No 1968 By Universal Publishing and Distributing Corporation
Nederlands van: Bart Lippe
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
ISBN 90 283 0532 7
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1977 Born/Romanpers BV, Postbus 8060 - Amsterdam
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
Op 16 mei om 6.10 uur 's morgens werd voor de laatste maal begonnen met aftellen.
Op Cape Canaveral, Florida en in Houston, Texas zaten de vluchtleiders gespannen voor hun controlepanelen. Om de aarde zweefde een serie communicatiesatellieten en een netwerk van radiobakens, uitgerust met krachtige ruimteantennes. Om 7.00 uur 's morgens gingen de eerste televisiebeelden de lucht in en iedereen die waar ter wereld ook zijn toestel had aangezet, kon de vluchtleider in Houston horen zeggen: 'Het sein staat op groen en veilig.'
Acht maanden eerder was de Phobos-capsule door zijn bemanning getest op een eerste vlucht in de ruimte. Zes maanden geleden had het maanlandingsvoertuig zijn eerste ruimtetest gehad. Twee maanden daarna had de grote Saturnus 5 raket kennisgemaakt met de ruimte. Nu waren de drie delen van de raket samengevoegd voor de eerste bemande vlucht: de laatste test voor de tocht naar Mars.
De drie astronauten waren hun dag begonnen met een kort medisch onderzoek, gevolgd door het gebruikelijke ontbijt van biefstuk met eieren. Daarna waren ze per jeep over Merrit Island gereden - een zandplaat met slordig rondgestrooid struikgewas, langs de overblijfselen uit een vroeger ruimtetijdperk - de lanceerplatforms van het Mercury-, Gemini- en Apollo-project. En langs de paar sinaasappelbomen, die op een of andere manier aan de technologische heksenketel ontsnapt waren, naar lanceercomplex 39. Een massief, betonnen platform ter grootte van een voetbalveld. Commandant van het ruimteschip was luitenant-kolonel Norwood 'Woody' Liscombe, een laconieke man met grijs haar, vóór in de veertig en een veteraan van het Gemini- en Apollo-project. Hij keek omhoog naar de nevel die over de lanceerbasis hing toen ze van de jeep naar de vertrekruimte liepen. 'Mooi,' zei hij met zijn langgerekte Texas-accent. 'Dan hebben we tenminste geen last van de zon bij het opstijgen.'
Zijn twee bemanningsleden knikten. Luitenant-kolonel Ted Green, ook een Gemini- en.Apollo-veteraan, haalde een grote rode zakdoek tevoorschijn en wreef over zijn bezwete voorhoofd. 'Het is nu zeker al boven de dertig graden,' zei hij. 'Als het zo doorgaat, hoeven ze alleen nog maar olijfolie over ons heen te gieten.'
Kapitein-luitenant-ter-zee Doug Albers lachte nerveus. Met zijn ernstige, jongensachtige blik en zijn tweeëndertig jaar was hij het jongste lid van de bemanning. De enige die nooit eerder in de ruimte was geweest.
In de vertrekkamer kregen de astronauten hun laatste instructies. Daarna werden ze in hun ruimtepakken geholpen. Buiten op het lanceercomplex was men nu druk bezig brandstof in de Saturnus 5 te pompen. Vanwege de hitte waren de zuurstof- en brandstofmengsels op een extreem lage temperatuur gebracht. Daardoor lag dit onderdeel van de operatie twaalf minuten achter op het schema.
Ver boven hen op de vijfenvijftigste en hoogste verdieping van de lifttoren, was een vijftal technici van Connelly Aviation net klaar met een laatste controle van de dertig ton wegende Phobos-capsule. De Connelly Company uit Sacramento was de grootste leverancier van de NASA bij dit 23 miljard dollar verslindende project. Zeker acht procent van het personeel op Cape Canaveral was in dienst bij deze Californische firma.
De chef van de Connelly-technici was Pat Hammer. Een zwaargebouwde man met een stevige, vierkante kop. Hij droeg een witte overal, een witte honkbalpet en een montuurloze zonnebril. Buiten de Phobos-capsule bleef hij staan terwijl de vier anderen doorliepen naar de lift. 'Gaan jullie maar vast naar beneden,' riep hij hen achterna. 'Ik ga nog één keer kijken of alles in orde is.'
Een van de technici draaide zich hoofdschuddend om. 'Ik heb nou al vijftig lanceringen meegemaakt onder jou, Pat,' schreeuwde hij terug, 'maar dit is de eerste keer dat ik je zenuwachtig zie.'
'Je kan niet voorzichtig genoeg zijn,' zei Hammer terwijl hij weer in de capsule klom.
Binnengekomen keek hij met een speurende blik om zich heen om zich snel te oriënteren in de warwinkel van meters, wijzerplaten, knoppen en hendels. Toen hij gevonden had wat hij zocht, dook hij naar rechts, liet zich op zijn knieën zakken en schoof onder de ligbanken van de astronauten. In de richting van een bundel draden die langs de vloer van de cabine liep.
Hij deed zijn zonnebril af en pakte een leren etui uit een zak van zijn overal. Daaruit haalde hij een bril met gewone glazen en zette die voorzichtig op. Uit zijn achterzak trok hij een paar asbest handschoenen en legde die naast zijn hoofd. Uit de wijsvinger en de middelvinger van de rechterhandschoen haalde hij een draadtang en een vijl tevoorschijn.
Hij ademde zwaar en zijn voorhoofd glom van het zweet. Hij trok de handschoenen aan, koos met zorg een bepaalde draad uit en knipte die ongeveer half door. Hij legde de tang weer neer en begon de dikke Teflonisolatie af te stropen, tot ongeveer drie centimeter glanzende koperstreng blootlag. Een van de koperdraden vijlde hij door en boog hem tot ongeveer zes centimeter afstand van de gesoldeerde verbinding van een OKS-pijp ...
De astronauten bewogen zich behoedzaam over het betonnen platform van lanceercomplex 39 in hun zware maanpakken. Ze stonden stil om de technici van de lanceerploeg de hand te schudden. Kolonel Liscombe moest grinniken toen een van hen hem een reusachtige lucifer van een centimeter of dertig overhandigde.
'Gewoon over een ruw oppervlak strijken, kolonel,' zei de technicus. 'De raketten zorgen wel voor de rest.'
Liscombe en de andere astronauten knikten grijnzend door het venster van hun ruimtehelmen. Ze liepen weer verder, stapten de lifttoren binnen en stegen snel naar de gesteriliseerde 'witte kamer' op de hoogste verdieping.
Binnen in de capsule was Pat Hammer net klaar. De gesoldeerde leiding van het omgeving controle systeem was doorgevijld. Hij graaide zijn gereedschappen en handschoenen bij elkaar en kroop vlug onder de banken vandaan. Door het open luik kon hij de astronauten zien. Ze kwamen uit de 'witte kamer' en begonnen aan de laatste tien meter die hen van de naadloos stalen capsule scheidden.
Haastig kwam hij overeind en stopte snel de handschoenen in zijn achterzak. Hij dwong zichzelf tot een glimlach, terwijl hij uit het luikgat stapte. 'Alles is prima in orde, jongens,' riep hij hen tegemoet. 'Goede reis.'
Kolonel Liscombe draaide zich plotseling om. Pat deed een stap achteruit alsof hij een onzichtbare klap wilde ontwijken. Maar de astronaut grinnikte alleen maar en gaf hem de grote lucifer. 'Hier, Pat, altijd handig wanneer je iets aan moet steken.'
Hammer stond aan de grond genageld, met de lucifer in zijn linkerhand en een stijve glimlach op zijn gezicht, terwijl de astronauten hem een hand gaven en door het luik verdwenen.
Ze sloten hun zilverkleurige nylon ruimtepakken aan op het omgeving controle systeem en gingen op hun banken liggen wachten tot het systeem op spanning werd gebracht. Commandant Liscombe lag links onder het algemene bedieningspaneel. Green, de navigator, lag in het midden en Albers lag aan de rechterkant, waar het paneel voor de communicatie- apparatuur geplaatst was.
Om 7.50 uur was alles op spanning gebracht. De luchtdichte, dubbele afsluitplaten van het luik waren verzegeld en de atmosfeer in de met zuurstof gevulde cabine had nu een druk van 3 kilogramforce per vierkante centimeter.
De routineprocedure kon beginnen. Een controle tot in de kleinste details die meer dan vijf uur zou duren. Vier en een half uur later was het aftellen twee keer afgebroken vanwege kleine storingen. Zestien minuten later werd het aftellen weer gestopt. Deze keer omdat statische elektriciteit in de leiding de communicatie tussen de vluchtleiding en het ruimteschip bemoeilijkte. Toen ook dit verholpen was ging het aftelscenario weer door. De volgende stappen waren het controleren van de elektrische schakelingen en van de Glycol, de koelvloeistof die in het omgeving controle systeem gebruikt werd.
Kapitein-luitenant-ter-zee Albers draaide schakelaar 11 - CT om. Stroom vloeide door de draad. Door het stuk waar de Teflon isolatie verwijderd was. Twee handelingen verder in het schema opende Kolonel Liscombe een ventiel waardoor uiterst brandbaar Ethyleen Glycol door een reserveleiding ging stromen, via een gesoldeerde verbinding die zorgvuldig was doorgevijld. Op het moment dat de eerste druppel Glycol op de onbedekte gloeiend hete koperdraad viel, gingen de poorten van de eeuwigheid open voor de drie mannen aan boord van Phobos AS-906.
Om 12.01:04 uur 's middags zagen de technici van lanceercomplex 39 op hun televisiescherm vlammen lekken om de bank van kapitein-luitenant-ter-zee Albers aan de rechterkant van de cabine.
Om 12.01:14 uur riep een stem uit de capsule:'Brand in het ruimteschip!'
Om 12.01:20 uur liet de tv-monitor zien hoe kolonel Liscombe zich uit zijn veiligheidsharnas werkte. Hij schoof naar voren over zijn bank en keek omlaag naar rechts. Een stem, waarschijnlijk de zijne, riep: 'De leiding is doorgezaagd ... de Glycol lekt...' De rest was onverstaanbaar. Om 12.01:28 uur schoot de meter waarop de hartslag van kapitein Albers was te controleren, omhoog. Zijn pak had vlam gevat. Een stem, men nam aan de zijne, schreeuwde: 'Haal ons eruit... we verbranden
Om 12.01:29 uur vulde een vlammenzee het tv-scherm. Het beeld verdween en de monitors werden donker. Temperatuur en druk in de cabine stegen snel. Er werden geen mededelingen meer ontvangen. Alleen nog kreten van pijn. Om 12.01:32 uur had de atmosfeer in de cabine een druk van bijna 6 kilogramforce per vierkante centimeter bereikt. Het ruimteschip scheurde open. Technici die ter hoogte van de ramen stonden zagen een verblindende flits. Dikke, zware rook begon uit de capsule te lekken. Leden van de lanceerploeg renden over de loopbrug naar de cabine en probeerden wanhopig het luik open te maken. Ze werden teruggedreven door de intense hitte.
Het was alsof er een storm opstak in de capsule. Kokend golfde de lucht door de scheur naar buiten en in de witgloeiende hitte van het vuur werden de astronauten als insecten verschrompeld. De temperatuur in de cabine was inmiddels tot boven de tweeduizend graden gestegen ...
De stem in de donkere kamer zei: 'Het snelle optreden van de chef van de lanceertoren ploeg voorkwam dat de tragedie een nog grotere om vang aan zou nemen.'
Er verscheen een foto op het televisiescherm en Hammer staarde in zijn eigen gezicht. 'Dit is Patrick J. Hammer,' vervolgde de nieuwslezer, 'een technicus van de Connelly Aviation Company en vader van drie kinderen. Terwijl iedereen verstijfd van schrik toekeek had hij de tegenwoordigheid van geest om de knop in te drukken die het nood-lanceringssysteem in werking stelde ...'
'Kijk! Kijk! Dat is pappie!' piepten de hoge kinderstemmen enthousiast. Er voer een schok door Hammer. Automatisch gleed zijn blik door de kamer. Langs de dubbel vergrendelde deur en de geblindeerde ramen. Hij hoorde zijn vrouw zeggen, 'Ssst, jongens. Luister ...'
De tv-commentator wees naar een diagram van de Phobos-Saturnus 5. 'Het noodlanceringssysteem is ontworpen voor onregelmatigheden bij het starten. De capsule wordt dan afzonderlijk gelanceerd voor een parachutelanding. Hoewel de astronauten hierdoor niet meer gered konden worden, voorkwam deze actie dat het vuur oversloeg naar de drietrapsraket onder het maanvoertuig. Was dit wel gebeurd dan had de plotselinge ontbranding van twee miljoen liter kerosine Cape Canaveral volkomen weggevaagd. Plus de aangrenzende gemeentes Port Canaveral, Cocoa Beach en Rockledge ...'
'Mammie, ik ben moe. Ik wil naar bed.' Dat was zijn jongste zoon Timmy. Net vier geworden die zaterdag.
Hammer boog zich nog verder naar voren. Gebiologeerd zat hij voor het tv-scherm in de rommelige voorkamer van zijn bungalow in Cocoa Beach. De glazen van zijn montuurloze bril weerkaatsten het blauwige licht. Zweetdruppels glinsterden op zijn voorhoofd. Zijn ogen zochten wanhopig houvast in het gezicht van de nieuwslezer. Maar het was Kolonel Liscombe die hem aankeek en hem grinnikend de lucifer overhandigde ...
De smerige lucht van verhit ijzer en brandende verf vulde de kamer. Er trokken grote blaren in de muren. Een steekvlam schoot langs hem heen en het gezicht van Liscombe smolt weg voor zijn ogen. Hij staarde naar het geroosterde vlees vol hitteblaren waar eens het gezicht had gezeten, ogen die uit hun kassen schroeiden. De walm van brandende botten was verstikkend ...
'Pat, Pat! Wat is er aan de hand?'
Zijn vrouw boog zich over hem heen. Ze zag er bleek en geschrokken uit. Hij had waarschijnlijk een kreet geslaakt. Hij schudde zijn hoofd. 'Niets,' zei hij. 'Niets.' Zij wist het niet. En hij zou het haar nooit kunnen vertellen.
De telefoon ging. Hij schoot overeind. De hele avond had hij op dit moment zitten wachten. 'Ik neem hem wel,' zei hij. De nieuwslezer zei net, 'Negen uur na het tragisch voorval zoekt men in de verkoolde resten van het maanvoertuig nog steeds naar de mogelijke oorzaak van de ramp ...'
Het was Hammers baas Pete Rand. De man die de leiding had over alles wat op de lanceerbasis gebeurde. 'Je kunt het beste hier naartoe komen, Pat,' zei hij. Zijn stem had een eigenaardige klank. 'Er zijn een paar vragen ...'
Hammer knikte en sloot zijn ogen. Het was alleen een kwestie van tijd geweest. Kolonel Liscombe had geroepen, 'De leiding is doorgezaagd.' Doorgezaagd, niet gebroken, en Hammer wist waarom. Hij zag nog het etui van zijn zonnebril liggen, naast het soldeervijlsel en het afgekrabde Teflon.
Hij was altijd een goed Amerikaan geweest, een trouwe werknemer van Connelly Aviation. Al vijftien jaar lang. Hij had hard gewerkt en promotie gemaakt. Hij was trots op zijn werk. Hij had ze op handen gedragen, de astronauten. Het was het werk van zijn handen waar ze de ruimte mee ingingen om het heelal te verkennen. En toen - omdat hij van zijn gezin hield - had hij zich bij het gezelschap der kwetsbaren gevoegd. De mensen die risico's moesten nemen.
'Ja, dat is goed.' Hammer zei het zacht terwijl hij met zijn hand de hoorn afschermde. 'Ik wil erover praten. Maar ik heb hulp nodig. Ik moet eerst politiebescherming hebben.' De stem aan de andere kant van de lijn klonk verrast. 'Oké, Pat. Natuurlijk, daar kan voor gezorgd worden.'
'Ik wil dat mijn vrouw en kinderen beschermd worden,' zei Hammer. 'Ik ga niet weg voor de politie hier is.'
Hij legde de hoorn op de haak en keek naar zijn trillende hand. Een plotselinge angst kneep zijn keel dicht. Hij had zich blootgegeven. Het kon nu eenmaal niet anders. Hij keek naar zijn vrouw. Timmy was op haar schoot in slaap gevallen. Een piek van zijn blonde haar kwam boven haar beschermende arm uit. 'Ik moet weg,' zei hij ontwijkend. 'Ze hebben me nodig op het werk.'
Het gedempte geluid van de deurbel klonk. 'Zo laat nog?' zei ze. 'Wie kan dat zijn?'
'Ik heb gevraagd of de politie langs wilde komen.'
'Politie?'
Vreemd zoals angst de tijd overbrugde. Het leek minder dan een minuut geleden dat hij aan de telefoon had gestaan. Hij liep naar het raam en keek behoedzaam tussen de jaloezieën door. De donkere sedan die langs de stoep stond geparkeerd
had een zwaailicht op het dak en een grote antenne langs de zijkant. De drie mannen die voor de deur stonden waren in uniform, een gevulde holster op de heup. Hij deed open.
De man die de leiding had was fors en door de zon gebruind. Zijn peenkleurige haar was steil naar achteren gekamd en zijn gezicht vertoonde een vriendelijke grijns. Hij droeg een blauw shirt met daarop een zwarte das. Deze combinatie werd aangevuld door een donkerblauwe rijbroek en zwarte laarzen. Onder zijn arm hield hij een valhelm. 'Hallo,' zei hij losjes. 'Bent u Pat Hammer?' Hammer staarde naar het uniform. Hij herkende het niet. 'Wij zijn van de districtspolitie,' verklaarde de rooie. 'De mensen van de NASA gaven het aan ons door ...'
'Oh, oké, mooi.' Hammer deed een stap opzij om ze door te laten. De man die achter de rooie liep was kort, slank en donker. Hij had kille, grijze ogen en een litteken over de breedte van zijn nek. Zijn rechterhand was in een handdoek gewikkeld. Dat laatste wekte plotseling Hammers argwaan op. Toen zag hij de benzinetank die de derde politieman droeg. Zijn ogen vlogen naar het gezicht van de agent. Zijn mond vertrok in een grimas. Op dat moment besefte hij dat hij ging sterven. Het gezicht onder de witte valhelm was vlak, met hoge jukbeenderen en scheve ogen.
Uit de injectiespuit die de rooie in zijn hand hield schoot een naald tevoorschijn. De lucht ontsnapte met een zuchtend geluid. Hammer gromde van pijn en verrassing. Zijn linkerhand vloog naar zijn arm, zijn vingers klauwden om de plek waar de spierbundel pijnlijk en dodelijk was geraakt. Toen viel hij langzaam voorover.
Zijn vrouw begon ijzingwekkend te krijsen en probeerde op te staan van de bank. De man met het litteken in zijn nek sprong als een wolf de kamer in, zijn mond nat en glimmend. Een scheermes flitste onder de handdoek vandaan. Terwijl hij uithaalde wierp zij zich voor haar kinderen. Bloed gutste uit haar keel op de plaats waar hij haar gekrijs met een woeste haal had gesmoord. De kinderen waren nog niet helemaal wakker. Hun ogen stonden strak van de slaap.
Ze stierven snel en zonder geluid te geven.
De derde man was meteen doorgelopen naar de keuken. Hij maakte de oven open, draaide de gaskraan open en verdween langs een trap de kelder in. Toen hij weer boven kwam was de benzinetank leeg.
De rooie had de naald weer uit Hammers arm gehaald en in zijn zak gestopt. Daarna sleepte hij Hammer naar de bank en doopte diens rechterwijsvinger in de bloedplas die zich naast de bank aan het vormen was. Vervolgens bewoog hij de vinger over de witgepleisterde muur van de bungalow. Om de paar letters doopte hij de vinger in vers bloed. Toen de tekst af was kwamen de andere twee naast hem staan en knikten. De man met het litteken in zijn nek duwde het bebloede scheermes in Hammer's rechterhand. Met zijn drieën droegen ze hem naar de keuken. Ze stopten zijn hoofd in de oven, wierpen een laatste blik in het rond en verdwenen weer door de voordeur. De laatste man liet de grendel achter zich in het slot vallen, zodat het huis aan de binnenkant afgesloten was.
De hele operatie had niet meer dan drie minuten geduurd.
Hoofdstuk 2
Nicholas J. Huntington Carter, N3 voor AXE, leunde op een van zijn ellebogen en keek naar het zachtglanzende, rode haar naast hem in het zand.
Haar huid was bijna bronskleurig en ze droeg een lichtgele bikini. Haar lipstick was rosé. Haar benen waren lang en haar heupen stevig en rond. De V-vormige heuvel van haar slipje en de rijpe borsten in de strakke bikini keken hem zelfverzekerd aan. Haar naam was Cynthia nog wat en ze was geboren en getogen in Florida. Kortom, het meisje dat de folders van de reisbureaus beloofden. Nick noemde haar Cindy en zij kende Nick als Sam Harmon, advocaat uit Chevy Chase, Maryland. Elke keer als 'Sam' voor een vakantie naar Miami Beach kwam, brachten zij de dagen in elkaars gezelschap door.
Kleine zweetpareltjes van de hete zon tekenden zich af op haar slapen en boven haar lippen. Ze voelde dat hij naar haar keek en haar wimpers weken uiteen. Grote geelbruine ogen keken hem dromerig aan, met een sprankje nieuwsgierigheid.
'Wat denk je? Zullen we deze broeikasachtige hitte ontvluchten?' Hij lachte en liet een stel glinsterend witte tanden zien.
'Wat stel je voor?' was haar plagende antwoord. Een vage glimlach speelde om haar lippen.
'Wij met z'n tweeën in suite twaalf-acht en niemand die ons stoort.'
Een glimp van opwinding verscheen in haar ogen. 'Nog een keer?' mompelde ze. Haar ogen gleden met welbehagen over zijn bruine, gespierde lichaam. 'Ja, dat is een leuk idee ...'
Plotseling viel er een schaduw over hen heen. Een stem zei: 'Meneer Harmon?'
Nick draaide zich op zijn rug. Een man in begrafenisachtig zwart stond over hem heen gebogen. 'Er is telefoon voor u, meneer Harmon. Toestel nummer zes, bij de blauwe ingang.'
Nick knikte en de kelner begon weer aan de terugweg. Hij liep met grote, voorzichtige passen om geen zand op zijn glimmend zwart gepoetste schoenen te krijgen. Nick kwam overeind. 'Ik ben zo weer terug,' zei hij, maar hij geloofde het zelf niet.
Sam Harmon had geen vrienden, geen relaties, geen eigen leven. Er was maar één man die wist dat hij bestond, dat hij op dit moment in Miami Beach was, in dit hotel, op de negende dag van zijn eerste vakantie in twee jaar. Een taaie, oude man in Washington.
Nick liep door het zand naar de ingang van het Surfway Hotel. Hij was groot en stevig gebouwd met slanke heupen en brede schouders. Hij had de kalme ogen van een top-atleet. Iemand die zijn leven heeft gewijd aan het aannemen van uitdagingen. Vrouwenogen volgden hem vanachter donkere glazen en namen hem schattend op. Een beetje stug, donker haar en een bijna volmaakt profiel. Lachrimpels om zijn ogen en om de hoeken van zijn mond. Wat ze zagen beviel de vrouwenogen wel en ze volgden hem met onverhulde belangstelling. Zijn hoekige, gespierde gestalte straalde iets van opwinding uit. Ook iets van gevaar.
Sam Harmon verdween verder bij iedere stap die Nick nam. Acht dagen van liefde, van lachen en nietsdoen vielen van hem af. Toen hij de koele, donkere hal van het hotel bereikt had, was hij weer volkomen zichzelf: geheim agent Nick Carter, eerste man van AXE, Amerika's supergeheime inlichtingendienst.
De telefoons waren links van de ingang: tien toestellen naast elkaar tegen de muur bevestigd. Elk onder een koepel van plexiglas om het geluid af te schermen. Nick liep naar nummer zes en nam de hoorn op. 'Met Harmon.'
'Hallo, m'n jongen. Hoe is het? Ik was hier in de buurt en ik dacht: even kijken hoe het met je gaat.'
Nick trok zijn wenkbrauwen op. Hawk, op een open lijn. Verrassing nummer één. Hier in Florida. Verrassing nummer twee. 'Alles gaat fijn, meneer. Mijn eerste vakantie, sinds tijden trouwens,' voegde hij er nadrukkelijk aan toe. 'Prima, prima.' Het hoofd van AXE was ongewoon enthousiast. 'Heb je al een afspraak om te dineren?' Nick keek op zijn horloge. Om 4 uur 's middags? Hawk scheen zijn gedachten te lezen. 'Voor je in Palm Beach bent is het etenstijd,' voegde hij eraantoe. 'Het Bali Hai Restaurant. Op Worth Avenue. De keuken is Polynesies-Chinees en de maître d'hôtel heet Don Lee. Zeg maar dat je met Mr. Byrd dineert. Vijf uur is een mooie tijd. Dan hebben we tijd om eerst nog iets te drinken.'
Verrassing nummer drie. Hawk was een typische biefstuk-met-patat-eter. Hij haatte oosters voedsel. 'Goed,' zei Nick. 'Maar ik moet nog wel een paar dingen organiseren. Uw telefoontje komt nogal onverwacht...'
'De jongedame is al op de hoogte gesteld.' Hawk's stem klonk weer droog en zakelijk. 'We hebben haar laten weten dat je onverwacht bent weggeroepen voor zaken. Je koffer is gepakt en ligt in je wagen. Je kleren liggen op de voorbank en je bent al uitgeschreven bij de receptie.'
Nick was razend over de manier waarop er met hem omgesprongen werd. 'Mijn sigaretten en mijn zonnebril liggen nog op het strand,' snauwde hij. 'Bezwaar tegen dat ik ze ga halen?'
'Je vindt ze in het vakje voor de handschoenen. Ik neem aan dat je geen kranten gelezen hebt?'
Nee.' Nick gaf zich gewonnen. Zijn idee van vakantie was, alle vergiften van het dagelijks leven uitzweten. Kranten, radio, tv, alles wat nieuws bracht van de buitenwereld viel daar onder.
'Dan stel ik voor dat je de autoradio aanzet,' zei Hawk. N3 kon aan zijn stem horen dat er grote dingen gingen gebeuren.
De Lamborghini 350 GT spoot over de weg. Het zware verkeer ging naar Miami en Nick had de andere helft van de weg vrijwel voor zich alleen. Naar het noorden, langs Surfside, Hollywood en Boca Raton. Langs een eindeloze rij motels, benzinestations en tentjes waar vruchtensap werd verkocht.
Op de radio hoorde hij een soort nationaal programma over alle zenders. Het was alsof er een oorlog was uitgebroken, alsof de president was gestorven. Alle programma's waren verschoven om te laten horen hoe de hele natie zijn gevallen astronauten de laatste eer bewees.
Nick draaide de Kennedy Causeway op in West Palm Beach. Een bocht naar links de Ocean Boulevard op en opnieuw naar het noorden. Naar Worth Avenue, naar het so-ciety-gebeuren van Palm Beach.
Hij begreep er eigenlijk niets van. Waarom had het hoofd van AXE Palm Beach uitgekozen voor hun bijeenkomst? En waarom Bali Hai? Nick somde in gedachten op wat hij wist van het restaurant. Het stond bekend als het meest exclusieve in de Verenigde Staten. Als je naam niet minstens eens per maand in de krant stond, als je niet fabelachtig rijk was, of een hoge regeringsfunctionaris of een buitenlandse diplomaat, dan kon je het wel vergeten. Je kwam er niet in. Nick zwaaide rechtsaf de straat van de dure dromen in. Hij schoot langs de plaatselijke vertegenwoordigingen van Cartier en van Van Cleef & Arpels. In hun kleine vitrines lagen maar een paar stenen. Maar zo groot als de Kohinoor Diamant. Het Bali Hai lag tussen het stijlvolle oude Colony Hotel en de boulevard.
Een bediende parkeerde zijn wagen en de maître d'hôtel boog diep toen hij de naam van 'Meneer Byrd' hoorde noemen. 'Aha, meneer Harmon. U wordt al verwacht,' mompelde hij. 'Wilt u mij maar volgen?'
Langs met luipaardhuid beklede banken werd hij naar de plaats geleid waar de tanige, oude man met de boerse gelaatstrekken en de doordringende ogen aan een tafel zat. Hij stond op toen hij Nick zag en stak zijn hand uit. 'M'n jongen, ik ben blij dat je kon komen.' Hij zag er niet helemaal nuchter meer uit. 'Pak een stoel en ga zitten.' Nick trok een stoel bij en ging zitten. 'Een wodka-martini?' stelde Hawk voor. 'Onze vriend hier, Don Lee, kan uitstekend mixen.' Hij tikte de maître d'hôtel op zijn arm.
Lee straalde. 'Het is altijd een genoegen u te bedienen, meneer Byrd.' Hij was een jonge Hawaii-Chinees met kuiltjes in zijn bolle wangen. Hij lachte klokkend. 'Generaal Sweet zei vorige week nog dat ik waarschijnlijk door de Martini-fabrieken werd betaald.'
Hawk grinnikte. 'Dick is altijd een ouwe kankeraar geweest.'
'Ik neem een whisky,' zei Nick. 'Alleen ijs en water.' Hij keek om zich heen. De wanden van het restaurant waren tot tafelhoogte met bamboe bedekt en daarboven met spiegels. Op elke tafel stond een smeedijzeren ananas. Aan een kant van de zaal was een hoefijzervormige bar ingericht. Daarachter, omringd door glazen wanden, was de discotheek waar de jeugd van de Rolls Royce Set elkaar ontmoette. Met juwelen beladen vrouwen en mannen met weldoorvoede gezichten zaten hier en daar aan een tafel in het halfduister hun gerechten te eten.
Een kelner kwam hun bestelling brengen. Hij droeg een Geurig aloha-shirt en een zwarte broek. Zijn Oosterse gezicht bleef uitdrukkingloos toen Hawk zijn volle glas martini omstootte. 'Ik neem aan dat je inmiddels op de hoogte bent van het nieuws,' zei Hawk en keek hoe de vloeistof in het tafelkleed trok. 'Een nationale ramp van de eerste orde.' Hij haalde de prikker uit de olijf die in de martini had gezeten en begon er afwezig lijnen in het tafelkleed mee te trekken. 'Het zal het ruimteprogramma met minstens twee ;aar vertragen. En nog veel langer als het aan het publiek igt. Hun vertegenwoordigers hebben de smaak goed te pakken.' Hij keek op. 'Senator zus en zo, de voorzitter van de kommissie voor de ruimtevaart wil dat het programma op zijn minst vijf jaar uitgesteld wordt. Om voldoende zekerheid te hebben dat er geen mensenlevens meer verloren gaan.'
De kelner kwam terug met een schoon tafelkleed en Hawk veranderde abrupt van onderwerp. 'Vanzelfsprekend kom ik niet al te vaak naar het zuiden,' zei hij en stopte de olijf in zijn mond. 'Maar één keer per jaar geeft de Belle Glade Club een banket. Voor het jachtseizoen opent. Daar probeer ik altijd bij te zijn.'
Weer een verrassing. De Belle Glade Club in Palm Beach is zeer exclusief. Met geld alleen kwam je er niet in. En zelfs al was je eenmaal lid dan nog kon het gebeuren dat je er plotseling om een of andere duistere reden weer uit werd gezet. Nick keek naar de man die tegenover hem zat. Hawk zag eruit als een boer of misschien als de redacteur van een plaatselijke krant. Nick kende hem al heel lang en goed. Althans dat dacht hij. Hun verhouding was bijna die van vader en zoon. Hij had nooit ook maar de geringste aanwijzing gekregen dat Hawk tot de society behoorde.
Don Lee kwam een nieuwe martini brengen. 'Wilt u nu al bestellen?'
'Mijn jonge vriend misschien,' zei Hawk overdreven beschaafd. 'Persoonlijk hoef ik niets.' Hij keek Don Lee aan die hem een menu voorhield. 'Voor mij is het allemaal veredelde tjop-tjoi, Lee. Dat weet je.'
'Ik kan binnen vijf minuten een biefstuk opdienen, meneer Byrd.'
'Dat klinkt goed,' zei Nick. 'Rauw van binnen, graag.'