hij had met enkele mindere goden van het bureau gesproken. Er zouden nadere gesprekken volgen. Toen was professor Harding wegens familie-omstandigheden dringend naar de Verenigde Staten terug geroepen. Hij zou zijn gesprekken met Gouden Eiland hervatten als hij terugkeerde. Tot dusver was hij helemaal niets te weten gekomen dat verband kon houden met de dood van agent MacDonald.
Intussen had matroos Evans, door de afwezigheid van de professor, Athene kunnen binnen glippen. Hierdoor had Nick aanzienlijk meer vrijheid om zich te bewegen in de buurt van de havenkroegen waar altijd wel iemand was die iemand anders kende die iets voor je kon doen of krijgen als je er voor betaalde. En nu was Nick op weg om een dergelijke man te ontmoeten.
Hoewel alles zo goed ging, vroeg Nick zich af waarom zijn beroepsinstinct hem vertelde dat er hier iets mis was. Hij had de stemming van de havenbuurt al snel opgesnoven . . . gevaar . . . buitenstaanders verdwijn . . . Dat had de wijk hem de hele avond al verteld. Het zesde zintuig dat zijn ingebouwde alarmsysteem vormde, zei hem dat hij iets op het spoor was met dezelfde zekerheid waarmee een dier weet dat het door jagers wordt gevolgd. Maar het vertelde hem niet wat het gevaar inhield. Of waar het vandaan zou komen.
De mist ging nu over in regen. Nick haalde zijn schouders op. Hij zou naar de oude man gaan, naar hem luisteren en dan zijn voorstel doen. Vervolgens zou hij wat met de man drinken en naar zijn hotel teruggaan.
Hij zag de taveerne nu. Het was een sjofele tent, weinig verschillend van een half dozijn andere restaurantjes in de buurt. Hij ging naar binnen en keek uit naar zijn contact. Hij zag hem aan een tafeltje zitten achter een bord met vijgen en olijven.
Het leren gezicht van de oude man klaarde op met een brede lach toen hij Nick zag. Nick bekeek hem terwijl hij hem begroette. Afgezien van een kort telefoontje, twee weken tevoren, had hij de oude man in geen tien jaar gesproken. Zijn naam was Leonidas. In feite was hij niet zo oud. Ongekamd dik zwart haar, met een paardengezicht. Een tijger toen hij jonger was, nog steeds behoorlijk stevig, zo te
zien. Een uitstekende man tegen de Duitsers en later tegen de communisten. Vroeger een beetje een zwarthandelaar. Niet hebzuchtig, gewoon uit op een appeltje voor de dorst. Nick was geïntrigeerd geraakt door een omissie in de folders van Gouden Eiland Promoties. Ze noemden hun uitgebreide opleidingsfaciliteiten voor hun gastheren en gastvrouwen, maar verzuimden te melden waar die zich bevonden, alleen dat het ergens op een eiland in de Cycladenke-ten was. Nick had Leonidas opgebeld omdat deze overal verwanten en vrienden had, en hem gevraagd of hij het eiland kon opsporen.
'Hoe gaat het met de visserij?' vroeg Nick de oude man. 'Kalm, broeder,' zei de oude man en vertoonde sterke tanden in een ruig gezicht met zware botten. 'Wijn?'
Nick knikte en de oude man schonk gul in.
'En hoe is het met je knappe dochter?'
'Zo mooi als de jeugd en de ochtend. Gaat deze week trouwen met een onderwijzer. Een jongen met een bril. Slim in het hoofd, slap in de schouders. Misschien maar goed ook dat ze niet met een visser is getrouwd. Dan kunnen je zoons ook niet verdrinken. Kom je op het huwelijk?'
'Als het werk het toestaat,' zei Nick, 'hoop ik er bij te zijn.'
'Natuurlijk gaat het werk voor.' De oude ogen glinsterden. 'Maar het is niet zoals vroeger, hè? Een hoop dynamiet en een hoop poen van president Truman.'
Ze lachten. Er klonk een valse toon in de lach van de oude man, concludeerde Nick. De oude man liet zijn stem dalen. 'Luister, broeder, er is iets onverwachts gebeurd. Het spijt me dat ik deze tent heb genoemd als punt om af te spreken. Het zou vanavond gevaarlijk kunnen zijn.'
Nick haalde zijn schouders op.
'Het is 's avonds vaak gevaarlijk als je voor de oude firma werkt. Eén dode. Hij die dit jaar betaalt is klaar voor het volgende jaar. Het oude motto van de heuvels,' zei Nick.
'Ja,' zei de oude man, 'maar in de heuvels was er een reden en profijt voor ons allebei, hoe dan ook. Die zijn er nu voor jou niet. Tenzij je oom geïnteresseerd is in onroerend goed op Cyprus.'
'Dat denk ik niet,' zei Nick langzaam. 'Dat is zijn specialiteit niet. Maar in wezen heeft hij overal belangstelling voor.'
De oude man knikte. 'Ik volg de politiek niet meer. Maar ik weet wel dat je door te veel belangstelling het lid op de neus kunt krijgen. Ik dacht dat je oom geïnteresseerd was in iets dat dichter in de buurt was. Ik heb navraag gedaan. Baos is ideaal, maar het is nog helemaal niet ontwikkeld.
Nick borg de naam in zijn geheugen op en plaatste het op zijn mentale kaart van de eilanden. De opleidingsfaciliteiten van Gouden Eiland bevonden zich dus op het eiland Baos. 'Ik zou het toch graag bekijken,' zei Nick. 'Misschien is de eigenaar er in geïnteresseerd om het te verhuren.'
'Dat zou ingewikkeld zijn,' zei de oude man. 'De eigenaar is rijk genoeg en houdt niet van mensen die inlichtingen inwinnen.'
'Maar,' zei Nick, 'een visser die het water kent ...'
Hij liet de zin in de lucht hangen. Hij kon niet te hard aandringen bij de oude man. Hij was zo koppig als een ezel. En er zat hem iets dwars.
'Het is anders dan vroeger, broeder. Ik heb niet zoveel vrienden meer en hoor ook niet zoveel meer. Dat vergroot het gevaar.'
'Mijn oom is vrijgevig,' zei Nick, 'zoals je weet.' De oude man schudde geërgerd zijn hoofd.
'Dat begrijp ik. Daar gaat het niet om. Alleen een gek vist in onbekend water als er donderkoppen aan de horizon zijn.'
'Heeft het met politiek te maken?' vroeg Nick, verwonderd over de terughoudendheid van de oude bandiet.
'Alles heeft tegenwoordig met politiek te maken,' antwoordde Leonidas somber. 'En wie weet waarom een ander tegenwoordig iets doet? Politiek is geen spel voor een oude visser die straks grootvader hoopt te worden.'
Nick begon het door te krijgen. Hij was zich bewust van de politieke situatie in Athene. Hij had de slagzin enosis met de eis tot hereniging van Griekenland en Cyprus op de muren gekalkt gezien. Er waren hier en op Cyprus een paar terroristen gearresteerd, maar de meeste inlichtingenbronnen meenden dat de herrieschoppers beperkt bleven tot een handvol hardnekkigen die waren overgebleven van de vroegere moeilijkheden op Cyprus. Maar Leonidas, die schijnbaar meende dat er meer achter stak, zou in Griekenland moeten blijven wonen, lang nadat Nick vertrokken was. Niettemin meende Nick dat de oude man, die zijn eigen vissersboot bezat en ervaring had met clandestiene operaties, de juiste man was om hem naar Baos te brengen voor een korte blik op het werk van Gouden Eiland Promoties. Zijn onderzoekingen via de voordeur als professor Warding hadden niets opgeleverd.
Ze dronken zwijgend. Leonidas was verlegen en moedeloos dat hij een oude vriend had moeten afwijzen. Nick liet de vraag een poosje rusten. Hij zou het later nog eens proberen en zijn bod verhogen. Hij moest dat opleidingskamp te zien krijgen.
De jukebox dreunde voort en de havenfiguren knuffelden hun vrouwen of dronken zichzelf rustig onder tafel.
Maar was dat wel zo? Nicks geoefende analytische blik gleed behoedzaam door de kroeg, pikte hier en daar een detail op. Het kostte hem een paar minuten om er achter te komen wat er gaande was. Mannen met harde ogen en in zakenmankostuum, iets te veel stadsmensen, iets te goed voor deze havenkroeg, begonnen de tent te vullen. Ze gingen aan een tafeltje zitten om een glas ouzo te drinken, drentelden dan naar achteren en verdwenen. Aanvankelijk dacht Nick dat ze op weg naar het toilet waren, maar toen viel het hem op dat geen van de mannen terugkwam. Terwijl ze op hun beurt wachtten om naar achteren te gaan, bleven ze afzijdig zitten en ontweken de havensnollen. Deze mannen deden Nick denken aan bepaalde Maffiabazen die hij eens had zien bijeenkomen in een beruchte bar in Bayonne in New Jersey. Hij vroeg zich af waar de oude visser zich mee had ingelaten. Of waar hij buiten probeerde te blijven.