Carter Nick : другие произведения.

Counterfeit agent

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:


 Ваша оценка:

  NC 99
  
  
  
  
  
  Spion in duplo
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: Counterfeit agent
  
  No 1975 Universal Award House, Inc.
  
  No 1982 NL Tiebosch Uitgeversmaatschappij bv Amsterdam
  
  Vertaling: Jacob Bigge
  
  ISBN 90 6278 583 2
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  Actie-Pockets Amsterdam
  
  Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  
  Gewoonlijk doen plotselinge veranderingen me niets. Die beschouw ik als het risico van het vak.
  
  In wezen kan ik me niets saaiers voorstellen dan een gewoon negen-tot-vijf bestaan, waarin niets ooit verandert. In mijn loopbaan bij AXE heb ik geleerd met de plotselinge veranderingen mee te draaien als landen, munteenheden, taal en mensen binnen het uur een andere vorm aannemen.
  
  Maar het plotselinge van de verandering vanavond overdreef het wel een beetje.
  
  Ik had nauwelijks meer dan dertig minuten van haar weelderige aanwezigheid genoten. We hadden samen een uitstekende cognac gebruikt, hadden elkaar verkend met op de achtergrond de zachte muziek van John Coltrane en waren, toen de tweeëneenhalve meter van de comfortabele bank een te grote beperking gingen inhouden, verhuisd naar het kingsize bed.
  
  Het valt te begrijpen dat de plotselinge verandering van al dat beschaafde gerief naar mijn huidige ongemak te plotseling was.
  
  Alles om me heen scheen donker en glibberig. Mijn geest vocht als een bezetene om bij bewustzijn te blijven, maar ik kreeg in het geheel geen hulp van mijn lichaam. Toen mijn oogleden zich trillend wilden openen, vertelde dat kleine beetje gezonde verstand dat er nog over was en dat men lijfsbehoud noemt me ze gesloten te houden tot ik wist waar ik was, verdomme, was - en wat belangrijker was, wie er bij me waren. Eén ding wist ik zeker: ik behoorde nog steeds tot de levenden.
  
  De eerste, diepe ademhaling toen ik bij bewustzijn kwam, scheurde door mijn longen als vloeibaar vuur. Ik onderdrukte de kreun van een folterende pijn die al halverwege mijn keel was. Mijn tanden klapperden op dezelfde, gestage trilling die zich verplaatste van mijn tenen tot aan mijn oogballen. Al mijn gevoelszenuwen begonnen plotseling te functioneren en mijn brein te overstromen met boodschappen. Eén voor één sorteerde ik ze in een poging uit te vinden waar ik was.
  
  Eén: ik lag plat op mijn rug. Dat was simpel. Twee: ik was nog steeds naakt. Dit feit was gemakkelijker in te zien dan te accepteren, aangezien ik het soort mens ben dat graag zelf beslist waar en wanneer hij ongekleed verschijnt. Drie: mijn naaktheid was gedeeltelijk bedekt door een deken die kriebelde als de neten. Op het moment dat ik tot de slotsom kwam dat ik ten zuiden van mijn navel moest krabben om geen totale krankzinnigheid te riskeren, ontdekte ik nummer vier: ik was stevig aan handen en voeten gebonden. Soms kan de ene fysieke kwelling je de andere doen vergeten of die doen verminderen. De spieren aan de onderkant van mijn rug gingen plotseling over in een kramp van pijn en ik vergat het krabben volledig.
  
  Ik weerstond de drang om me te bewegen. De pijn bleef, toen ging die over in een dof gevoel. Ik concentreerde me op de omgeving van mijn stuitbeentje en realiseerde me dat de trilling die ik eerder al voelde daar gelegen was. Voorzichtig drukte ik mijn achterwerk naar achteren en voelde de cilindervormige klomp metaal onder de dikke vloerbedekking. Het moest het cardanhuis van een auto zijn. Ik drukte mijn schouders tegen de vloerbedekking om die verder te verkennen. Die was weelderig en duur. Ik stak de tenen van mijn voeten zo ver uit tot ik iets aanraakte dat de onderkant van het achterportier moest zijp. De gladde koelte van het oppervlak duidde op leer of vinyl.
  
  Toen zette ik mijn neus aan het werk. Langzaam haalde ik een volle teug van de mij omringende lucht naar binnen. Leer. De geur van leer was vermengd met die van uitlaatgas en sigarenrook en dat schonk me ten slotte een volledig beeld. Ik lag plat op mijn rug op de vloer van een chique auto (waarschijnlijk een buitenlands merk), was aan handen en voeten gebonden en werd bewaakt door een sigarenrokend schoelje dat waarschijnlijk zijn voeten op de dure bekleding van de achterbank had. De wagen reed met een snelheid van ongeveer honderd kilometer per uur over een snelweg; het was nacht en ik was even hulpeloos als naakt.
  
  De hoestbui brak uit me los en verscheurde de stilte als een bom. Het was die vervloekte sigarenrook. Zo gaat dat nu altijd met me. Een paar zware laarzen kwamen me gezelschap houden op de vloer. De ene stootte me tegen mijn dijbeen, de andere porde in mijn ribben. Ik hield mijn ogen gesloten, maar voelde dat iemand op me neerkeek van de bank boven me. Ik hoorde de veren bewegen door het verplaatsen van een gewicht, ik voelde een zware ademhaling dicht bij mijn gezicht en toen was de sigarenrook overal om me heen. Het zou zijn verdiende loon zijn als ik die schoft recht in zijn gezicht hoestte. Maar ik wist nog niet wie mijn bewaker was.
  
  'Ik geloof dattie bijkomt..
  
  Het Cockney accent kwam van die gast boven me, de eigenaar van die smerige sigaar en de zware laarzen.
  
  'Zorg dat je het plakband klaar hebt voor als het zover is en houdt hem stil.'
  
  'Oké.' Ik hoorde de veren weer toen de Cockney achterover leunde in de bekleding. Zijn gemak was echter van korte duur.
  
  'Sluit de afscheiding, Charley. Die verrekte sigaar van je maakt me misselijk.'
  
  Ik hoorde het glas op z'n plaats schuiven, me eens te meer alleen latend met Charley.
  
  De auto ging langzamer rijden en toen de Duitse bestuurder de rem intrapte, rolde ik op mijn zij naar de voorbank toe. Ik opende mijn ogen een kiertje en zag dat we geraakt werden door heel wat licht van boven. De wagen kwam bijna geheel tot stilstand en Charley stak zijn hand uit en trok de deken over mijn hoofd. Dankbaar deed ik mijn ogen voor het eerst geheel open. Ik zag geen flikker, maar ik hoorde de motor van een andere wagen vlak achter ons. Ergens klonk een claxon. We stonden in een file, misschien bij een brug of een tolhuisje. Ik luisterde aandachtig. Als ik een ontsnapping wilde wagen, zou dit wel eens mijn eerste en laatste gelegenheid kunnen zijn. Ik probeerde de touwen om mijn polsen ... het was vakwerk. Vervolgens probeerde ik de boeien rond mijn enkels ... strak, maar iets losser. Ik had een paar kostbare centimeters speling die het me mogelijk konden maken mezelf op te heffen naar het raampje om om hulp te roepen. Charley moet mijn gedachten hebben gelezen, want toen ik dat overwoog, werd de deken van mijn gezicht naar beneden getrokken. Weer sloot ik mijn ogen en wachtte op de volgende zet van de Cockney. Ik hoefde niet lang te wachten, want Charley tilde mijn hoofd van de vloer met een vlezige hand en drukte met de andere hand een groot stuk hechtpleister over mijn mond, daarmee de mogelijkheid om hulp te schreeuwen eliminerend. Toen trok hij de deken weer over mijn hoofd heen. Ik hoorde de afscheiding weer openschuiven en de keelstem van de bestuurder een volgend bevel snauwen.
  
  'Over een paar seconden zijn we bij het tolhuisje. Zorg ervoor dat hij niets probeert uit te halen.'
  
  'Hij is nog steeds zo mak als een lammetje,' antwoordde Charley.
  
  'Goed, hou hem zo. Ik moet de weg vragen.' Toen sloeg de glazen afscheiding weer dicht. Ik voelde ons langzaam naar voren bewegen. Door de deken heen zag ik de wagen plotseling overgoten worden door licht. We moeten nu bij het tolhuisje zijn, dacht ik en probeerde de boeien rond mijn enkels weer, terwijl ik aandachtig luisterde.
  
  'Pardon, meneer,' het was de stem van de Duitser, elke lettergreep zalvend omkledend, 'welke afslag moet ik hebben voor Herndon?'
  
  'De derde afslag links. Ongeveer dertig minuten rijden. Het is duidelijk aangegeven, kan niet missen.'
  
  Het was nu of nooit. Ik kromde mijn rug, trok snel mijn gebonden enkels onder me en spande elke gepijnigde spier om me op te drukken van de vloer.
  
  Ik was halfweg het raampje toen Charleys laarzen vierkant in mijn maag terechtkwamen. Hij dwong me terug naar de vloer en schopte alle adem uit me. Ik denk dat ik tegen de pleister schreeuwde, maar ik weet het niet zeker meer want schitterende kleuren schoten door mijn geest heen voor ik weer het bewustzijn verloor.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  Ik bevond me middenin een wilde caleidoscoop. Het was een bizarre mengeling van werkelijkheid en fantasie, allemaal uitgedacht door Fellini. Lorna Terry's naaktheid lonkte naar me vanaf een enorm bed, minstens zo groot als een huizenblok. Ik wilde naar haar toe rennen, maar ik rende in slow motion, met een nevel van groen aan alle kanten om me heen. Toen ik bijna haar uitgestrekte armen had bereikt, sprong er iemand op het bed voor me. Ik draaide het hoofd van de verstoorder om en zag tot mijn verbazing dat de onwelkome gast senator Robby Hanson was die breed naar me lachte, me een jongensachtige knipoog gaf en al zijn aandacht weer op Lorna Terry richtte die het allemaal goed scheen te vinden.
  
  Ik hoorde haar 'Loving you is the hardest thing I know' zingen. Maar hoe ze erin slaagde daarmee door te gaan, terwijl de senator haar mond bedekte met die van hem, weet ik niet meer. Ik stak mijn hand uit in een moeizame slow motion, greep zijn schouder beet en slaagde erin hem weer om te draaien. Toen ik het gezicht zag, bemerkte ik dat het niet langer Robby Hanson was, maar Gerard Schillinger, de geachte Minister van Buitenlandse zaken van de vs. Hij keek op en hoewel ik niets kon horen, wist ik dat hij om hulp schreeuwde. Toen ik hem losliet, vloog hij plotseling in een miljoen kleine stukjes uiteen en loste hij op in een groene nevel.
  
  Zelf was ik ook een beetje groen geworden die dag in Hawks kantoor. Ik luisterde naar een telefoongesprek van hem met de enige man die hij 'meneer' noemt.
  
  'Ja, meneer.' Hawk knikte heftig in de hoorn. 'Op honderdvijftig kilometer buiten de kust van Ierland is nog iets van de romp teruggevonden. Nee, meneer. Het werd onmiddellijk vernietigd. Geen enkel spoor. Hij zweeg even en nam me voor een ogenblik op voor hij in de telefoon zei: 'Ja ... behalve een verandering in het personeel van AXE is het plan hetzelfde. Ja, meneer. Dank u.'
  
  Hij hing op. Toen het rode licht uitging, hoorde ik de elektronische sloten op Hawks drie kantoordeuren openklikken.
  
  Die ouwe verspilde geen moment. 'Nick, wat heb je gelezen over het Permanente Wereldvrede Plan van minister Schillinger?'
  
  'Genoeg om te geloven dat het het eerste voorstel is voor een duurzame vrede dat misschien kans van slagen heeft.'
  
  Hawk liep van zijn stoel vandaan en kwam langzaam naar me toe met de gratie van een geveltoerist. Elke keer dat ik hem zie, moet ik mezelf eraan herinneringen dat hij in de zestig is; zijn lichaam heeft nog steeds de gemakkelijke manier van beweging en van coördinatie als van iemand die half zo oud is.
  
  Ik dacht over zijn vraag na. Permanente Wereld Vrede, PWV. Deze drie letters waren de afgelopen zes maanden nauwelijks uit de kranten weggeweest. Het plan was het geesteskind van de onlangs aangestelde Minister van Buitenlandse Zaken, Gerard Schillinger. Het plan was tevens verantwoordelijk voor de recentelijke herverkiezing van de president.
  
  Het idee achter PWV had tot de verbeelding gesproken van mensen overal ter wereld. Parades, acties, gelden schoten op om steun te geven van Washington tot aan Rio.
  
  Het was Schillingers overtuiging dat de enige weg naar vrede was om de instrumenten van de oorlog uit handen te nemen van de regeringen en ze over te geven aan hen die die regeringen kozen en dienden. Het eerste, internationale symposium over het in de praktijk brengen van PWV was gepland op over een week in Parijs.
  
  Hawk had zich omgedraaid en drukte de koperen knop in opzij aan zijn bureau. Het grote schilderij voor ons gleed weg en maakte plaats voor een verlichte wereldkaart. Verschillende gekleurde lichtjes knipperden aan en uit - ze vertegenwoordigden de verblijfplaats van elke AXE-agent; de zwakkere, witte lichtjes gaven de locaties aan van het CIA-personeel.
  
  Een opgloeiende rode cirkel voor de kust van Ierland gaf een punt van moeilijkheden aan - de plaats waar AXE nu actief was. Identieke, rode cirkels gloeiden bij Moskou, Parijs, Bonn, bij alle hoofdsteden van de wereld. Dat waren de steden waar de PWV acties en toekomstige conferenties plaats zouden vinden. Op de kaart zagen ze er allemaal uit als roodgloeiende kolen die op het punt stonden in vlammen uit te breken.
  
  'Is er in Londen iets gebeurd met Schillingen?' Ik had mijn ogen nog steeds op de kaart.
  
  'Nee, het gebeurde hier.' Hawk wees met een vinger op de gloeiende cirkel voor de kust van Ierland. 'Zijn vliegtuig stortte neer - ontplofte in een duizend stukjes.'
  
  Mijn bloed stolde plotseling. Schillinger dood, terwijl miljarden mensen over de hele wereld naar hem uitkeken, terwijl hij het hart was van het PWV - de gedachte was verdovend. Terwijl de journaalbeelden van gisteravond hadden laten zien dat hij arriveerde in Londen.
  
  Toen ik een zweem van de vertrouwde glans zag in Hawks ogen wist ik dat ergens, op de een of andere manier, Gerard Schillinger nog steeds in leven was en dat AXE degene die het vliegtuig had opgeblazen te slim af was geweest. 'Herinner je je nog het nieuws van gisteren?' vroeg Hawk. Toen hij een andere knop indrukte waarmee hij het televisiescherm in de andere hoek van het kantoor tot leven bracht, realiseerde ik me dat hij van plan was me de dingen zelf uit te laten werken. 'Hier heb je de videoband die werd uitgezonden.'
  
  Een beeld flitste aan op het scherm, dezelfde beelden die ik de avond ervoor had gezien. Honderden mensen, misschien duizenden, stonden langs de hekken van een enorm vliegveld. Ze schreeuwden en zwaaiden. Dan de stem van de commentator: 'Een uitbundige menigte was vroeg op de been toen het toestel van Gerard Schillinger landde op de Londense luchthaven Heathrow.' De kamera's zwenkten naar Schillinger die lachend en zwaaiend in de. open deur van zijn straalvliegtuig stond. Hij sprak vol vertrouwen, verheugd over de aanstaande PWV activiteiten.
  
  Hawk drukte op de knop en het scherm werd donker.
  
  'Dit zijn de beelden die over de hele wereld werden uitgezonden - behalve in Engeland. Daar zagen ze dit.' Hij drukte de knop in en het scherm kwam weer tot leven, met een exact duplicaat van het gebeuren dat ik net had gezien. Maar de woorden van de commentator waren anders.
  
  'Een uitbundige menigte was al vroeg op de been toen het vliegtuig van Gerard Schillinger landde op het vliegveld van Dublin. Hoewel zijn aankomst in Ierland niet aangekondigd was, waren er minstens duizenden mensen om ... ' Het scherm werd donker.
  
  'Goed,' zei ik, 'zijn vliegtuig is niet geland in Londen of in Ierland - die valse beelden zijn er alleen om de wereld ervan te overtuigen dat hij dat wel deed.' Ik had een deel van het verhaal, maar niet alles. Betekenden deze valse beelden dat Schillinger dus toch dood was? 'Zijn vliegtuig stortte dus echt neer bij Ierland en hij is echt... '
  
  Maar van Hawks glimlach wist ik dat dat niet zo was.
  
  'De journaalbeelden zijn inderdaad vals. Een presentje van de Amalgated Press en Wire Service.' Ik grinnikte. De Amalgated Press was de dekmantel waaronder AXE opereerde.
  
  'Maar als we jou bedotten,' vervolgde Hawk, 'mogen we hopen dat we Schillingers vijanden kunnen bedotten, wie dat ook zijn.'
  
  Ik bestudeerde de gelaatstrekken van de man die naar me lachte vanaf het scherm dat Hawk weer had aangezet. Het was Gerard Schillinger. En toch liet Hawk me duidelijk weten dat hij het niet was. Het dunnende haar, de bruine ogen waren dezelfde als op de foto's die ik van de man
  
  had gezien. De scherpe neus en de volle lippen dezelfde als van het gezicht dat nog maar drie weken geleden op de omslag van Time had gestaan.
  
  'Als het een dubbelganger is,' zei ik, half vragend want ik kon het nog steeds niet geloven, 'dan is het een tweeling zoals ik nog nooit heb gezien.' Van de verandering in Hawks uitdrukking wist ik dat ik raak had geschoten, dus meer op mijn gemak ging ik verder: 'Waar ter wereld heeft u die kunnen vinden?'
  
  'Kansas City, geloof het of niet.' Terwijl hij dat zei draaide Hawk zich om en bestudeerde samen met mij het gezicht op het scherm. 'We hebben elke laatste bijzonderheid van Schillinger aan de computer gevoed: leeftijd, lengte, gewicht, kleur ogen, zelfs het recept van zijn contactlenzen ... en twintig minuten later kwam de machine op de proppen met de naam van David J. Cohen, handelaar in ijzerwaren uit Kansas City.'
  
  'Ex-handelaar in ijzerwaren,' mompelde ik, want ik wist dat wat er ook over mocht zijn van Mister Cohen nu ronddreef in de Atlantische Oceaan.
  
  Hawk drukte op de knop en het glimlachende gezicht van David J. Cohen vervaagde voor de laatste maal. 'We hebben Cohen van het gevaar op de hoogte gesteld, zelfs de zaken een beetje overdreven. Maar hij zei dat hij voor PWV alles zou doen - zelfs naar Engeland zwemmen ... '
  
  Toen Hawk de ironie van zijn woorden realiseerde, stierf zijn stem weg.
  
  Ik zag het nu duidelijk voor me en liep op de zaken vooruit. 'Dus onze C7 zorgt ervoor dat de echte Schillinger in Londen aankomt.'
  
  Hawk knikte, liep toen om zijn bureau heen en maakte de bovenste la open. Hij haalde er een stuk zilver uit dat eruitzag als de helft van een geponste computerkaart, liep ermee naar de kantoorkasten in de andere hoek en stak het stuk metaal erin. De voorkant van de zwarte kasten gleed weg en omhulde Hawks ronde muurkluis.
  
  Ik keek naar de lens die boven de kluis in de muur zat en voelde mijn spieren onwillekeurig spannen. Ik was hier eerder getuige van geweest en elke keer schoot hetzelfde woord door mijn hoofd - wegwezen! Want de kluis bevatte, naast de topgeheime documenten van AXE, voldoende explosieven om zichzelf en iedereen in het kantoor in de lucht te doen vliegen.
  
  Hawk raakte een hendel aan opzij van de kluis en een plotseling licht verblindde me even. Tot zover ging alles nog goed, de lens fotografeerde Hawk zoals hij voor de kluis stond. Het legde nu zijn beeld vast en bracht dat nu lijn voor lijn over naar de geheugenbank van een computer die zijn foto bewaarde en die computer was direct verbonden met het ontstekingsmechanisme binnenin. Als er iemand anders voor de lens stond als het licht ging branden dan zou de computer zijn dodelijke boodschap overbrengen naar de ontsteking van de kluis - en Bang!
  
  Hawk had me een keer verteld dat hij elke paar weken de computer opnieuw moest programmeren met een recente foto van hemzelf, want zo fijn was het identificatie mechanisme afgesteld. 'Zelfs een nieuwe grijze haar zou een negatieve identificatie kunnen inhouden - en God verhoedde me dat ik het ding een keer openmaak als ik me heb vergeten te scheren.'
  
  Kennelijk accepteerde de computer zijn gezicht, want de kluisdeur zwaaide open. Hawk haalde er een envelop uit, keek weer in de lens en raakte de hendel aan.
  
  Het licht flitste en de deur zwaaide dicht. Hawk liep terug naar zijn bureau, terwijl de voorkant van de kasten weer op zijn plaats gleed.
  
  Ik wilde hem vertellen dat ik liever had dat hij dat ritueel uitvoerde als ik niet in het kantoor was, maar ik hield mijn mond dicht. Hij was al bezig mij mijn dekmantel te beschrijven.
  
  'Jij bent Ned Crawford, president van het World Wide Talent Agency, met kantoren in alle belangrijke steden ... ' Zoals zovele aliassen van AXE bestond Crawford al vele jaren op papier, wachtend op het moment dat een AXE-opdracht hem werkelijkheid zou doen worden.
  
  Hawk was net klaar met zijn uitleg van mijn nieuwe identiteit en overhandigde me de envelop met credit cards en andere persoonlijke papieren, toen een schrille fluittoon opklonk. Zonder iets te zeggen, draaide hij zich om in zijn stoel en keek naar de kaart met de gloeiende lichtjes. Een oranje licht op een klein eilandje in de Caribische Zee brandde helderder dan de rest. Ik wist wat het betekende -een AXE-agent in moeilijkheden.
  
  'Goed, Nick,' zei hij snel, 'informatie over de details van je opdracht zit hierin' - hij gaf me een map - 'en je hebt de gegevens over je identiteit.' Hij keek niet naar me terwijl hij sprak; hij was bezig zijn aktetas te vullen met papieren en een 9mm Luger die bijna identiek was aan mijn eigen Wilhelmina, knus opgeborgen in de holster onder mijn blazer. 'Ik neem contact met je op als je je hebt in laten schrijven in je hotel. Bestudeer die rommel en wacht tot je van me hoort.'
  
  Tien seconden later was hij op weg naar de deur. Ik volgde hem op de hielen.
  
  Buiten het kantoor van Amalgated Press and Wire Services gingen we uit elkaar. Daarna hoorde ik pas weer van het hoofdkwartier op de avond dat ik de mooie Lorna Terry zou ontmoeten.
  
  Ik stapte net onder de douche vandaan in mij n superdeluxe hotelkamer in Washington toen de telefoon ging.
  
  De vertrouwde stem aan de andere kant zei: 'Ned? Joseph hier.' Ned ... drie letters. Joseph ... zes. Totaal van negen. Trek er drie van af (van mijn classificatie als N3), uitkomst: zes.
  
  'Oké, Joe. Zeg het maar,' antwoordde ik en schreef nauwgezet alle woorden die ik hoorde op een blocnote dat voor me lag.
  
  Het was een lange, ingewikkelde boodschap over een nieuwe klant van World Wide Talent die ik zou ontmoeten als ik in het oosten was. Het eindigde met een paar vreemde feiten en cijfers die te maken hadden met de sommen die door hem waren betaald voor een reclamespot over bevroren sinaasappelsap. Toen hoorde ik de stem van Hawk zeggen: 'Tot ziens, Ned.'
  
  'Oké, Joseph. Ik zal het nagaan. Bedankt voor het telefoontje.' Ik hing snel op en begon elk zesde woord van het bericht te omcirkelen. Toen ik ermee klaar was, las ik: Tweede aanslag verijdeld... doelwit nog in leven ... oranje licht voorgoed gedoofd. Voor mijn geestesoog zag ik de kaart met één gekleurd lichtje minder. Arme donder, dacht ik. Wie je ook bent.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  De actie was voorbij. Het was een enorm succes geworden met een opbrengst van verscheidene miljoenen voor het PWV en honderden nieuwe vrijwilligers om Schillingers plan te steunen.
  
  Tijdens de hele affaire had ik geen enkele verdachte beweging opgemerkt, niets dat ook maar enigszins gezien kon worden als heimelijk of verdacht. Elk gezicht was één en al glimlach, alle gelaatsuitdrukkingen vol broederlijke liefde. Hawk had gelijk gehad. Ze zaten achter Schillinger aan. Alle actie of verdere toespitsing van het complot zou plaatsvinden waar hij zich bevond.
  
  En nu was hij in Londen. De bijeenkomst in het Palladium was net achter de rug toen die hier begon. En tijdens de bijeenkomst in Washington kregen wij beelden te zien met onder meer Schillingers korte, maar effectieve optreden. Ik bekeek de film heel nauwgezet. Na al een keer bedot te zijn met valse beelden van zijn aankomst, was ik bereid alles te wantrouwen, maar op geen enkele manier waren deze te vervalsen. Ik zag hem het podium van het Palladium oplopen om een staande ovatie in ontvangst te nemen, terwijl hij zich tegenover het publiek verontschuldigde voor het korte optreden dankzij een kou, een paar roerende woorden sprak over het PWV en daarna, onder een staande ovatie, weer verdween. Ditmaal was er niets vals aan, zelfs de kou niet. Ik hoorde de heesheid in zijn gewoonlijk zijdeachtige stem.
  
  Dus Cl en Hawk hadden hun werk goed gedaan. Ten slotte was Schillinger veilig in Londen en het was de taak van C7 dat zo te houden.
  
  Ik had momenteel een heel wat plezieriger opdracht. Ik werd verondersteld Lorna Terry mijn kamer binnen te lokken voor wat vriendelijke ontspanning. Alleen maar om de wereld ervan te overtuigen dat ik werkelijk Ned Crawford was, all-American pikkenzwaaier en showbiztovenaar.
  
  Ik had de gebruikelijke strijd van mannetje en vrouwtje verwacht, zij bezwaren makend terwijl ik aandrong. Ik verwachtte dat het me meer tijd zou kosten aangezien mijn doelwit Amerika's zingende schat was - of swingende schat... Ik was niet op de hoogte van de laatste omschrijving van Variety. In ieder geval was ze gewend nogal wat seksvoorstellen te krijgen en waarschijnlijk kreeg ze er meer dan haar lief was. Het deed geen pijn dat zij een verrekt lekker stuk was.
  
  Ik stapte erop af, zoals verwacht werd van een goede agent die zich uitsloofde voor God, vaderland en de hele reut, en zie-toch-eens-aan, ze zei ja in minder dan tien minuten. Zelfs voor mij was dat een record.
  
  Ze sloeg mijn kamer af, maar stelde haar huis voor, wat toevallig een huis in Georgetown was dat een vriend haar had geleend voor de tijd dat zij in Washington was. Misschien kende ik hem, senator Robbie Hanson? Ik weet niet waarom het mij verraste dat zij de jonge senator kende. Hij had de reputatie van een versierder en het uiterlijk dat er bijhoort. Dus als hij Lorna aansprak, voegde zij zich bij een lange rij vrouwen die hij zijn bed had binnengelokt. Daarnaast was hij één van de vooraanstaande figuren van PWV en dat kon Lorna's interesse in de beweging verklaren en haar aanwezigheid bij deze bijeenkomst.
  
  We babbelden wat over onnozele dingen in de taxi naar Hansons huis, maar eenmaal binnen zorgde Lorna ervoor dat de stemming veranderde. Ze hield het licht gedempt, zette de platenspeler aan en richtte zich onmiddellijk op mij. Ze kleedde zich uit terwijl ik haar naar de slaapkamer volgde.
  
  Glimlachend keek ze naar me op, terwijl haar rode haar uitwaaierde over het kussen. Ik bedekte haar iets wijkende lippen met die van mij. Haar lichaam drukte zich tegen mij aan. Mijn mond gleed naar de satijnzachte huid van haar nek en ik voelde haar bloed kloppen tegen mijn lippen toen ik haar kuste. Het enorme matras werd ons gehele universum toen onze beide lichamen met elkaar versmolten. 'Ned ... oh, Ned ... ' De zachte heesheid van haar stem was het enige dat ik nog hoorde. Ik wist niet langer waar haar huid ophield en waar die van mij begon. Niets wist ik meer en het kon me weinig meer schelen.
  
  Ik zag het bloed kloppen in haar nek toen ze zich in haar kussen drukte. Zonder enige inmenging van mij spanden mijn spieren zich om een zo klein mogelijke afstand tussen ons te bewaren. Onze lichamen versmolten weer met elkaar, al ons besef begroef zich in genot, warme lijven die over de lakens gleden, twee in één nu, werkend naar een hoogtepunt van een enkele kreun van verlichting en tevredenheid.
  
  Toen ik op het punt stond in slaap weg te zakken, voelde ik even een steek van medelijden voor agent Cl. Daar holde hij voort door de Londense mist; hier lag ik, veilig in Washington, dicht tegen het perfecte lichaam van de perfecte Lorna Terry aan ...
  
  In dat moment van half-slaap voelde ik vier ruwe handen op mijn nek en schouders. De handen waren niet alleen ruw, ze waren nog sterk ook. Ze rukten me overeind en toen ik me omdraaide, deels door mijn eigen inspanning, deels door die van hen, deed een smerige dreun tegen ae zijkant van mijn hoofd me plat op mijn gezicht neerkomen. Ik hoorde Lorna gillen, haar vurige smeekbede: 'Nee! Nee! Niet doen, alsjeblieft.'
  
  Mijn instinkt zei me haar te beschermen. Ik draaide me weer om naar de aanvallers, maar een volgende dreun deed me van het bed op het kleed tuimelen. Mijn hoofd raakte een antiek nachtkastje en het kastje, een lamp en een grote, kristallen asbak voegden zich even later bij me op de grond. Ik draaide me om en greep de asbak. Het was niet veel bijzonders als bescherming tegen deze twee gorilla's, maar ik had niet zo veel keus.
  
  Ik was net op handen en voeten toen ze weer bovenop me lagen. Dit keer kreeg ik een glimp van ze te zien. Samen zouden ze het op een weegschaal gemakkelijk tot vierhonderd en dertig pond hebben gebracht en bovenop elkaar zouden ze een goede vier meter hebben gehaald.
  
  Ze kwamen van weerskanten op me af en toen ik me overeind hees, gebruikte ik de asbak ten volle. Ik beschreef er een wijde boog mee, raakte de een tegen zijn voorhoofd en kerfde de ander van oog tot oor. Het hield ze slechts voor een fractie van een seconde tegen, maar dat eventjes gebruikte ik om over het bed heen te duiken. Lorna gilde nog steeds en ze was erin geslaagd de lakens op te trekken, zodat haar naaktheid ten dele was bedekt. Zonder te kijken waar onze ongenode gasten zich bevonden, greep ik naar de stapel kleren die ik had achtergelaten op een stoel.
  
  In mijn rechter broekzak zat Pierre, mijn meest intieme vriend. Pierre is een klein gasbommetje, prachtig uitgedokterd door AXE, voor juist dergelijke noodsituaties. Toen ik me even eerder uitkleedde, had ik hem omzichtig van mijn dij losgemaakt met de gedachte dat zijn aanwezigheid wel een beetje moeilijk te verklaren zou zijn aan Lorna.
  
  Ik onderschatte de snelheid en het uithoudingsvermogen van mijn twee aanvallers. Voor mijn hand de zak had gevonden, laat staan Pierre, voelde ik hun indrukwekkende aanwezigheid overal om me heen. Eén greep me bij de schouders en draaide me om, terwijl de ander me een verpletterende opdonder in mijn gezicht gaf die me groggy terugbracht op het bed, bijna in Lorna's schoot.
  
  Toen ik me omdraaide om naar haar te kijken, maakte een klap in mijn nek het werk af. De wereld veranderde van grijs naar zwart en ik herinner mij de blik van afgrijzen in haar groene ogen te zien en spetters van mijn bloed over heel haar prachtige, blanke huid.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Lorna bleef gillen, met een schril, lelijk geluid dat in mijn hoofd resoneerde. Ik schudde het om mijn oren te bevrijden van het pijnlijke geluid en ik opende mijn mond om haar het zwijgen op te leggen.
  
  Ik voelde mijn lippen spannen tegen een pleister en met het bewustzijn kwam de realiteit terug. Het was donker in de auto. We schenen met een behoorlijke snelheid te rijden en Charley stelde weer eens één van zijn vragen.
  
  'Weet je zeker dattie Herndon zei?'
  
  'Natuurlijk weet ik het zeker,' snauwde Franz. 'Hij zei dat het een lekker verlaten stuk is en de perfecte plaats voor het... ongeluk.'
  
  Charley gromde en door de manier waarop hij gromde was het duidelijk dat hij nog niet zo zeker was of de Duitser wel gelijk had. Ik wist dat Herndon in Virginia lag, op een uur of wat van Washington vandaan en dat we waarschijnlijk op de Belt Parkway waren, naar het zuiden rijdend. Ik had graag willen weten wie, verdomme, deze twee de voortgolvende heuvels van Virginia had voorgesteld als de perfecte plaats voor mijn 'ongeluk'. Als ik wist wie dit tweetal in dienst had genomen, had ik misschien een aanwijzing voor de redenen die erachter staken.
  
  Op dat moment besloot Charley mijn borst te gebruiken als een voetenbankje en het gewicht van zijn maat vijfenveertig laarzen deed mijn ongemakkelijke positie weinig goed. Ik kauwde een paar uitgelezen vloeken tegen het hechtpleister. Toen ik de wagen langzamer voelde rijden en naar links draaien, wist ik dat we de afslag voor Herndon hadden bereikt.
  
  Het zou niet al te lang meer duren voor ik een paar antwoorden had. Ik kon alleen maar hopen dat het, wanneer ik die kreeg, niet te laat zou zijn ze te gebruiken.
  
  Weer werd de deken naar beneden getrokken en ik sloot mijn ogen, bewusteloosheid voorwendend. Het effen wegdek van de autoweg was verdwenen en aan de bewegingen onder me, giste ik dat we voortreden over een landweggetje dat hard aan enige herstelwerkzaamheden toe was. Ik hoorde het gekraak van cellofaan en realiseerde me tot mijn ontsteltenis dat Charley op het punt stond één van zijn sigaren aan te steken. Toen ik de aansteker hoorde knippen, opende ik mijn ogen een kiertje om te zien of ik iets kon ontdekken in het licht van zijn Zippo.
  
  Het was perfect getimed.
  
  Charleys twee massieve laarzen waren nog steeds stevig op mijn borst geplaatst en zijn broekspijpen waren iets opgetrokken zodat ik de rand van mijn sokken zag en het melkwit van zijn stevige benen. In het gele licht van zijn aansteker glinsterde er iets metaalachtigs boven de rechtersok. Het was het prachtige zilver van een stilettoheft, het mooiste gezicht dat ik sinds lange tijd had gehad. Ik sloot mijn ogen en glimlachte. Ik dacht aan Hugo, mijn eigen stiletto, en wenste dat die op mijn onderarm vastgegespt zat. Maar zoals de zaken er nu voor stonden, zou die van Charley wel volstaan.
  
  De trilling in mijn rug werd heviger en ik vermoedde dat we nu over een zandweg reden. Ik kon elk gat en elke hobbel voelen terwijl we zo voortreden.
  
  'Godsamme, rij wat langzamer,' snauwde Charley.
  
  'Wil jij soms rijden?' antwoordde Franz snierend.
  
  Op dat moment werd ik even bevangen door de stompzinnige hoop dat Charley zich Hitler zou herinneren en de ander naar de keel zou vliegen. Maar hij stelde me teleur.
  
  'Jij houdt je opmerkingen maar voor je,' zei hij na een diepe hijs aan zijn sigaar. 'Anders zal ik het de baas eens aan zijn neus hangen.'
  
  De wagen maakte een plotselinge draai en we kwamen nu
  
  over een weg die nog hobbeliger was dan die welke we net verlaten hadden. Charley boog zich weer naar voren.
  
  'Hé! Denk eraan dat we ook nog terug moeten als we hem eenmaal kwijt zijn. We hebben er niets aan om een paar uur in het rond te blijven rijden als we de weg terug niet meer kunnen vinden. Missen we misschien het vliegtuig ook nog.'
  
  Franz negeerde Charleys laatste klacht en bleef voorthobbelen zonder zijn snelheid te verminderen.
  
  'En als we dat vliegtuig missen en niet op tijd zijn voor de grote klapper, zou je vriend Mister Gunther het wel eens erg vervelend kunnen vinden.'
  
  'Hou je bek, idioot,' gilde Franz terwijl hij de limousine piepend tot stilstand bracht. Ik hoorde de stenen onder de achterbanden wegspringen. Toen werd het kon takt uitgezet en de motor kwam tot stilstand. Het voorportier ging open en sloeg weer dicht. Een paar seconden later hoorde ik het geluid van het achterportier dat werd geopend en de warme bries van Virginia streelde langs mijn blote voeten. Franz' stem kwam woedend uit die richting.
  
  'Jij stomme Engelse idioot! Ik zou jou ook hier dood moeten achterlaten. Je weet dat we de opdracht hebben nooit zijn naam uit te spreken, zelfs niet tegen elkaar.'
  
  'Rustig aan.' Aan de jammerende klank van Charleys stem wist ik dat hij bang was voor zijn partner en dat die Mister Gunter - wie dat ook mocht zijn - het brein was achter alles wat er vanavond gebeurde.
  
  'Waarom doe je zo opgefokt,' ging Charley verder.
  
  'Deze,' en hij duwde zijn hakken verder in mijn borst, 'is al half dood nu. Die zal niemand niks vertellen.'
  
  'Hou je smoel,' onderbrak Franz Charleys verontschuldigingen. 'Ik maak zijn enkels los. Neem jij zijn polsen.' Kom op, Charley, een beetje snel, dacht ik. Als het plannetje dat ik in gedachten had wilde werken, dan moest Charley mijn polsen eerder vrij hebben dan de Duitser mijn enkels. Ik voelde Franz' onhandige vingers bezig met de touwen rond mijn enkels nog voor Charley ook maar in de buurt van mijn polsen was gekomen. Ik bleef in gedachten Franz' gevoelvolle woorden herhalen: 'Schiet op, Engelse idioot.' Hij moet mijn gedachten gelezen hebben, want hij tilde mijn polsen op en begon koortsachtig te werken aan de knopen. Ik voelde het touw meegeven en wist dat één pols vrij was. En één was alles wat ik nodig had.
  
  Ik rukte mijn benen los uit Franz' greep en trok ze snel op tegen mijn borst. Toen, met alle kracht die ik kon opbrengen, liet ik ze weer terug schieten. Ze raakten Franz' enorme pens voor hij wist wat er aan de hand was. De kreun van de getroffen Duitser en het geluid van zijn knieën die neerkwamen op de stenen van de landweg, vertelden me dat mijn plan al voor de helft geslaagd was. Ik richtte mijn aandacht op Charley. Hij greep mijn polsen stevig beet en probeerde de zaken onder controle te houden tot zijn hersens op gelijk niveau waren gekomen met zijn spieren, maar toen was het al te laat. Ik slaagde er in één hand los te rukken en graaide blindelings naar de plek boven zijn rechtersok. Mijn vingers voelden het koude staal en ik rukte het mes uit de schede, daarbij het vlees van zijn kuitbeen kervend.
  
  Charley liet mijn pols los en greep met beide handen naar zijn bloedende been. Nog geen fractie van een seconde later stootte ik het mes blindelings in de richting van zijn buik. Ik voelde de weerstand toen het mes in zijn vlees kwam. Zijn kreet bereikte mij op hetzelfde moment dat een geiser van bloed opspoot uit zijn buik.
  
  Ik hees mezelf op van de vloer van de wagen. Franz krabbelde net, nog steeds snakkend naar adem, overeind van zijn knieën. Charleys kreten klonken overal om me heen en daar ik wist dat een gewond dier het gevaarlijkste van alles was, schoot ik op het open portier af, de stiletto op Franz gericht.
  
  De Duitser was zowel sneller als slimmer dan zijn partner. Hij zag me eraan komen en gaf het portier een zwaai met heel zijn aanzienlijke kracht. Het zware portier sloeg tegen mijn rechterarm aan en in dat moment van pijn voelde ik Charleys mes uit mijn greep glippen. Ik trapte mijn linkervoet tegen het portier en hoopte dat het gewicht ervan de Duitser weer zou doen neertuimelen voor hij goed en wel overeind was.
  
  De kreun die me van buiten bereikte, vertelde me dat mijn berekening juist was geweest. Voor ik ook maar halfweg het open portier was, voelde ik Charleys handen, glibberig van het bloed, naar mijn schouders graaien. Ik ontweek zijn greep en gaf het portier nog een volledige zwaai voor ik uit de auto het donker binnengleed.
  
  Even leek het alsof de maan aan mijn kant stond in dit dodelijke spel. De citroengele gloed verdween net achter de dunne duisternis van een paar inktzwarte wolken. Er was geen tijd om de stiletto op de grond te gaan zoeken. Hoezeer ik ook een wapen nodig had, tijd was belangrijker tijd om heel ver weg te komen. Ik wist dat Franz zich nog steeds ergens achter dat achterportier bevond, dus mijn koers was de andere richting op.
  
  Ik rende langs het voorportier van de wagen, terwijl ik de pleister van mijn mond scheurde en pogingen deed de pijn te negeren van de stenen die in mijn blote voeten drongen. Onder het rennen schenen al mijn spieren het uit te schreeuwen van vreugde over de bevrijding van de beklemming van het afgelopen uur. En de warme wind van Virginia bewoog zich als een vriendelijke massage langs mijn huid.
  
  Toen mijn ogen aan het donker gewend waren, keek ik wanhopig van links naar rechts in een poging de een of andere vluchtroute te vinden. Links viel het land steil weg naar een stroom die ik onder me door het weiland hoorde murmelen. Rechts strekte het land zich uit voor zover ik kon zien, zonder de mogelijke bescherming van een boom of een stuk rots. Ik bleef rechtdoor rennen. Ik wist dat ik de weg moest verlaten en een terrein moest vinden dat me een soort dekking kon geven. Maar het open, voortgolvende landschap van Virginia beantwoordde niet aan mijn directe behoeften.
  
  Ongeveer honderd meter verderop lag de weg in diepe schaduwen. Ik zag een strook bomen tegen de lucht afsteken. Plotseling was de weg om me heen scherp verlicht. De koplampen van de wagen. De auto zou de afstand tussen ons in opvreten lang voordat ik de bomen had bereikt. Zonder om te kijken ging ik ogenblikkelijk van de weg af en begon door het open veld rechts van me te rennen. Ik hoorde de motor starten en het schuren van rubber tegen grint toen de lichten naderbij snelden.
  
  De bomen lagen op ongeveer dertig meter voor me, maar aan het geluid van de motor en de sterkte van de koplampen, wist ik dat de wagen op gelijke hoogte met me was. Toen zwaaiden de koplampen in mijn richting en hoorde ik het gekreun van chassis en schokbrekers toen de wagen de weg verliet. Hij schokte over de greppel heen en kwam in het veld.
  
  Het licht om me heen werd helderder en aan het geluid van de motor en de krakende veren wist ik dat de wagen te dichtbij was om me behaaglijk te voelen. Ik begon heen en weer te rennen. Ik wist dat het slechts een tijdelijke afleiding was die me op geen enkele manier snel in de buurt van de bomen zou brengen, maar op geen andere wijze kon ik die opgevoerde slee voor blijven. Ik had tevens een behoorlijk zeker gevoel dat Charley en Franz, hoe slecht ik ze ook achter had gelaten, er niet alleen op uit waren me in te halen maar tevens me in te pakken en te begraven, gezien de snelheid waarmee ze over het ruige veld reden.
  
  Toen ik plotseling van links naar rechts schoot en weer terug, hoorde ik de wielen piepen over het natte gras. Voor een paar gelukkige seconden was ik uit de baan van de koplampen. Maar toen waren ze weer op me. De remmen kwamen piepend tot leven en de wagen stond stil. Een portier sloeg dicht en ik wist dat één van hen uit de wagen was gekomen en nu te voet achter me aan zat. Ik draaide me snel om en in het licht van de koplampen zag ik Franz achter me aankomen. Dat moment van omkijken was mijn grote fout. Mijn linkervoet bleef in een gat steken en ik sloeg voorover tegen het bedauwde gras.
  
  Voor ik weer overeind kon komen, zat Franz al bovenop me. Ik lag plat op mijn rug met zijn volle gewicht direct bovenop me. Mijn armen waren nog steeds vrij en mijn handen zochten naar een steen, of een handvol grint. Een slag tegen de rechterkant van mijn kaak deed mijn hoofd opzij tollen. Direct erop kreeg ik een slag tegen de linkerkant en de sterren die ik zag hadden niets te maken met de nachthemel boven ons. Zijn twee groffe handen grepen me beet aan weerskanten van mijn hoofd. Terwijl hij mijn beide oren als handgrepen gebruikte, begon hij mijn hoofd in een gemeen ritme tegen de grond te dreunen.
  
  Aangezien mijn handen nog steeds vrij waren, balde ik ze tot vuisten en dreef ze naar beneden, naar Franz' meest intieme delen. Mocht er ook maar enig gevoel in hem schuilen, dan zou ik dat wellicht daar vinden. En ik had gelijk. Zelfs in het donker zag ik het wit van zijn ogen verwijdden van pijn en verbazing.
  
  Zijn handen lieten mijn oren los, maar voor hij zich kon beschermen liet ik hem nogmaals een stoot in hetzelfde gebied voelen. De pijn van de tweede uithaal deed hem volledig dubbelslaan. Ik worstelde me onder hem vandaan en zorgde ervoor dat mijn knie onderweg een duidelijk contact maakte met zijn kaak. Zijn lichaam vouwde weer uit en zijn handen schoten van zijn lies naar zijn kin, niet wetend welk deel van hem nu de meeste bescherming nodig had.
  
  Ik liet hem zijn eigen probleem oplossen, draaide me om en zette mijn handen schrap tegen het natte gras om me op mijn knieën te drukken. Op hetzelfde moment raakte de zool van een massieve laars me onder de kin en deed me weer tollend tegen de grond terechtkomen.
  
  Ik keek op en zag Charley wankel op me afkomen. Zijn nylon windjack zat als een ballon om zijn enorme lijf heen en ik zag de donkere, vochtige bloedvlekken er doorheen komen. Zijn ogen waren die van een krankzinnige en hij bracht zijn voet weer omhoog voor een volgende schop. Als hij me raakte, zou hij me kreupel schoppen. Ik rolde me snel opzij en de neus van zijn laars schampte af langs mijn ruggengraat. Ik draaide me weer om, greep zijn enkel vast en slaagde erin om hem uit zijn evenwicht te trekken. Met een wilde schreeuw viel hij voorover en ik voelde de grond trillen toen hij die raakte.
  
  Ergens uit de duisternis achter me kwamen twee enorme handen die zich rond mijn keel sloten. Ik had Franz' herstellingsvermogen onderschat. Met reuzenkracht trokken de beide handen me op mijn knieën en hielden me daar voor een genadeloze trap tegen mijn achterste die me bijna in tweeën deed splijten.
  
  'Dood hem, Franz! Dood die smerige klootzak,' schreeuwde Charley.
  
  'Nee, ik dood hem niet op deze manier. Ik doe het volgens opdracht,' snauwde Franz tussen opeengeklemde tanden. 'Haal de fles uit de wagen.'
  
  Door de nevel die mijn blikveld vertroebelde heen zag ik Charley met een kalme gang op ons af komen. Met één hand hield hij zijn buik vast, met de andere een geelbruine fles.
  
  'Ik bloed dood, Franz,' jammerde de Cockney. 'Ik moet snel naar een dokter, anders heb ik het gehad.' Zijn stem beefde van de angst.
  
  'De baas zal het niet leuk vinden als jij doodgaat, Charley,' waren de enige woorden van troost die Franz wist op te brengen voor hij de fles greep. 'Je bent nog niet klaar met je werk.' De Duitser was nu achter me. Hij tilde mijn hoofd ruw van de grond en hield mijn armen stevig achter mijn rug met één hand. Ik probeerde weerstand te bieden met dat beetje kracht dat ik nog over had.
  
  'Pak zijn benen,' zei Franz.
  
  Ik voelde mijn enkels in de zachte grond wegzakken toen Charley de zolen van zijn laarzen eerst op het ene been zette en toen op het andere. Een warme druppel viel op mijn dij. Charley had gelijk: hij bloedde inderdaad dood. 'Hier, hou vast.' Franz gaf de fles aan Charley. Met zijn vrije hand kneep de Duitser mijn neus dicht. Binnen een paar seconden had hij het beoogde resultaat te pakken. Ik opende mijn mond om adem te halen.
  
  'Giet het snel naar binnen,' snauwde Franz en voor ik goed en wel begreep wat er gebeurde, voelde ik de scherpe smaak van goedkope bourbon in de verse sneden op mijn lippen en in mijn mond. Ik hoestte en dacht dat ik mijn ingewanden zou uitkotsen toen de drank mijn keel binnengleed.
  
  Na een eeuwigheid hoorde ik de lege fles op de grond vallen. Franz liet mijn neus los en sleurde me overeind. Hij dwong me voor hem uit te lopen.
  
  'Stap in de auto en breng hem terug op de weg.'
  
  'Ik moet naar een dokter,' smeekte Charley, terwijl hij het bevel opvolgde. Toen Franz me voorbij de wagen sleurde, hoorde ik de motor starten. Toen schoot hij in zijn achteruit en reed terug naar de zandweg. Charley had haast om me uit de weg te ruimen en zijn ingewanden naar een dokter toe te brengen voor ze over de hele voorbank van de auto verspreid lagen.
  
  Plotseling maakte de koelte van het veld plaats voor het warme grint van de weg. Franz had me tot aan de rand van de weg gebracht. Terwijl hij me steviger van achteren vastpakte, bewees de smerige bourbon vermengd met mijn eigen bloed, te veel te zijn voor mijn anders zo sterke maag. De spieren onder mijn borst trokken krampachtig samen en ik leegde de inhoud van mijn maag in het grint van de weg.
  
  'Zwijn,' beet Franz, terwijl hij mijn armen naar elkaar toe trok tot de ellebogen elkaar raakten. 'Smerig Amerikaans zwijn.'
  
  Ik hoorde hem luid en duidelijk. De tijdelijke misselijkheid moest mijn hoofd en blikveld weer helder hebben gemaakt. En ik voelde me levend en vastbesloten dat zo te houden. Charley had de wagen zo'n zestig meter achteruit gereden op de weg. De koplampen gaven nu groot licht en de automatische versnellingsbak werd nu in zijn vooruit gezet. De wagen kwam op ons af. Nu wist ik precies wat mijn ongeluk zou worden. In het verblindende schijnsel van de naderende koplampen zag ik de krantenkoppen voor me. 'Dronken Naaktloper Slachtoffer Van Wegpiraat'. Of 'Onbekende Streaker Dood Gevonden In Virginia'.
  
  Ik voelde dat Franz mijn armen losliet en me naar voren duwde, in de baan van de wagen.
  
  Toen ik me omdraaide, voelde ik bijna de warmte van het rechter voorlicht tegen mijn dij branden. In die ene seconde sprong ik zo hoog mogelijk, terwijl ik een schietgebedje deed dat ik hoog genoeg zou komen om de bumper en grill te vermijden en de motorkap te halen.
  
  Zowel mijn berekening als het schietgebedje werkte.
  
  Ik voelde de vlakke warmte van de motorkap tegen mijn lichaam. Ik rolde er overheen en kwam tot stilstand tegen de voorruit. Ik zag Charleys angstige, verschrikte uitdrukking door het glas tussen ons in heen. Toen drukte ik mezelf plat tegen de voorruit en gebruikte elke centimeter van mijn naakte lichaam om Charley het uitzicht te ontnemen.
  
  In zijn paniek maakte Charley twee duidelijke fouten. Hij trapte op de rem en draaide zijn stuur om, eerste de ene kant op dan de andere. De Mercedes caramboleerde van de ene kant van de weg naar de andere en kwam tot stilstand tegen een stenen rand. Ik werd van de motorkap af geworpen en kwam neer in het bekende, natte gras. Ik worstelde me op handen en knieën en schudde mijn hoofd in een poging dat te bevrijden van alle woeste kleuren en bliksemschichten die er doorheen schoten.
  
  Langzaam reed de Mercedes weer naar achteren voor een volgende aanval. Toen de wagen van achteruit naar vooruit werd geschakeld en weer op me af kwam, liet ik mijn hoofd op mijn borst zakken en sloot mijn ogen. Ik had geen kracht meer over.
  
  Het geluid van het eerste schot deed mijn hoofd terugschieten naar zijn oorspronkelijke positie. Ik was net op tijd om de wagen, niet langer onder controle, rond te zien tollen en dan te verdwijnen over de rand van de weg langs de afglooiende helling. Toen hij zijn laatste rustplaats bereikte, werd het geluid van de explosie gevolgd door een geweldige steekvlam.
  
  Plotseling klonk het tweede schot en het lichaam van de Duitser raakte de grond in een vreemde hoek. Ik denk dat ik net had besloten dat Franz dood was toen ik het bewustzijn verloor.
  
  Ik dacht in ieder geval dat ik het bewustzijn verloor, want wat er na gebeurde, kon slechts voorvallen in een krankzinnige droom. In het veld aan de andere kant van de weg, langzaam naar beneden komend langs een begroeide heuvel, verscheen een enorm gebouwde man die rechtstreeks afkomstig scheen uit een slechte B-film. De kraag van zijn overjas was opgeslagen op de manier van spionnen en bommengooiers en op dezelfde manier was de rand van zijn vilten hoed over één oog getrokken.
  
  Hij had nu de andere kant van de weg bereikt en keek neer op het erg dode lichaam van Franz en het halfdode van mij, terwijl hij zijn revolver voorzichtig op ons gericht hield. Ik moest mijn hoofd verder optillen om hem helemaal te kunnen zien, want hij was minstens één meter negentig. De ceintuur van zijn overjas zat strak om zijn middel.
  
  Toen werd alles nog verwarrender en werd de droom nog gekker.
  
  Ik knipperde met mijn ogen en richtte al mijn aandacht op die ceintuur en het middel waar die omheen zat. De taille had een omtrek van niet meer dan zestig centimeter. Eronder bolden de heupen naar buiten tot een goede negentig centimeter en erboven zag ik een borstomvang van minstens vijfennegentig. Wat was dit voor een soort gast?
  
  Het droombeeld stopte direct voor me en een in nylon gehulde knie raakte het grint. Ik rook de parfum en de stukken vielen op hun plaats.
  
  De amazone begon de helling van de heuvel af te dalen, terwijl ze moeiteloos de dode Duitser droeg. Ik tilde mijn hoofd voldoende op om haar silhouet te zien afsteken tegen de vlammen van het brandende autowrak. Deze laatste inspanning bleek te veel voor mij. Ik zag haar Franz lichaam in de vlammen gooien met een gemak alsof het een lappenpop was. Toen gaf ik het op en gaf ik me over aan de lokkende armen van de bewusteloosheid.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  Toen ik mijn ogen weer opende, was de nachtlucht plotseling kil geworden. Dunne slierten grondnevel stegen op van de warme grond. Dit droeg alleen maar bij aan het droomachtige gevoel dat ik nog steeds had. Toen ik me probeerde te bewegen, wist ik dat het geen droom was. Elk stukje van me schreeuwde het uit van het pak slaag dat ik had gekregen en ik rook nog steeds de stank van die goedkope bourbon waarmee zij me volgestopt hadden. Toen snoof ik nogmaals. Vermengd met de geur van de whisky, was daar de flauwe geur van parfum.
  
  In één snelle beweging draaide ik me om en ging rechtop zitten. De pijn die ik een paar seconden eerder nog voelde, was volledig vergeten. Toen ik me bewoog, gleed een overjas van mijn schouders tot aan mijn middel. 'Geloof het of niet,' fluisterde ik half luid. 'Ze was er echt.'
  
  Ik schoof mijn armen in de mouwen van de overjas. De zijden voering scheen elke gefolterde plek van mijn gekneusde anatomie te liefkozen. Toen zat ik met de knopen te prutsen en het duurde een paar seconden voor ik me realiseerde dat ze aan de verkeerde kant zaten. Ik bedoel, de juiste kant voor een vrouw, maar de verkeerde kant voor een man. Ik gaf het op met de knopen en rukte de ceintuur door de gesp.
  
  Ik draaide me om naar de helling achter me. Het was precies zoals ik het me herinnerde. Het metaal van het chassis gloeide oranje. Duizenden blauwe vlammetjes schoten op als duizenden gevorkte tongen en de rook die erboven hing in de zware, vochtige atmosfeer verspreidde zich over het grasland als een Londense mist.
  
  Ik begon langs de helling naar beneden te lopen naar het smeulende wrak toe. Met elke stap dankte ik de mysterieuze vrouw die de zaken zo had geregeld dat ik nog steeds in leven was en ik het gras en de omgeploegde aarde tegen mijn naakte voetzolen kon voelen. Maar wie was zij? En hoe was zij erin geslaagd hier op de allerlaatste minuut te zijn om het vooropgezette 'ongeluk' plotseling anders te doen eindigen?
  
  De hitte van het gesmolten metaal was nog steeds aanzienlijk en op tweeëneenhalve meter van het wrak vandaan hield ik stil om er met een soort van morbide gefascineerdheid naar te staren. De rook was een mengsel van verschillende dingen: benzine, bekleding, vloerbedekking en ergens de verpestende stank van geschroeid haar en geroosterd mensenvlees. Ik voelde de spieren onder mijn borst weer samentrekken, dus ik draaide me om en ging weer snel langs de helling naar boven.
  
  Terug op de weg haalde ik diep adem in de frissere lucht en keek naar beide kanten. Ik wist dat het een verrekt eind lopen was als ik terugging zoals we waren gekomen, maar aan de andere kant kon de weg verder nog veel meer lopen betekenen, dus ik besloot te proberen onze oorspronkelijke route terug te vinden. Toen ik een paar meter had gelopen over de weg, stapte ik op iets glads en koels. Het was Charleys stiletto. Ik raapte die op en liet hem in een van de zakken van de overjas glijden.
  
  Een goede drie kilometer en dertig minuten later, bereikte ik de bredere weg. Op dit uur van de ochtend lag hij verlaten. Een plotselinge koelte kroop langs mijn benen omhoog en herinnerde mij eraan dat mijn huidige uitmonstering me wellicht zou verhinderen een lift te krijgen van iemand die toevallig langs kwam en mijn opgestoken duim zag. Hoewel ik daar minder bescherming nodig had, trok ik de kraag van mijn overjas tegen mijn nek op en sukkelde verder over de verlaten weg, terwijl ik genoot van de geur van de vorige eigenaar die er nog steeds in hing.
  
  Ik denk niet dat de boer me goed bekeken had voor hij zijn vrachtwagen kreunend tot stilstand bracht. Dankbaar
  
  sprong ik naast hem in de cabine, met een gemompeld 'bedankt, vriend.' Terwijl hij gebruikmaakte van zijn onverwachte stop om zijn pijp weer aan te steken, zag ik hem neerkijken op één van mijn blote knieën die naar buiten stak uit de spleet van de niet dichtgeknoopte overjas.
  
  Snel bedekte ik de knie. Ik probeerde een glimlach en een schouderophaal en zei iets stompzinnings als 'Ik had geen tijd om me aan te kleden. Ik had haast.'
  
  Ik staarde recht naar voren door de donkere voorruit, hopend dat hij gewoon door zou rijden en me niet zou vragen weer uit te stappen. Ik slaakte een zucht van opluchting toen ik hem de pook in zijn versnelling hoorde schakelen en de wagen weer terug op de weg voelde komen.
  
  'Op een wild feestje geweest?' Hij sprak terwijl hij de geur van Buil Durham de kleine cabine in blies.
  
  'Ja,' zei ik instemmend. 'Zeker een wild feestje.' Ik besloot dat zijn excuus voor mijn voorkomen even goed was als welke ook waarmee ik op de proppen had kunnen komen. 'Was hier altijd lekker rustig tot een paar van die politiekelingen uit Washington hier het land begonnen op te kopen en heen en weer gingen reizen.'
  
  Ik knikte. 'Het is zeker een krankzinnig zootje.'
  
  'Zit jij in de politiek?' Door de afkeuring in zijn stem, wist ik dat elke bevestiging van mijn kant hem zou doen stoppen om mij te vragen weer uit te stappen.
  
  'Nee,' antwoordde ik snel. 'Niets voor mij.'
  
  'Goed.' Zijn toon werd weer vriendelijk toen hij naar een hogere versnelling overschakelde. 'Waar moet je naartoe?'
  
  Ik zei het hem en ontdekte tot mijn verrassing dat hij op weg was naar Washington DC. Daar ongeveer hield onze konversatie op, tot ik de lichten van de hoofdstad aan de horizon zag verschijnen, aan de andere kant van de brug. 'De enige politikus die ik misschien nog wel wat krediet zou willen geven, is die Schillinger. Zag hem gisteravond op de tv, helemaal uit Londen. Als er iemand is die ons in deze tijd nog vrede kan brengen, dan is hij het volgens mij.'
  
  Ik knikte instemmend en mijn hoofd explodeerde in een duizend verschillende gedachten. Een paar uur geleden was Schillinger nog veilig - maar was hij nog steeds in leven? En hoe was het met mijn compagnon, agent C7? En hoe stond het met Lorna Terry? Als één van de meest uitgesproken bewonderaars van Schillinger en met de macht van de media achter haar, kon ze één van de eerste doelwitten zijn in welk complot ook tegen hem.
  
  'Waar precies in Washington moet je zijn?'
  
  'Georgetown,' antwoordde ik. 'Maar je mag me overal afzetten.'
  
  De boer lachte voor het eerst. 'Ik denk dat ik je maar beter kan afzetten waar je moet zijn. Je bent er niet bepaald op gekleed om op dit uur van de dag over straat te lopen.'
  
  'Bedankt. Het adres kan ik me niet herinneren, maar het huis herken ik wel zodra ik het zie.'
  
  Ik zag de oude man even nadenken over mijn vreemde antwoord, toen zijn schouders ophalen en besluiten de hele zaak verder te laten voor wat het was. Ik vroeg me af of hij ooit nog een lifter zou meenemen.
  
  Mijn hart sloeg over toen we stilhielden voor het huis van Hanson. Het was volledig donker, zonder enig teken van leven binnenin. Ik schudde de ruwe hand van de boer, bedankte hem overvloedig, sprong naar buiten en rende over het plavuizen pad naar de deur. Ik draaide me om en zwaaide toen de oude vrachtwagen optrok van de stoeprand, toen drukte ik snel op de deurbel.
  
  Ik hoorde de bel weergalmen in het huis. Weer drukte ik op de bel. Weer het weergalmen binnenin het huis. Ik wist dat als Lorna daar was en in staat was om te antwoorden, ze minstens licht zou maken achter één van de ramen op de bovenverdieping. Ik stapte achteruit en keek naar boven. Alleen maar duisternis.
  
  Zo er nog enige verrassingen voor me achtergelaten waren, dan was de eerste dat de deurknop gemakkelijk naar beneden ging. Misschien werd ik door iemand daarbinnen opgewacht. Binnen maakte ik licht in de kleine maar elegante hal. Licht uit een kristallen luchter straalde boven mijn hoofd en ik haastte me de beklede trap op naar boven. 'Lorna,' riep ik onder het rennen.
  
  In de slaapkamer stopte ik en keek ik naar de perfecte orde om me heen. Het bed was opgemaakt en de sprei glad getrokken over de opgeschudde kussens. Ik liep naar het nachtkastje en knipte het licht aan. Het gepolijste kristal van de asbak, nu weer op zijn plaats, maakte oogverblindende patronen op het plafond met spiegels. De stoel waar ik eerder mijn kleren had neergegooid, was nu leeg. Even leeg als de asbak op het kastje naast het bed, waarin ik een van mijn sigaretten met gouden mondstuk had uitgedrukt, naar ik me herinnerde.
  
  Ik zette mijn speurtocht van de slaapkamer voort. Ik trok de sprei terug en ontdekte dat de lakens smetteloos wit waren, zonder de bloedvlekken waarvan ik me herinnerde dat die daar achter waren gelaten. De lakens waren bovendien perfect ingestoken. De wasmand in de badkamer bevatte slechts één van Hansons Jockey onderbroeken en er was geen enkel teken van lakens of handdoeken die waren vervangen door schone. Toen ik eerder in de badkamer was, was me de enorme collectie aan cosmetica en parfums van Lorna opgevallen. Die was ook verdwenen.
  
  Ik doorzocht de andere vertrekken op de verdieping. De een nog leger dan de andere.
  
  Toen ik weer naar beneden ging, vroeg ik me af hoe Hanson in zo'n weelderige omgeving kon leven op het salaris van een senator. Maar toen ik de woonkamer bereikte, dacht ik nergens meer over na door wat ik voor me zag.
  
  De cognacglazen die Lorna en ik op de salontafel hadden achtergelaten waren weg; ook de sigarettenpeuken in de asbakken. Ik liep naar de kleine bar in de hoek en deed de muurlamp aan. Elk glas stond op zijn plaats. De fles cognac stond op precies dezelfde plek als waar Lorna en ik het vandaan hadden gehaald om onze glazen bij te vullen. Ik wist dat ze het op de tafel had laten staan, want ik herinnerde me dat ik het etiket had bestudeerd en nog wat had gezegd over de dure smaak van de senator.
  
  Toen dacht ik aan iets anders en ik haastte me naar de sofa en keek eronder. Mijn schoenen stonden daar nog steeds zoals ik ze had achtergelaten. Wie dan ook zo zorgvuldig elk spoor van Lorna Terry en 'Ned Crawford' had uitgewist, hij (of zij) had de goed gepoetste schoenen over het hoofd gezien. Ik pakte ze op, liep terug naar de bar om het licht uit te maken en ging weer naar boven - terwijl ik probeerde iets zinnigs te ontdekken in de hele zaak.
  
  Terug in de slaapkamer maakte ik één van de deuren open van de kast die een hele muur besloeg. Robby Hanson was iemand die met de mode meeging. Ik keek langs de rijen dure kostuums, de keurige colbertjes en bijpassende broeken die allemaal keurig netjes waren opgehangen aan de hangers. Ik pakte een grijs flanellen broek, gleed in een coltrui die ik te midden van een stuk of wat anderen vond, trok mijn overjas weer aan en liep terug naar de lamp op het nachtkastje. Net op het moment dat ik dat uit wilde doen, werd mijn oog getroffen door iets dat opblonk op de rand van de kristallen asbak. Ik raapte het op en hield het onder het licht. Het was een klein stukje gestold bloed dat hardnekkig aan een van de randen was blijven kleven. Wie het perfecte schoonmaken dan ook gedaan mocht hebben, hij had een klein, maar belangrijk detail over het hoofd gezien.
  
  Toen ik eenmaal een taxi had gevonden, was de weg verder naar mijn hotel kort en gerieflijk. Een legertje schoonmakers had het druk met een aanval op de lobby en het meubilair, dus ik bereikte de lift nagenoeg onopgemerkt. Ik was me er volkomen van bewust dat ik eruitzag als een worstelaar die net een slechte wedstrijd achter de rug had en ik was niet in de stemming om ook maar iets uit te leggen aan welke hoteldetective dan ook.
  
  Als je ooit de pech hebt gehad door de restanten van een orkaan te moeten struinen, dan weet je zo'n beetje hoe mijn kamer eruit zag toen ik binnenkwam.
  
  Daar het bed het grootste stuk meubilair van het vertrek was, was dat het eerste dat me opviel. De dekens waren er afgetrokken en naar alle kanten gegooid. Het matras zag eruit alsof Geronima het had aangevallen met een botte tomahawk. Vulling lag alle kanten op en zo hier en daar lagen springveren in obscene hoeken. De laden van de kleerkast hingen er gevaarlijk uit, de inhoud ervan was over de vloer verspreid. Beide koffers waren uit de kast gehaald en stonden halfopen. Ik zag dat de voering van de nieuwste aan repen was gesneden. Het postpapier en de persoonlijke bezittingen van 'Ned Crawford' waren in alle richtingen gegooid.
  
  Te midden van de chaos die eens een veertig dollar per nacht kamer was, viel één ding direct op door de keurigheid ervan. Het stond bovenop de kleerkast en was een groot pak, zorgvuldig verpakt in bruin papier en netjes dichtgebonden met rood koord. Ik liep er op af alsof het een tijdbom was die op het punt van ontploffen stond.
  
  Het zag er nogal onschuldig uit en ik hoorde geen tikken, dus ik pakte hem op en scheurde hem open. Binnenin, alles keurig opgevouwen door liefdevolle handen, zag ik de kleren die ik voor het laatst had zien hangen over de stoel naast het bed van Robby Hanson. De inhoud van Ned Crawfords portefeuille stak in een zak, dus ik wist dat die ook doorzocht was. Maar hoe was het met de enige vriend die ik had meegenomen op het onfortuinlijke avontuur van die nacht? Met Pierre? Ik stak mijn hand haastig in een zak van mijn broek en mijn vingers vonden de vertrouwde vorm van de kleine gasbom. Even later keek ik naar het kleine ding dat heen en weer rolde op mijn handpalm.
  
  Het duurde een verrekt lange tijd voor de telefoniste eindelijk opnam. Toen ik ten slotte het overbeleefde 'Hallo' hoorde, was ik al bijna vergeten waarom ik belde.
  
  'Zijn er nog boodschappen voor éénentwintig-vierendertig?' vroeg ik.
  
  'Eén ogenblikje en ik verbind u door met de balie,' gaf ze als antwoord. Het duurde langer dan één ogenblikje, maar op een goed moment hoorde ik een mannenstem.
  
  'Balie. Kan ik u helpen?'
  
  'Ja. Dit is kamer éénentwintig-vierendertig. Zijn er nog boodschappen?'
  
  Weer wachtte ik en weer leek het een eeuwigheid te duren.
  
  'Ik heb geen boodschappen voor u, maar wel een telegram. We hebben al verscheidene keren geprobeerd het bij u te bestellen, maar waarschijnlijk was u dan weg.' De stem klonk nogal aanstellerig.
  
  'Kunt u het direct naar boven laten brengen?' vroeg ik. 'En ik zou graag gewekt willen worden.'
  
  'Een ogenblikje en ik geef u terug aan de telefoniste,' kwijlde hij. 'Ik zal de boodschappenjongen direct naar boven sturen met het telegram.'
  
  'Ja, kan ik u helpen?' Het was een andere telefoniste, maar de beleefde stem was dezelfde.
  
  'Ja,' antwoordde ik met een geoefende beleefdheid die bijna gelijk was aan die van haar. 'Zou u zo vriendelijk willen zijn te vragen een erg sterk meisje naar mijn kamer te sturen morgenochtend?' Ik hing op voor ze me kon doorverbinden met iemand anders.
  
  De piccolo verscheen met een verbazingwekkende snelheid. Ik scheurde de envelop van het telegram dat hij kwam brengen open en tuurde naar het uitgebreide bericht, terwijl ik me afvroeg hoeveel het de afzender gekost had om zo weinig te zeggen met zoveel woorden.
  
  Ik veegde de resten van het bureau en ging zitten om het telegram te decoderen. De sleutel voor de AXE-boodschappen is altijd te vinden in het adres van de afzender. Het adres hier was Bayswater Street 20. Bayswater bestond uit negen letters; afgetrokken van de twintig hield je elf over. Elke elfde letter. Geen wonder dat het bericht zo lang was.
  
  Het bericht zelf, in tegenstelling tot het telegram, was kort en bondig. Er stond: Neem volgende vliegtuig naar Londen. Getekend: Hawk.
  
  Ik reageer het beste onder druk, wat heel gelukkig is volgens mij omdat de meeste opdrachten er voor vierentwintig uur per dag uit bestaan. Binnen twintig minuten had ik de kamer bijna weer zoals die was geweest. Het matras was een beetje een probleem en ik had het te doen met die arme zak die een van die veren in zijn rug zou krijgen op een moment dat hij het het minste verwachtte.
  
  Ik pakte de koffers weer in en liep toen naar de badkamer voor mijn gestreepte toilettas. Terug bij het bureau maakte ik hem snel leeg en voelde naar de kleine knop binnenin. De valse bodem gleed weg met een scherpe klik en toonde de chamois schede. Degene die mijn kamer overhoop had gehaald, had voorbij gezien aan de bergplaats van Hugo. Ik gespte hem snel aan mijn onderarm en knoopte het manchet weer dicht. Mijn overhemden waren allemaal op bestelling gemaakt, met voldoende ruimte bij de manchetten om Hugo zonder moeite naar buiten te laten schieten bij de geringste beweging van de pols.
  
  Pierre zat al tegen mijn dijbeen geplakt en hing daar veilig en zeker. Ik miste alleen nog maar een van mijn meest intieme reisgenoten ... Wilhelmina.
  
  De meeste hotelkamers hebben één bijbel. Kamer éénen-twintig-vierendertig had er twee. De één zat nog keurig netjes in de la van het nachtkastje waar die had gelegen toen ik me had laten inschrijven. De tweede lag duidelijk in het gezicht op het walnoten kastje naast het bed. Op die tweede liep ik af. Ik pakte hem op, maakte hem open en bladerde door de eerste pagina's van Genesis tot ik bij de pagina's kwam die niet meer wilden bladeren. Toen drukte ik een speciale plek op de band in. Het boek spleet open in twee helften. Ik pakte Wilhelmina uit haar op maat gemaakte boekplaats en legde het boek toen, nadat ik de magische bladzijde weer dicht had laten vallen, tussen een stapel overhemden en mijn pas verworven overjas.
  
  Toen ik de Luger eenmaal knus had opgeborgen onder mijn linkeroksel, trok ik mijn colbertje aan en draaide naar de spiegel om het allemaal te controleren op eventuele, verraderlijke bobbels. Het zag er allemaal weer prima uit, maar het was de eerste keer dat ik eens goed naar mijn gezicht keek. Buiten de etalage van een slager, had ik nog nooit zo iets rauws en bloederigs gezien in mijn leven.
  
  Ik pakte Ned Crawfords paspoort en spoedde me naar de badkamer. Daar keek ik weer naar mijn spiegelbeeld en bestudeerde toen de foto van het paspoort dat ik in mijn hand hield. Tussen de zwelling rond de ogen en de lijnen van de kaak, met de krankzinnige verzameling aan kleine sneetjes in de huid en de blauwe plek, bestond er nauwelijks enige gelijkenis tussen de twee gezichten. Ik wist dat elke douanebeambte in dit rijk der ziende wel een goede reden zou hebben om wat vragen te stellen over die gelijkenis. Bovendien bestaat er nog zoiets als mannelijk narcisme, ik wil er altijd zo best mogelijk uit zien.
  
  Godzijdank bestond MEKKA voor dergelijke noodgevallen. Denk nou niet dat ik het over de een of andere bedevaart; plaats heb, want dat is wat anders, MEKKA staat voor Medische en Kosmetische Korrecties, AXE. Dat opereert vanuit een ander gebouw op Dupont Circle, niet ver van ons eigen Amalgated Press and Wire Services.
  
  Ik draaide het speciale nummer en de stem gaf ogenblikkelijk antwoord.
  
  'Kommunikaties, Amalgated Press and Wire Services,' kraakte die efficiënt.
  
  'MEKKA,' was alles wat ik zei.
  
  'Kan ik het nummer hebben waar u vandaan belt?'
  
  Het roepnummer verandert elke vierentwintig uur en is voor elke AXE-agent verschillend. Zonder dat nummer kwam je onmogelijk door tot de centrale communicatie. Ik sloot mijn ogen en herhaalde het nummer zoals ik het had opgeslagen. '7-0-3-9-8-N-3.'
  
  
  
  De ogen hebben altijd het langst nodig. Toen de kompressen ten slotte werden weggehaald, wist ik dat de zwellingen waren verdwenen. Dit kleine, maar geweldig efficiënte, medische centrum bestond slechts uit witte tegels en glanzend chroom. In werkelijkheid waren we niets anders dan proefkonijnen, maar de methoden hier lagen jaren voor op de gewone, medische praktijken. Ik was eens een keer 's ochtends behandeld voor een meswond en had nog dezelfde nacht genoten van een partijtje zwemmen en ander tijdverdrijf met een platinablonde schoonheid. En die dame heeft nooit geweten dat zij haar nagels in die gevoelige plek op mijn rug zette.
  
  De dokter deed een stap achteruit en bekeek zijn werk. De make-up expert bleef doorgaan met het wegverven van de kneuzingen op mijn schouders en in mijn hals.
  
  'Bijna zo goed als nieuw,' zei de dokter trots glimlachend. Hij hield de ronde spiegel voor me zodat ik het voor mezelf kon zien. Hij had gelijk. Het gezicht dat naar me terug staarde vanuit de spiegel vertoonde geen enkel teken meer van het pak slaag dat het een paar uur eerder te verduren had gekregen.
  
  De eerste vlucht naar Londen die ochtend vertrok van New York. En ik was net op tijd op Kennedy Airport voor de check-in en om wat gegevens en aardigheden uit te wisselen met de welgevormde stewardess. Toen hobbelden we al over de startbaan om op te stijgen.
  
  Het eersteklas gedeelte van het toestel was nagenoeg leeg, dus ik was zo gelukkig beide stoelen voor me alleen te hebben. Op dit moment was het drie uur in de middag in Londen. Ik had dus zes uur en ruwweg veertig minuten om wat van de slaap in te halen die ik de vorige avond had gemist. Ik besloot een volledig gebruik van elke minuut ervan te maken.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Afgezien van de pijntjes binnenin die zelfs MEKKA niet vermocht te herstellen, voelde ik me prima op het moment dat we Heathrow, Londen, bereikten. De eersteklas stewardess had me een service gegeven zoals ik nog nooit had gehad. Ze had zichzelf bekend gemaakt als Tracy Leeds en ik herinner me dat ik eraan dacht dat die naam bijna even mooi was als zijzelf eruitzag. Ook al was de identiteit van agent van een talentenbureau een valse, ik bezat oog voor talent... en zij zat er barstensvol mee.
  
  Tracy gaf alle passagiers een hand toen die het vliegtuig verlieten. Toen ze haar hand naar mij uitstak, merkte ik het opgevouwen stukje papier op dat ze tussen haar getalenteerde vingers geklemd hield. Het was precies wat ik hoopte dat het zou zijn: haar naam, adres en telefoonnummer in Londen. Ik stak het weg in mijn borstzakje en was vastbesloten het te gebruiken op het moment dat ik het kon.
  
  Ik was de gebroeders Wright zeer dankbaar, toen ik in de rij kwam te staan bij de douane. Ik merkte dat de douanemensen zeer grondig te werk gingen bij het doorzoeken van de bagage. Ook was er een extra man aanwezig bij de balie die alle gezichten bestudeerde en alle paspoorten dubbel nakeek. Ze zochten iemand. De redenen voor mijn aanwezigheid golfden door me heen. Ook ik zocht iemand.
  
  De douanebeambte doorzocht alles, behalve de bijbel en toen ik de sloten weer dichtmaakte haalde ik opgelucht adem. Ik ging de hal in en keek om me heen. Ik was er zeker van dat Hawk iemand zou sturen, want Londen was een grote stad en ik had geen enkel idee waar ik naar toe
  
  moest. Voor het loket van Barclay stonden mensen dollars in ponden om te wisselen en ik deed juist een paar stappen in die richting toen ik de stem achter me hoorde.
  
  'Neem me niet kwalijk, maar bent u mr. Crawford?'
  
  De stem klonk afgemeten en beschaafd.
  
  'Ja, inderdaad.' Ik beantwoordde de vriendelijke glimlach toen ik me omdraaide en de man van middelbare leeftijd in een chauffeurs uniform zag staan. 'Hoe wist u dat?'
  
  Hij opende zijn hand en liet een klein fotootje van me zien. Het was hetzelfde dat in alle AXE-dossiers werd gebruikt. Toen hij zag dat ik het fotootje herkende, sloot hij zijn hand weer en tikte tegen de rand van zijn uniformpet.
  
  'Ik heb uw wagen buiten staan wachten, meneer.'
  
  Hij pakte mijn bagage op en ik volgde hem door de automatische glazen deuren. Buiten, tegen de stoep geparkeerd, stond een zwarte Rolls Royce. Ik bleef kijken hoe hij mijn bagage op de' voor bank neerzette, het portier sloot, tegen zijn pet tikte en het achterportier voor me opende. De benen zag ik het eerst, toen ik me bukte om in te stappen. Ze waren lang, welgevormd... en ergens bekend. Mijn ogen gleden omhoog langs de zoom van de zwarte rok, over de schoot waarin de grote, prachtige handen gevouwen lagen, bleven even hangen waar de volle borsten kiekeboe speelden door de gebreide trui heen en gingen toen verder langs de lange, blanke hals naar de schaduwen die het gezicht onder de rand van de mannelijke, vilten hoed omgaven.
  
  Ik had geen enkel idee hoe zij erin was geslaagd voor mij in Londen aan te komen of hoe het haar was gelukt er zo verpletterend uit te zien na die twee schoeljes gedood te hebben. Mijn mond stond halfopen van verrassing, dus ik dacht dat ik maar beter iets kon zeggen. Het was duidelijk als wat dat zij niet als eerste haar mond open zou doen. 'Ik heb je overjas,' zei ik. Het was waarschijnlijk de meest stompzinnige introductie die ik ooit had gemaakt.
  
  'Stap in, alsjeblieft. We hebben veel haast.' Haar stem was erg diep, erg Engels en erg zonder warmte of enige sympathie.
  
  Ik ging naast haar zitten en de chauffeur sloot het portier.
  
  'Is het je nooit verteld dat het grof is om te blijven staren?'
  
  'Nee, eerder andersom,' zei ik.
  
  Toen de wagen in beweging kwam, wendde ze dat beetje aandacht dat ze mocht hebben gehad uit het raampje. Mijn verbazing ging snel over in woede. Ik was niet de Oceaan overgestoken om afgesnauwd te worden door de een of andere Engelse trut met een hoed op haar harses. Toen besloot ik haar het een en ander te leren over beschaafd gedrag. Ik stak mijn hand uit.
  
  'Ned Crawford is de naam.' Ik voelde me tevreden over de prettige klank die ik eruit wist te brengen.
  
  'Nee. Dat is niet waar.' Ze nam zelfs niet de moeite zich om te draaien.
  
  'Waar breng je me heen?' Ik probeerde nog steeds beleefd te blijven.
  
  'Dat merk je wel als we er zijn.' Ze bleef uit het raampje kijken.
  
  Ik dacht dat misschien een meer persoonlijke aanval de zaken wat ontspannener zou maken. 'Hoe heet jij?'
  
  'Dat hoor je wel als het zo ver is.' Haar stem nam een andere klank aan. 'En van de juiste mensen.'
  
  Die halve meter zitting tussen ons werd ineens zoiets als een kilometer.
  
  'Ben je nou niet een beetje al te plechtig? Want hoe je het ook bekijkt, heb je om ongeveer twee uur vannacht, Amerikaanse tijd, mijn blote reet gered.'
  
  Dat deed haar omdraaien.
  
  Zelfs in de schaduwen zag ik haar neusvleugels uitstaan. 'Waarom moeten Amerikanen altijd zo vulgair worden als ze zich in een moeilijke positie gedrongen voelen?'
  
  Ik voelde me voldoende rechtgezet, was het niet door haar woordkeuze dan was het wel door haar toon. Ik beet op mijn tong over mijn woordkeuze.
  
  Haar stem klonk niet zachter toen ze zei: 'Ik kan je nog niets vertellen.' Ik nam aan dat het haar manier was om zich te verontschuldigen voor haar commentaar op de Amerikaanse vulgariteit.
  
  Ik keek uit mijn raampje en zag dat we al aardig vorderingen maakten op de snelweg in de richting van Londen. Toen probeerde ik nogmaals een kans te wagen.
  
  'Als je me niet wil vertellen hoe je heet voor we op de juiste tijd aan elkaar worden voorgesteld, hoe moet ik je dan ondertussen noemen?'
  
  'Wat je maar wilt.' Aan elk woord gingen miljoenen en miljoenen ijspegeltjes.
  
  'Goed, Joe,' zei ik hartelijk. Toen vouwde ik mijn armen over elkaar en leunde achterover tegen al het gerief dat was uitgedokterd door Mr. Rolls en Mr. Royce.
  
  Londen is altijd een soort van goede vriend voor me geweest. Ik mis het als ik er lange tijd weg ben en ik krijg altijd een lekker warm gevoel van binnen als ik het terugzie. We reden over St. James, staken Piccadilly over en kwamen toen over Bond Street. De winkels zagen er even uitnodigend uit als altijd.
  
  Op New Bond Street sloegen we linksaf, Grosvenor op. De lange dame onder haar rare hoed boog zich naar voren op haar plaats.
  
  'Freddie, als je daar aankomt, is het misschien beter als je ons vóór uitlaat.' De bestuurder knikte. 'En hou voorlopig de bagage in de wagen.'
  
  We reden langzaam voorbij de Amerikaanse ambassade die aan één kant grensde aan Grosvenor Square Park. Het moderne gebouw, opgetrokken uit glas en beton, zag er vreemd en misplaatst uit naast de elegante eenvoud van de burgermans huizen die vanaf de drie andere kanten uitzagen op het park.
  
  Het rood bakstenen huis zag er even onschuldig uit als de huizen ernaast. Daar ik aan de kant van de stoep zat, wachtte ik niet tot de chauffeur helemaal om de auto heen was gelopen om het portier voor mij te openen. Ik maakte het zelf open en sprong naar buiten en wachtte tot Mevrouw IJsberg me volgde. Toen ze ten slotte naast me op de stoep stond, realiseerde ik me dat ik was vergeten hoe lang ze was. Tegen de tijd dat ik een nieuwe schatting had gemaakt van haar één meter tachtig en nog wat, hadden haar lange benen haar al over de stoep gebracht en langs de stuk of tien treden naar boven.
  
  Ik hoorde een vreemde manier van kloppen. Toen ik de bovenste tree bereikte, ging de deur open. Ze fluisterde iets dat ik niet kon horen en ging naar binnen.
  
  De groep in de hal zag eruit als ontvangst voor een bruiloft ... of een begrafenis. Een paar stappen achter de man die ons had binnengelaten, stond een andere gast, op dezelfde manier gekleed en met eenzelfde uitdrukking op zijn gezicht. Achter die was een volgende, enzovoort, tot helemaal de trap op. Elke man stond in de houding en keek mijn kant op. Ik telde precies tweeëntwintig ogen.
  
  Een kort hoofdknikje van de eerste scheen te beduiden dat we verder mochten lopen, dus ik liep verder achter het prachtige paar benen aan de trap op. Mijn glimlachen werd genegeerd door alle elf leden van het ontvangstcomité, vooral door de gast bovenaan. Toen we de gang bereikten, hoorde ik het welkome gerasp van de bekende stem. 'Godverdomme, Nick. Waarom duurde het zo lang.'
  
  Mijn baas had het onnatuurlijke instinkt om precies te weten wat iemand nodig had om zich op zijn gemak te voelen. Ik besloot geen van de drie verstandige antwoorden op het puntje van mijn tong te gebruiken. In plaats daarvan, stak ik de kamer door, schudde zijn hand en zei: 'Sorry.'
  
  Hawk wendde zich tot de lange, gedistingeerde man naast hem. 'Nick, ik zou je graag willen voorstellen aan Sir Anthony Hobson, hoofd van BOLT.'
  
  Ik was onder de indruk.
  
  BOLT was, naar ik wist, Engelands kleinste en meest uitgelezen inlichtingendienst. Het was AXE met een Engels accent. Een keer had ik de laatste fase van een opdracht gedeeld met een agent van BOLT en zijn talent en moed hadden een onuitwisbare indruk achtergelaten.
  
  Toen we elkaar de hand hadden geschud, wendde Sir Anthony zich tot mijn reisgezelschap.
  
  'Je hebt Paula ontmoet... Twee keer, heb ik begrepen?'
  
  'Nou, ik heb haar twee keer gezien, maar we hebben elkaar niet echt ontmoet.' Ik dwong me tot een glimlach in haar richting.
  
  'Oh?' Sir Anthony klonk verbaasd. 'Nou, we kunnen het in een oogwenk corrigeren, Mr. Nick Carter, Miss Paula Athena. Eén van onze allerbeste agenten.'
  
  Toen ze op me afkwam, met uitgestoken hand, leek ze werkelijk even te glimlachen. Ik vergat de kille rit vanaf het vliegveld hierheen en dacht er alleen maar aan dat ik, zonder haar hulp, op dit moment heel, heel erg dood zou zijn geweest.
  
  De stem van Hawk sneed door de lucht.
  
  'Er is verschrikkelijk veel gebeurd sinds we de laatste keer met elkaar spraken in mijn kantoor, Nick. Dit complot tegen Schillinger is geen amateuristisch zaakje. Tony hier is ervan overtuigd, dat zij niet alleen achter de Minister van Buitenlandse Zaken aan zitten, maar achter de leiders van elk land dat hem steunt.'
  
  Sir Anthony knikte en nam het over.
  
  'Er bestaat geen twijfel over dat Gerald Schillinger nummer één is op hun lijst. Toch moeten jullie weten dat vier dagen geleden er een mislukte poging was om Sir Henry Dignam, onze Eerste Minister, te vermoorden. Net zoals jullie is het ook ons gelukt het tot nu toe geheim te houden, maar ik ben bang dat naarmate de eerste vredesconferentie in Parijs op maandag dichterbij komt, de samenzweerders wanhopiger worden ... en eigenlijk zijn ze dat al.' Ik had geen idee wat zijn laatste woorden inhielden, maar ik had een paar vragen van mezelf.
  
  'Hoe staat het met de aanwijzingen? Geen bewijzen dat het op zichzelf staande gebeurtenissen zijn van een stelletje warhoofden?'
  
  'Ja.' Er was een nieuwe intensiteit gekomen in de stem van Sir Anthony. 'De man die de aanslag beraamde op Downing Street 10 was een gehuurde beroepsmoordenaar. Een man die op de salarislijst van een aantal grote organisaties heeft gestaan. Indirect heeft hij zelfs een keertje voor ons
  
  gewerkt.'
  
  'Nou, als u weet wie hij is, kunt u hem toch zeker wel zó onder druk zetten dat hij vertelt voor wie hij werkt.' Ik zag dat mijn drie metgezellen bezorgde blikken met elkaar wisselden. 'Zeg me nou niet dat hij dood is.'
  
  'Ja.' Sir Anthony keek me recht aan. 'Hij heette Charles Evans. Een paar weken geleden werd hij opgemerkt door één van onze mensen in Zwitserland. Daar hij Evans reputatie kende, bleef hij hem vlak op de hielen tot hij een week terug in Londen aankwam. Op dat moment werd hij Paula's werk. Zij voorzag zijn poging op Downing Street 10 en wist die te voorkomen. Wetend dat hij de enige, werkelijke aanwijzing was die we hadden, stemden we ermee in dat hij kon blijven doorgaan met zijn werk tot we meer informatie van hem kregen dan - nou, laten we zeggen, via andere wegen. Twee dagen terug volgde Paula hem naar Amerika. Daar kwam jij hem tegen.'
  
  Ik beantwoordde de blik in de staalgrijze ogen.
  
  'Evans werd “Charley” genoemd door zijn vrienden.' Er was geen twijfel over mogelijk. De Britten hadden werkelijk een talent voor understatement. Toen Hawk het overnam wist ik dat wat er ook kwam niet zou worden bijgeslepen door welke poging tot spitsvondigheid ook.
  
  'Ik zorgde ervoor dat agent Athena alle AXE faciliteiten kon gebruiken die ze nodig mocht hebben. Dat hield een foto van jou in en je huidige identiteit van Ned Crawford. Ze had niet de bedoeling Charley en zijn vriend te doden. Als je gisteravond in staat was geweest jezelf te redden, zou ze hen nog steeds op het spoor zijn. En misschien dat we allemaal dan wat dichter bij de waarheid zaten.'
  
  Het was voor het eerst in mijn leven dat ik het gevoel had dat ik mezelf moest verontschuldigen voor het feit dat ik nog in leven was. Voor ik ook maar iets kon zeggen, stak Paula een geopende hand uit. In de palm ervan lag een bleke, verkreukelde foto die een treffende gelijkenis vertoonde met ondergetekende.
  
  'Ik dacht dat je het misschien wel terug wilde hebben.'
  
  'Bedankt.'
  
  'Ik vond het in de zak van de dode Duitser. Enig idee hoe het daar is gekomen?' Haar toon hield de een of andere onplezierige implicatie in dat ik voor haar werkte en dat beviel me helemaal niet.
  
  'Nee. Ik geef alleen maar die weg die gesigneerd zijn.' Ik draaide me om en liep naar Hawk. Ik denk dat hij de spanning voelde, want snel veranderde hij het onderwerp.
  
  'Heb je iets verdachts opgemerkt tijdens de Washington actie?'
  
  'Nee. Alles zag er erg gewoontjes en vriendelijk uit.' Ik probeerde op Lorna Terry te komen, zonder de meer persoonlijke aspecten ervan te bespreken, maar Hawk vervolgde met een ander, dringender onderwerp.
  
  'Nick, ik denk dat het tijd wordt dat ik je het laatste bewijs toon van waartoe deze mensen in staat zijn.'
  
  Hij ging ons voor de kamer uit en vervolgens een trap op terwijl de rest van ons hem volgde. Toen we in stilte voortliepen, keek ik over mijn schouder en zag dezelfde elf bewakers. De gast bovenaan bekeek ons met meer aandacht dan de rest, maar alle tweeëntwintig ogen waren onze richting op gericht.
  
  Op de bovenste verdieping maakte Hawk een deur voor ons open. Ik was de laatste die naar binnen ging en op de drempel stopte ik.
  
  Het lichaam op de grond voor me was dat van een jongeman; slank, goed gebouwd en gespierd. Het marineblauwe kostuum dat hij aanhad zag er duur uit. De handen die uit de witte, Franse manchetten staken waren gebruind door de zon. Een wit pochet dat keurig was opgevouwen stak uit zijn borstzak. Verder kon ik niets van hem beschrijven, want zijn gezicht was volledig verdwenen. Zijn achterhoofd was er nog wel, maar een bloederige brei was alles om aan te geven dat er eens een kin, een mond, een neus, ogen en zelfs een voorhoofd waren geweest.
  
  'Goeie God. Wie was dat?' vroeg ik, nog steeds niet in staat om me te bewegen.
  
  'C7,' zei Hawk.
  
  Ik wist dat er weer een lampje minder brandde op de glazen landkaart op Hawks kantoor.
  
  Ik bleef naar het lichaam staren. 'Wat is het voor een soort wapen dat zoiets kan doen?'
  
  'We hebben geen enkele aanwijzing,' zei Sir Anthony kalm. 'Maar wat het ook was, het gaf geen enkel geluid elke keer dat het werd afgevuurd.'
  
  'Elke keer?'
  
  Weer ging Hawk ons voor, door de kamer voorbij een groot hemelbed naar de halfopen deur die beide slaapkamers met elkaar verbond. Dit keer was ik de eerste die naar binnen ging toen de deur openzwaaide. Toen ik de kamer inkeek, zou ik graag van plaats gewisseld hebben met één van mijn metgezellen.
  
  Onze Minister van Buitenlandse Zaken lag op zijn gemak achterover tegen de kussens, terwijl een opengeslagen krant zijn middel en dijen bedekte. Boven de krant, waar zijn borst had gezeten, was een bloederige krater ter grootte van een mannenhoofd.
  
  Ik liep langzaam naar het bed en bestudeerde elk detail nauwgezet. De anderen volgden en groepten om me heen. Hawk liep door tot hij aan de andere kant van het lichaam was, recht tegenover mij. Ik voelde hoe zijn ogen elke beweging van mij volgden.
  
  Voor het eerst in mijn leven was ik mijn baas een stap voor. Ik merkte de brillenglazen op op het lichaam. Gerald Schillinger droeg contactlenzen. (Niet zozeer beslissend als wel interessant.) Bovendien hadden we nog dat tafereeltje gehad van tien minuten beneden. Ik wist heel goed dat David Hawk geen tijd verspild zou hebben als onze Minister van Buitenlandse Zaken dood had gelegen in één van de slaapkamers boven. Toen herinnerde ik me Sir Anthony's woorden: 'Er is geen twijfel over dat Gerald Schillinger nog steeds de eerste plaats inneemt op hun lijst'. De tegenwoordige tijd.
  
  Ik was nog half aan het raden toen ik ten slotte begon te spreken, maar ik had het gevoel dat ik behoorlijk vaste grond onder mijn voeten had. 'Waarom heeft u me niet verteld dat David Cohen uit Kansas City de helft was van een paar?'
  
  'Dat heb je nooit gevraagd.' Hawks zware wenkbrauwen knepen samen, toen vervolgde hij.
  
  'Maar dit is alles, Nick. We zijn volkomen blut wat dubbelgangers betreft. De enige die we nog over hebben is het origineel. En die moeten we in leven zien te houden.'
  
  In gedachten ging ik terug naar de bijeenkomst in Washington. Ik had het moeten weten toen we naar de uitzending van Schillingers optreden in het Palladium zaten te kijken. Het excuus van het kou gevat hebben, de vreemde heesheid in de stem; beide dingen hadden me aan het denken moeten zetten. Alsof hij mijn gedachten las, onderbrak Hawk me.
  
  'De computer gaf Harold Cohen als tweede keus door die stemafwijking en een aantal andere, kleine dingen die door MEKKA gecorrigeerd konden worden. We maakten dus eerst gebruik van David, met de hoop dat we nooit een beroep zouden hoeven doen op zijn tweelingbroer.'
  
  Toen we weer beneden kwamen, stond een uitgebreide koffietafel ons op te wachten voor een opgepookt houtvuur. Als er één eigenschap is in Hawk die ik wel het meest bewonder is het dat hij nooit spelletjes met iemand speelde, vooral met mij niet.
  
  'Tony hier stelde voor dat we je van die opdracht af zouden halen toen we ons realiseerden door die foto dat iemand je werkelijke identiteit kende... en je werkelijke beroep. Maar ik zei: “Nee. Begrijp je het niet, als ze achter Nick aan zitten, dan kunnen we hem gebruiken als een lokeend ... een aas.” Begrijp je?'
  
  'Ik begrijp het.' En dat was zo.
  
  'Aangezien we Charley Evans nu kwijt zijn, onze enige echte aanwijzing, ben jij nog het enige dat we hebben. Als ze werkelijk achter jou aanzitten, dan verschijnt er misschien iemand anders uit het kreupelhout om het werk af te maken dat Charley en zijn vriend waren begonnen.'
  
  Het noemen van Charleys vriend deed me de volgende vraag stellen.
  
  'En zijn vriend Franz? Enig idee wie hij was?'
  
  'Hij heette Friederich Ebberhardt, een Duitser,' antwoordde Paula Athena op mijn vraag. 'Volgens onze dossiers verdween hij begin 1947 in Berlijn en dook pas twee jaar geleden weer op. Zijn werkgever staat aangegeven als Imperial World Trading Company, waarvoor hij zo'n beetje de hele wereld afreist. Zijn paspoort bevat hetzelfde feit, maar onze agenten in Duitsland vertellen ons dat de naam van het bedrijf pure fantasie is.'
  
  Ze ratelde de feiten af als een geprogrammeerde computerband. Ik dacht hardop toen ik zei:
  
  'In 1947 was hij ten hoogste ongeveer... '
  
  'Achttien jaar, drie maanden.' Haar antwoord op mijn onafgemaakte vraag was even beleefd als kort. 'Misschien is het vermeldenswaard dat zijn ouders allebei als getuigen hebben opgetreden in het proces van Neurenberg. Beiden waren jarenlang werkzaam voor Gunter Wolfscheitz...' Ditmaal liet ik haar niet uitspreken.
  
  'Gunter Wolfscheitz!' Ik spuugde de naam eruit.
  
  'Komt die naam je bekend voor, Nick?' zei Hawk.
  
  'Reken maar.'
  
  Mijn eerste opdracht voor AXE als een jonge agent stuurde me naar Zuid-Amerika om de rapporten te onderzoeken dat daar een ondergronds wapenarsenaal werd opgebouwd. Mijn onderzoekingen leidden me naar niemand anders dan Gunter Wolfscheitz, een gerenommeerd lid van het Derde Rijk en een intieme vriend van Adolf Hitler. Wolfscheitz was ontsnapt uit de Duitse gevangenis waar hij op zijn executie zat te wachten na zijn veroordeling als oorlogsmisdadiger. En op de een of andere manier was hij erin geslaagd naar Argentinië te ontkomen, waar hij zich verscheidene jaren schuilhield. In die laatste jaren ontwikkelde hij een plan dat het halve continent in een wapenarsenaal moest veranderen. Op de laatste dag van zijn leven kwam hij oog in oog met Wilhelmina en ik herinner me de uitdrukking in zijn ogen toen hij zich realiseerde dat de executie uitgevoerd zou worden door een Duits pistool. Nee, Gunter Wolfscheitz was beslist niet die 'Mister Gunter' waar Charley het over had. Ik realiseerde me dat mijn baas door praatte terwijl ik met mijn gedachten bezig was.
  
  'We laten je dus los in Londen, Nick. Laat je overal zien; bezoek de drukste bars en restaurants, voeg je onder de uitgaanders in de hoop dat iemand je herkent als Schillingers lijfwacht en je naar je keel vliegt.'
  
  Hartstikke bedankt, dacht ik bij mezelf.
  
  'Maar denk eraan, dit keer willen we hem levend. En jou natuurlijk ook.'
  
  Ik wist dat dit de sluitingswoorden waren van deze bijeenkomst toen iedereen zijn kopje neerzette en zijn mondhoeken afveegde met de linnen servetten. Maar ik was nog niet helemaal klaar om als 'lokaas' losgelaten te worden in Londen. Ik had nog steeds een paar vraagjes te stellen. Eéntje zeker.
  
  'Dus waar zit Schillinger nu?'
  
  Ik zag dat Hawk en Sir Anthony een snelle blik wisselden. Paula keek strak voor zich uit. Aan haar gezicht te zien wist zij het ook niet.
  
  'Nick,' Hawks stem werd heel vaderlijk, 'op de hele aardbol zijn er maar zes mensen die het antwoord op die vraag weten: ikzelf, Tony, Schillinger, de eerste-minister en de twee BOLT agenten die hem bewaken. Als ons plan werkt en ze komen uit het kreupelhout naar buiten om jou te pakken te nemen, dan zullen ze zich door niets laten tegenhouden om die informatie uit je los te krijgen. Ik weet zeker dat je het met ons eens bent dat het het beste voor alle betrokkenen is als jij niet de antwoorden hebt waarnaar zij op zoek zijn.'
  
  Ik moest het toegeven.
  
  'Nog één ding, Nick.' De vaderlijke toon was verdwenen. 'Aangezien iemand duidelijk weet wie jij bent, neem jij alleen in het uiterste noodgeval contact met ons op. We houden je iedere seconde in de gaten. Als er iemand achter je aan zit, dan weten wij dat eerder dan jij. Mocht dat noodgeval zich voordoen, dan bel je dit nummer.' Hij schreef verschillende cijfers op de achterkant van een visitekaartje en gaf dat aan mij.
  
  'Leer het uit je hoofd en verbrand het.'
  
  Ik staarde naar het nummer, terwijl de anderen naar mij staarden. Na ongeveer anderhalve minuut bracht ik de vlam van mijn aansteker bij een van de hoeken van het kaartje.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  Het feit dat we nu behoorlijk aan elkaar waren voorgesteld, scheen geen ontdooiend effect te hebben op Paula Athena. Terug in de Rolls namen we onze hoeken weer in, als Mohammed Ali en George Formen, wachtend op de bel voor de volgende ronde.
  
  Toen we Park Lane indraaiden, rook ik de rozen van Hyde Park. Misschien was het die koppige geur, plus het romantische licht van de volle maan boven onze hoofden, die me wat verzachtte, want plotseling draaide ik me om naar Paula en zei: 'Jij bent niet alleen de grootste vrouw die ik ooit ben tegengekomen, jij bent ook de meest onvriendelijke.'
  
  'Niet alle Engelse vrouwen zijn zo vriendelijk als Lorna Terry.' Haar woorden waren afgemeten en zacht uitgesproken, de intentie dodelijk. Ik had er niet eerder aan gedacht, maar als zij Franz en Charley had geschaduwd, dan was zij hen gevolgd naar Georgetown. Ze had tevens een behoorlijk goed idee waarom ik naakt was toen ze me uit het huis van Hanson naar buiten sleepten.
  
  'Ik zal je eens wat vertellen, Paula. Denk je ook niet dat Lorna Terry in tien seconden meer doet voor de Engels-Amerikaanse betrekkingen dat jij in je hele leven?' Ik dacht dat dat haar wel voor een minuutje of wat stil zou houden, maar weer had ik het mis.
  
  'Jij schijnt behoorlijk wat van je tijd te gebruiken om “betrekkingen” te verbeteren, Mr. Carter. Charley Evans zou nog steeds in leven zijn en wij wat dichter bij ons doel als jij wat minder tijd besteedde aan persoonlijke onderzoekingen.' Ze zou me nooit laten vergeten dat zij haar kostbare
  
  Charley had moeten doden om mij te redden. Aangezien zij Lorna Terry in de conversatie had gebracht, besloot ik door te gaan op het onderwerp.
  
  'Raak,' gaf ik toe, 'maar geloof het of niet, ik heb redenen om uit te willen zoeken wat er met Lorna gebeurde, die niet geheel en al persoonlijk zijn.'
  
  Haar wenkbrauwen bogen zich naar boven en ik wist dat zij er de voorkeur aan gaf mij niet te geloven.
  
  'Aangezien Charley en Franz nu naar de Eeuwige Jachtvelden zijn vertrokken, zou het ons goed van pas kunnen komen als we uitvonden waar Lorna nu zit - dat wil zeggen, als ze nog in leven is.'
  
  'Misschien heb je gelijk.' Ik was verbaasd haar instemming te horen. 'Ik zal BOLT een volledig dossier over Lorna Terry laten voorbereiden en ervoor zorgen dat jij het onmiddellijk krijgt.'
  
  Toen ik 'bedankt' zei, kwam de Rolls bij de stoeprand tot stilstand. Ik keek uit het raampje. We schenen niet ergens in het bijzonder te zijn.
  
  'Jouw hotel is op de volgende hoek. Misschien is het beter als je de rest loopt.' Voor ze haar zin had afgemaakt, was de bestuurder al achter het stuur vandaan en stond hij met de koffers in zijn hand buiten bij het achterportier te wachten. Ik draaide me om om uit te stappen.
  
  'Geluk,' hoorde ik haar zeggen toen mijn voeten de straat raakten. De oprechtheid in haar stem verraste mij, waardoor ik niets anders wist te zeggen dan:
  
  'Jij ook.' Het portier werd snel weer gesloten.
  
  Het hotel was één van de nieuwere variëteiten van Londen. De reden om die te kiezen was een duidelijke. Het was even voor middernacht en de lobby was vol goed geklede mensen. Toen ik achter de man aan liep die bij de deur mijn koffers had gepakt, zag ik dat beide bars aangrenzend aan de lobby barstensvol waren. Als mijn aankomst door zoveel mogelijk mensen moest worden opgemerkt, dan gebeurde dat hier wel.
  
  'Ja, Mr. Crawford, we hebben uw reservering gekregen en uw kamer is in gereedheid gebracht.' De receptionist was een Fransman. Ik keek naar hem toen hij mijn sleutel pakte. Toen draaide hij zich weer om en bleef me aankijken terwijl hij de piccolo belde. Ik voelde zijn ogen mij volgen toen ik naar de liften liep, dus ik keek opzettelijk niet om. Toen de lift op de tussenverdieping stopte, mompelde ik snel iets tegen de piccolo over dat ik hem met een minuutje in mijn kamer zou treffen en stapte uit.
  
  De tussenverdieping zag vanaf drie kanten uit op de lobby. Omzichtig liep ik naar de leuning en keek naar beneden. Het gezicht van de man kon ik niet zien, maar hij had zich over de balie heen gebogen en luisterde nu naar wat de receptionist hem in het oor fluisterde. Even later draaide hij zich om en keek naar de liften.
  
  Ik trok me snel terug in de beschermende schaduwen van een marmeren zuil en keek naar hem terwijl hij langzaam door de drukbevolkte lobby liep. Ik had dat gezicht eerder gezien, maar waar? Voor een seconde sloot ik mijn ogen in een poging mijn geheugen aan het werk te zetten. Het was een gezicht dat ik kortgeleden nog had gezien, maar dat ik niet voldoende kende om te verbinden met een naam, of zelfs maar een stem.
  
  Toen ik mijn ogen weer opende, stond hij bijna recht onder me en keek hij naar iets of iemand buiten mijn blikveld. Hij stond bijna strak in de houding.
  
  Toen wist ik het. Of ik was stapelkrankjorum, of dit was één van die veiligheidsmensen die ik op de trap omhoog van Grosvenor Square was gepasseerd. Nu draaide mijn geheugen op volle toeren. Dit was de man op de bovenste tree, de laatste die ik was gepasseerd, de eigenaar van ogen nummer éénentwintig en tweeëntwintig.
  
  De lift was leeg en mijn tocht naar de vierendertigste verdieping was snel waardoor ik niet veel tijd had om over de dingen na te denken. De piccolo zat geduldig op me te wachten en hij had een Cockney accent dat me aan Charley deed denken. Ik gaf hem dus maar een halve dollar fooi. Zijn gezicht lichtte op alsof ik hem net de Hope diamant had gegeven en hij boog verscheidene malen toen hij achterwaarts de kamer verliet en de deur achter hem sloot. Ik luisterde tot ik er zeker van was dat hij was verdwenen, haakte toen de deurketting vast en draaide de deur in het nachtslot. Als ik onverwacht bezoek zou krijgen wilde ik dat dat eerst aanklopte. Ik was van plan met een paar seconden een hete douche te nemen en had besloten nooit meer in mijn blootje voor mijn leven te willen vechten.
  
  De kamer was koud, alsof Paula Athena er net doorheen was gelopen. Ik huiverde bij die gedachte, draaide de airconditioning uit en gooide het raam open. Een zachte juni bries deed de gordijnen opbollen en ik besloot naar mijn uitzicht te kijken. Mooi uitzicht! Het enige dat ik zag, waren de vierendertig verdiepingen van beton en glas voor me en aan weerskanten. Het hotel was rond een binnenplaats gebouwd waar ik op uitkeek. Of AXE besnoeide op zijn onkosten, of de receptionist had een kwaadaardig gevoel voor humor. Ik voelde me er behoorlijk zeker van dat mijn vriend met die kraaloogjes me binnen afzienbare tijd een bezoekje zou brengen en ik wilde alles perfect in orde hebben voor het moment dat hij arriveerde.
  
  Ik trok mijn pak uit en toen ik mijn colbertje op een hangertje hing, haalde ik een gouden pen en potlood uit het borstzakje. Ze waren niet echt van goud, maar voor mij bestonden ze uit achttien karaat Tiffany.
  
  Deze set was één van de beste dingen die door de AXE laboratoria waren uitgedacht. Het waren uiterst bruikbare instrumenten. Je kon een brief schrijven met de pen, een kruiswoordpuzzel oplossen met het potlood, maar je kon nog andere dingen doen met deze set. Ik draaide de punt van de pen en haalde de inktpatroon erachter weg. Toen drukte ik op de clip en een kleine lens viel op de plaats waar even eerder de punt nog had gezeten. Achter deze lens bevond zich een sluiter die vijfentwintig opnamen kon maken in half zoveel seconden. Achter de sluiter was een minuscuul rolletje supergevoelige film. Licht of donker, dag of nacht, het paste zich aan aan elke mogelijke natuurkundige conditie.
  
  Nu richtte ik mijn aandacht op het potlood. Ik verwijderde de onderkant waar de stift zat en draaide het andere einde langzaam rond. Hierdoor verscheen een kleine spiraal van grijs metaal. Middenin de spiraal zat een lang kristal en in dat kristal een waar netwerk van uiterst gevoelige draadjes. Dit was het automatische mechanisme dat de sluiter van de kamera op afstand bediende, als handbediening om de een of andere reden niet mogelijk was. Het reageerde op plotselinge veranderingen in licht of geluid.
  
  Ik hield de twee gouden cilinders op ongeveer drie centimeter van elkaar af en zag hoe ze tegen elkaar aan sprongen. De omhulsels waren magnetisch en konden slechts met kracht weer van elkaar los worden gemaakt. Ik schatte de lengte van mijn aanstaande bezoeker op ergens in de één meter tachtig, dus ik bevestigde de kamera aan de lijst van de deur van de slaapkamer naar de gang en richtte hem recht op de buitendeur.
  
  Ik liep naar de deur, draaide me om en keek ernaar. Ze waren recht op mijn gezicht gericht. Perfect. Het geluid van de deur als die openging, het licht dat vanaf de gang naar binnen zou vallen, het zou het apparaat activeren en de gezichten van alle mogelijke bezoekers doen vastleggen. Als ik eenmaal had gedoucht, zou ik terugkomen, beide sloten losmaken en afwachten.
  
  Ik richtte de douchekop recht op mijn borst, stelde hem af op heel fijn en draaide de kranen open. Ik moest ervoor oppassen niet alle magie van MEKKA ongedaan te maken, dus ik stapte zo ver mogelijk naar achteren in de douchebak en zorgde ervoor dat de straal water op mijn borst gericht bleef en mijn gezicht niet raakte. Onder het inzepen zong ik 'Loving You is the Hardest Thing I Know'. Toen liet ik de zeep vallen. Nu weet ik zeker dat jullie allemaal wel die moppen kennen van een man die in de douche zijn zeep laat vallen, enzovoort - maar ik vraag me af of jullie die hebben gehoord van die man die zijn zeep liet vallen en daarmee zijn leven redde.
  
  Op handen en knieën was ik bezig mijn stuk zeep terug te krijgen dat in de richting van de afvoer glibberde, toen ik de eerste explosie hoorde. Ik keek op om verpulverde tegels te zien opspatten vanuit het midden van de muur. Er verscheen een groot gat met een doorsnee van ongeveer dertig centimeter; erachter kleefde het metalen framewerk hardnekkig aan restjes pleisterwerk en tegels. Toen klonk een tweede explosie, rechts van de eerste, snel gevolgd door een derde. Je hoefde er niet voor gestudeerd te hebben om te weten dat ze allemaal op hoofdhoogte waren, als ik gewoon rechtop had gestaan. Iemand had de bedoeling mijn kop van mijn romp te blazen.
  
  Het hete water bleef uit de douchekop spuiten. Ik hoopte dat het geluid ervan mijn bewegingen zou dekken toen ik achteruit gleed naar de kant van de douche waar ik was begonnen. Op de vloer van de douche lagen scherpe stukken tegel en pleisterwerk en aan mijn lichaam kleefden nog wat stukjes. Ik hurkte neer, bijna zonder adem te halen en wachtte tot de ander de volgende zet zou doen. Ik hoefde niet lang te wachten. Ik had net de drie perfect ronde gaten in het douchegordijn opgemerkt toen ik de vingers zag die het gordijn opzij wilden trekken.
  
  Ik denk dat hij zo verrast was niet mijn onthoofde lichaam daar voor hem in het zeepachtige water te zien, dat hij me niet zag of hoorde toen ik aan de andere kant door het gordijn naar buiten glipte. In ieder geval stond hij nog steeds met zijn gezicht naar de douche toen ik naar hem uithaalde en hem zo hard mogelijk schopte. Hij struikelde naar voren de dampende douche binnen en ik hielp hem nog een beetje door hem een scherpe slag achter tegen zijn nieren te geven. Zonder ook maar iets van een kreun of iets anders te laten horen, tuimelde hij voorover de douche in. Het enige geluid dat ik hoorde boven het geluid van het uitspuitende water, was dat van zijn hoofd toen dat contact maakte met het porselein. Ik draaide de heetwaterkraan vol open en haastte me naar de slaapkamer om Wilhelmina te zoeken.
  
  Mijn pistool lag nog steeds onder het Londense telefoonboek waar ik het had achtergelaten. Met de beddensprei veegde ik het zeep en het water van mijn handen. Dit keer wilde ik geen enkele vergissing maken. Ik moest die gast in leven houden, afleveren bij BOLT en hem in zijn geheel in de schoot van Paula deponeren. Ik greep Wilhelmina en liep terug naar de open badkamerdeur.
  
  In de drieënhalve seconde dat ik weg was geweest, had het kleine vertrek zich gevuld met stoom van de kokende douche. Mijn bezoeker was nog steeds verdoofd, maar hij was erin geslaagd op handen en knieën overeind te komen. Zijn hoofd en schouder hingen scheef over de rand van de badkuip heen. Het grootste gedeelte van de straal miste hem, anders zou hij half gekookt zijn geweest tegen de tijd dat ik mijn hand uitstak om de kraan dicht te draaien. Ik greep hem bij zijn haar en sleurde hem uit de kuip. Voorover sloeg hij met zijn gezicht tegen de betegelde vloer. Ik hoorde nu een kreun toen de adem uit zijn longen werd gedwongen en zijn schedel met een bons de vloer raakte.
  
  Toen ik het vreemde wapen voor het eerst zag in de badkuip tussen de stukken pleisterwerk en tegels, zag het eruit alsof het opgezwollen was door al het hete water dat er overheen stroomde in de richting van de afvoer. Het was het raarste ding dat ik ooit had gezien. Ik nam het op en merkte dat het drie keer zo veel woog als Wilhelmina, hoewel het maar half zo groot was. Er was geen tijd voor verdere inspectie, want toen ik me weer omdraaide zag ik dat mijn hardhoofdige vriend zich weer op zijn knieën had gewerkt.
  
  'Goed,' zei ik. 'Kom overeind en ga het andere vertrek in.'
  
  Toen hij zich langzaam mijn kant opdraaide, zag hij Wilhelmina als eerste. Misschien dat zijn ogen iets groter werden toen hij haar zag, maar toen hij tevens het vreemde zware wapen zag dat eenmaal van hem was geweest, sprongen diezelfde ogen bijna uit zijn hoofd.
  
  'Lopen, zei ik.'
  
  Hij kwam wankel overeind en liep langzaam achteruit naar de slaapkamer. Nu ik hem van dichterbij zag, wist ik zeker dat hij één van die veiligheidsmensen was die ik eerder had gezien en er was geen twijfel over mogelijk dat hij de laatste was geweest, op de bovenste tree.
  
  Ik deed steeds een stap vooruit bij elke wankele pas die hij achteruit deed. Zijn ogen bleven op het zware wapen in mijn linkerhand gericht. Toen we in de slaapkamer kwamen zorgde ik ervoor dat hij uit de buurt bleef van de gang en dicht bij de kast tussen de ramen. De plotselinge windvlaag van buiten herinnerde mij eraan dat ik naakt was en om de zaken nog wat erger te maken, nat en koud.
  
  Toen hij eenmaal stond waar ik hem wilde hebben, tegen de kast aan met zijn handen boven zijn hoofd, begon ik vragen te stellen.
  
  'Wie ben je?'
  
  Geen antwoord.
  
  'Hoe lukte het je vanavond als veiligheidsagent in dat gebouw aanwezig te zijn?'
  
  Weer geen antwoord.
  
  Het leek wel alsof hij mijn vragen zelfs niet hoorde. Hij bleef maar naar het verloren wapen kijken, alsof hij bang was dat het vanzelf af zou gaan. Misschien wist hij iets van het vreemde wapen dat ik niet wist. Zonder mijn ogen van hem af te nemen, liep ik achteruit tot ik de beddensprei achter tegen mijn benen voelde. Toen gooide ik zijn wapen op het zachte bed en keerde terug tot de ondervraging. 'Luister, makker, ik geef je de raad mijn vragen te beantwoorden. Ik weet een paar smerige maniertjes om je aan het praten te krijgen, maar aangezien ik deze kamer alleen maar heb gehuurd, stuit het me tegen de borst er een smeerboel van te maken met jouw bloed.'
  
  Voor het eerst keek hij me recht aan. Er lag een wanhopigheid in zijn uitdrukking die ik bijna pathetisch vond aandoen. Toen lieten zijn ogen die van mij los en het leek wel alsof hij probeerde door me heen te kijken, naar de plek waar ik het wapen had laten vallen. Deze grappenmaker dacht maar aan één ding. Ik deed een paar stappen dichterbij tot Wilhelmina op ongeveer een centimeter van zijn hart vandaan was.
  
  'Eerder vanavond heb jij die twee andere mannen gedood, niet? Het was gedaan met dat wapen, nietwaar? Wat is het voor soort wapen? Wie stuurde jou om Gerald Schillinger te doden?'
  
  Ik was net klaar met mijn laatste vraag toen zijn knie een zeer pijnlijk onderdeel van mijn kruis werd.
  
  Voor ik wist wat er gebeurde, duwde hij me snel opzij en dook naar het bed. Ik wist wat hij wilde. Voor hij de sprei bereikte, was ik bovenop hem en onze handen grepen gelijktijdig naar het wapen. Ik voelde de kille warmte van Wilhelmina tegen me aan en wist dat zij er was als zij nodig mocht zijn. Ik probeerde het andere wapen uit de handen van de andere man los te krijgen. Het vreemde van zijn wanhoop was, dat hij volledig geconcentreerd was op het te pakken krijgen van dat wapen ... niet op in leven te blijven. Hij was als een robot die voor een reeks operaties was geprogrammeerd. Hij wist dat ik hem gemakkelijk kon neerschieten en hij kon niet weten dat het op dit moment belangrijker voor me was hem in leven te houden. Ik moest hem in goede orde houden tot ik hem aan het praten had gekregen.
  
  Zwijgend bleven we om het bezit van het vreemde wapen worstelen. De armen van mijn tegenstander verloren hun kracht door de worsteling. Mijn armen waren net iets langer en de kracht in mijn handen was groter. Hij was de strijd aan het verliezen en hij wist het.
  
  Plotseling haalde ik uit met alle kracht die ik op kon brengen en ik dreef mijn ellebogen in zijn borst. Hij snakte naar adem en ik voelde hoe zijn vingers hun greep verloren. Bij de tweede stoot op dezelfde plaats lieten ze volledig los. Ik maakte een woeste beweging met een arm en het wapen gleed van het bed en belandde ongeveer anderhalve meter verderop op de vloer.
  
  Ik greep Wilhelmina. De ogen van de man stonden nu nog wilder en hij bleef maar naar de plaats van zijn wapen kijken. Toen hij probeerde weer wat lucht in zijn longen te krijgen, parelde het zweet op zijn voorhoofd. Voor hij de kans had een volgende beweging te maken, was ik van het bed af en tussen hem en het wapen. Wilhelmina wees tussen zijn ogen.
  
  'Goed, makker, nu is het mooi geweest. Nu wil ik een paar antwoorden hebben op diezelfde vragen.'
  
  Hij hees zich op zijn knieën op het bed en ik zag dat zijn gezicht nog witter werd.
  
  'Kom van dat bed af en ga tegen die kast staan. Als ik wat van je bloed moet nemen om die antwoorden te krijgen, dan ben ik daar klaar voor.'
  
  Langzaam kwam hij in beweging en schoof op zijn knieën achteruit, zonder naar mij of naar Wilhelmina te kijken. Al zijn aandacht was gericht op die plaats achter me waar het wapen lag. Terwijl hij zich naar achteren bewoog, stapte ik opzij tot ik het nachtkastje bereikte waar de chamois schede lag met Hugo erin. Hugo gleed gemakkelijk naar buiten, alsof hij blij was eindelijk aan de actie mee te mogen doen. Ik liep de kamer door, Hugo voor me uit gehouden.
  
  'Goed, makker. Je tijd is voorbij. Ik wil nu de antwoorden op de belangrijkste vragen hebben.' Terwijl ik sprak kwam ik langzaam op hem af. 'Voor wie werk je. Wie zitten er allemaal in het complot tegen Schillinger?'
  
  Ik was slechts een meter van hem vandaan, toen hij ten slotte zijn ogen van het wapen weghaalde en naar mij keek. Ik besloot hem met een schokeffect tot praten te krijgen. 'Weet je dat je de echte Schillinger niet te pakken hebt gekregen?' Zijn ogen werden groot van ongeloof. 'Je doorzeefde de borst van een arme donder uit Kansas City. Schillinger leeft nog en is op weg naar Parijs.'
  
  'Nee!' Het was het eerste woord dat hij had gezegd en zijn stem klonk hoog en raspend. Ik deed nog een stap in zijn richting en hield Hugo in de ruimte die er nog tussen ons in was. Nog meer zweetdruppeltjes verschenen er op zijn voorhoofd en zijn ogen zagen eruit alsof ze op kleine steeltjes zaten. Hij deed een halve stap achteruit en schudde zijn hoofd heen en weer térwijl hij mompelde: 'Nee, nee, nee.' Steeds weer, als het een of andere offerzang.
  
  Wat erna gebeurde, gebeurde zo snel en zo onverwacht dat ik het nog steeds niet helemaal kan geloven. Hij wierp een verlangende blik in de richting van zijn verloren wapen, dan naar het pistool in mijn handen. Een ogenblik aarzelde hij, wanhopig met zijn ogen knipperend. Toen, zonder nog maar iets te zeggen, wervelde hij zich om en dook recht door het open raam naar buiten.
  
  Zijn weg naar beneden, langs alle vierendertig verdiepingen, was met een paar seconden bekeken. Ik was net op tijd bij het open raam om hem uiteen te horen spatten op het beton van de binnenplaats.
  
  Ik weet niet hoe lang ik daar in de duisternis heb staan staren. Een plotselinge kilte, deels door de wind en deels door de gedachte hoe hij eruit moest zien daar beneden, bracht me weer bij mijn positieven. Het werd tijd om een paar dingen te overdenken. In de eerste plaats was het niet aannemelijk dat men zijn lijk direct zou vinden. Er waren geen lichten aangegaan in de kamers rond de binnenplaats, geen kreten van getuigen die de val hadden gezien. Ik kon er dus op gokken dat niemand zich bewust was van de bloederige hoop die daar beneden lag. Ik had dus wat tijd om te besluiten wat ik vervolgens zou doen.
  
  Bovenaan de lijst was het teruggaan naar die bomkrater die eens een betegelde douche was geweest om het opgedroogde zeeg van me af te wassen. Het begon te jeuken als de pest.
  
  Ik was op weg naar de badkamer toen ik het vreemde wapen weer opmerkte dat nog steeds op de grond lag. Het scheen een eigen leven te leiden. De gezwollen kamer was nu nog verder opgezwollen en gloeide met een oranje hitte tegen het witte kleed. Kleine vingers rook kringelden op vanwaar de gloeiende kamer het hoogpolige tapijt schroeide. Ik bleef ernaar kijken alsof het een opgerolde cobra was die op het punt stond toe te slaan. Ik dacht dat ik wel elk wapen had gezien dat er zo'n beetje bestond, maar dit had ik nooit eerder gezien. Mijn gedachten schoten terug naar dat gezichtsloze lichaam op de vloer in Grosvenor Square en naar dat bloederige gat dat eens de borst van een man was geweest; dan naar het meer recente beeld van de drie gaten in het douchegordijn en de symmetrische kraters in de betegelde muur van de douche. Dit schatje was niet iets om grappen mee te maken. Bovendien was het dé enig bestaande schakel tussen de bloederige gebeurtenissen van vanavond en de mensen die het op touw hadden gezet. Voorzichtig knielde ik een meter van het wapen vandaan op de grond neer. Even voorzichtig stak ik mijn hand uit naar de handgreep. Ik dacht dat het gloeiend heet zou zijn. Weer mis. Wel voelde ik de hitte van de kamer, maar de greep was koel bij de aanraking. Ik raapte het ding op en hield hem op een armlengte van me af.
  
  Ik sta bekend als de trotse eigenaar van een zeer koele en goedgetrainde trekkervinger, dus als ik vertel dat ik niet de minste druk op de trekker uitoefende moet je dat geloven. Het opgezwollen metaal van de kamer zette uit en trok samen en ik voelde de kracht van de terugslag in mijn pols en verder door mijn arm tot aan mijn schouder.
  
  Ik had niet werkelijk gericht, omdat ik niet de bedoeling had gehad het wapen af te vuren, maar gelukkig was het gericht op de zijkant van het matras.
  
  Voor mijn ongelovige ogen vloog de kast aan de andere kant van het bed, tussen de ramen in, in duizenden splinters uiteen. De kogel, of granaat, of wat dit verrekte wapen ook mocht afschieten, was dwars door de hele breedte van het matras gegaan zonder ook maar de geringste schade aan te richten en had toen de kast vernield alsof die van balsahout was gemaakt.
  
  Weer keek ik naar het wapen in mijn hand. Het gloeien was verdwenen en het kamer gedeelte had weer zijn normale, hoewel nog steeds merkwaardige, proporties aangenomen. Ik legde hem weer op de grond neer en raakte voorzichtig de plaats aan waar die even eerder nog oranjerood gloeiend was geweest. Het was alleen nog maar een beetje warm. Op dat moment merkte ik het kleine knopje op dat op de greep zat. Ik besloot het ding op dat moment niet verder te onderzoeken. Ik liep naar de badkamer en keerde terug met een groot formaat badhanddoek, die ik voorzichtig om het wapen wikkelde. Toen legde ik hem op de bovenste plank van de gangkast om hem te bewaren tot ik hem aan de ballistische experts van BOLT kon geven.
  
  De telefoon ging over als op commando. Ik herkende de stem aan de andere kant van de lijn. Hij was even koel en afstandelijk als altijd.
  
  'Mr. Crawford, u spreekt met Brittish Overseas Travel Agency. Het spijt me dat ik u zo laat bel, maar ik weet hoe zeer u de laatste bijzonderheden wilde hebben over de reis van Terry. Eén van onze medewerkers is er zojuist mee klaar gekomen.' Ik moest toegeven dat het snel werk was, maar dat deed me agent P. Athena niet aardiger vinden. 'Bedankt. Ben blij om dat te horen.' Mijn antwoord was even koel en even afgemeten. 'Zal ik het even langs komen halen?'
  
  'Nee. Ze worden u toegestuurd.'
  
  'Eén moment.' Aan haar toon kon ik horen dat zij op het punt stond op te hangen. 'Luister, er is een kleine verandering in de plannen sinds de laatste keer dat ik u heb gesproken ... een noodgeval, zou je wel kunnen zeggen.' Ik benadrukte het woord omdat ik me herinnerde dat ik opdracht had alleen maar contact op te nemen als er een noodgeval was. Ik besloot dat als het geen noodgeval was als één van de agenten van BOLT in een moordenaar veranderde, ik beter terug kon gaan naar de lagere school om mijn Engels opnieuw te leren.
  
  'Ik begrijp het.' Ze klonk helemaal niet alsof ze het begreep.
  
  'Ik denk dat het beter is als ik persoonlijk spreek met iemand van uw kantoor. De moeilijkheden zouden wel eens een uitwerking kunnen hebben op mijn hele reis.'
  
  'Nou, goed, als u denkt dat het nodig is. Over precies twintig minuten wordt u opgepikt op dezelfde plaats waar we u eerder hebben afgezet.' Haar laatste lettergreep werd afgerond met de klik van de telefoon.
  
  Ik keek op de wijzerplaat van mijn reiswekker. Twintig minuten. Goed. Dat gaf me de gelegenheid van mijn jeuk af te komen. Ik zuchtte vermoeid toen ik terugliep naar de douche voor een volgende poging.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  Tien minuten later stapte ik op de tussenverdieping uit de lift en liep voorzichtig naar mijn oude plek bij de leuning. De Fransman stond nog steeds achter de balie bezig met het sorteren van de post en praten met één van de piccolo's. Het, feit dat hij er niet vandoor was gegaan bevestigde mijn vermoeden dat hij geen enkel idee had waarin hij bijna betrokken was geraakt. Hij zou me dus van geen enkele hulp zijn. Ik zuchtte teleurgesteld en liep verder.
  
  Ik ging Park Lane op naar de plek toe waar ik eerder was afgezet. Er waren slechts een paar auto's en taxi's daar en niemand scheen veel aandacht aan me te besteden toen ik stilhield en een sigaret opstak. Ik had de lucifer nog niet uitgemaakt toen ik de zwarte Rolls op me af zag komen. Dezelfde chauffeur zat achter het stuur en Paula Athena zat weer weggezakt op de achterbank onder de beschermende rand van haar vilten hoed. Ik sprong naar binnen. 'Neem het park, Freddie.' Plotseling viel het me op dat ze haar chauffeur met heel wat meer respect behandelde dan mij. Toen ze weer achterover leunde in de schaduwen, wierp ze een bruine map op mijn schoot.
  
  'Hier. Je vindt daar het volledige rapport. Geboortedatum, scholen, medische rapporten, familieachtergrond, beroepsgegevens, zelfs de vitale maten.' Haar stem kreeg die vertrouwde, kille klank toen ze eraan toevoegde: 'Maar ik ben ervan overtuigd dat je er beter van op de hoogte bent dan onze experts. Misschien dat je het een en ander wilt aanvullen... of schrappen.'
  
  De gedachte trof me plotseling en ik gooide het eruit. 'Je bent jaloers.' De gedachte was zo duidelijk en zo grappig dat ik moest lachen.
  
  'Doe niet zo belachelijk.' De scherpte van haar antwoord was het bewijs. Ze veranderde snel van onderwerp.
  
  'Dat noodgeval waarover je eerder sprak - misschien wil je het uitleggen. Mijn tijd is erg beperkt.' Ze luisterde zwijgend, terwijl ik haar het hele verhaal vertelde.
  
  'Je moet je vergissen dat je aanvaller één van de veiligheidsmensen van Grosvenor Square was. Drie van die mannen waren agenten van BOLT en de andere acht waren met zorg uitgekozen en waren als topveilig geklasseerd.'
  
  'Ik weet dat ik het juist heb,' hield ik vol. 'Dit was die gast die bovenaan stond toen we die trap opliepen. Als ik het me nog goed herinner, knikte je naar hem toen we hem passeerden.'
  
  'Ónmogelijk. Die man bovenaan de trap was een agent van BOLT.'
  
  Toen deed ze iets dat helemaal tegen haar aard leek in te gaan. Ze stak haar hand uit en raakte mijn arm aan. Van ieder ander zou dit een gewoon, alledaags gebaar zijn geweest, maar van haar was het iets dat mijn sekshongeri-ge hart een sprongetje deed maken.
  
  'Je had volkomen gelijk. Dit is zeker een noodgeval. Ik ben blij dat je niet hebt geaarzeld ons hiervan op de hoogte te stellen.'
  
  Ik oefende een lichte druk uit op haar hand en ze trok die snel weer terug.
  
  Toen Freddie de wagen aan de stoeprand zette, zag ik dat we precies weer daar waren waar we waren begonnen. Dus ik stak mijn hand uit naar het portier.
  
  'Nee. Jij blijft in de auto. Het is veiliger als ik naar binnen ga. Mag ik jouw sleutel hebben?'
  
  Ik draaide me om. 'Die heb je niet nodig. De sloten zijn eraf. Het is kamer vierendertig zeventien en neem me niet kwalijk voor de rotzooi.' Ze was de auto al uit voor ik klaar was.
  
  Tien minuten en twee sigaretten later klom ze weer op de bank naast me. Ik zag de bobbel in haar schoudertas. Ze beet een bevel in de richting van Freddie.
  
  'Kensington, Freddie. En haast je.' Toen de wagen optrok, leunde ze achterover en maakte haar tas open. Ze haalde het wapen eruit dat nog steeds in de dikke badhanddoek gewikkeld was. Met haar verbluffende efficiëntie zou ik niet werkelijk verbaasd zijn geweest als ik het lichaam op de binnenplaats ook uit die handdoek had zien komen. Maar uiteindelijk was het alleen maar het vreemde wapen.
  
  'Dit zou wel eens het belangrijkste spoor kunnen zijn.' Haar stem klonk vol opwinding. 'Ik zag je douche en wat er over was van het cabinetje. Ik heb nog nooit zoiets gezien.'
  
  'Ja,' stemde ik in. 'Ik laat een spoor van vernielde hotelkamers achter, waardoor ik wel eens op de zwarte lijst kan komen van Conrad Hilton.'
  
  'Op je kamer heb ik het hoofdkwartier gebeld. Het lichaam wordt direct weggehaald.'
  
  'Ik ben blij dat je kamerservice niet hebt gebeld.'
  
  Toen zorgde ze voor nog een verrassing. Ze lachte echt. Ze wierp haar hoofd achterover en lachte. En weet je? Het was een heerlijke lach. Vol en sprankelend.
  
  Er kwamen geen verrassingen meer tot we Kensington Street bereikten. Ik keek uit mijn raampje en zag dat we werkelijk voor een reisbureau stonden.
  
  'Bedankt, Freddie. Vanavond heb ik je niet meer nodig. Anders bel ik je wel. Probeer wat slaap te krijgen. Ik denk dat het morgen wel eens heel druk kan worden.'
  
  Weer werd ik getroffen door de zachte, bezorgde klank in haar stem. Ik hoorde Freddie achter ons optrekken toen ik Paula naar de deur volgde. Daar stond het in grote letters voor iedereen te lezen: British Overseas Travel Agency. Het kantoor aan de straat was verlicht en ik zag een geüniformeerde, vrouwelijke bediende achter de balie zitten. Het geheel was groot en nogal deftig, op een bijna Dickensachtige manier. Het meubilair zag eruit als echt Victoriaans. De balies waren van erg donker, zwaar bewerkt hout en het meisje achter de balie zag er eveneens goed en rijkelijk voorzien uit.
  
  'Goeieavond, Emily.' Paula sprak de nonchalante begroeting over haar schouder in de richting van het meisje. 'Of moet ik goeiemorgen zeggen?'
  
  'Nee,' interrumpeerde ik. 'Laat mij het maar zeggen. Goede morgen, Emily.' Ik volgde agente Paula Athena niet langer en maakte rechtsomkeer om het gesprek voort te zetten bij de balie. Maar Paula gebaarde me naar het volgende vertrek en ik ging, tamelijk bedroefd, met haar mee.
  
  Het kantoor achterin was veel kleiner, maar verder identiek aan dat waar we het eerst door waren gekomen. Tevens was het volkomen leeg. Toen kreeg ik mijn volgende verrassing. Paula liep snel naar het lichtknopje en knipte het plafondlicht uit. Er brandde nog slechts één lamp in het vertrek: een kleine bureaulamp. Toen maakte ze dat uit en we bevonden ons in een volledige duisternis. Het volgende dat ik hoorde was het schrapen van metaal over metaal - als van een klein scharnier. Ik spande mijn ogen in om iets te zien, toen zag ik de smalle lichtbundel die de zaken een beetje verlichtte. Paula hield iets in haar hand dat een potlooddunne zaklantaarn bleek te zijn en richtte die op een open, metalen contact in de muur. Ik keek zwijgend toe, terwijl zij aan het einde van het gevalletje draaide. De lichtstraal werd smaller en concentreerde zich op het muurcontact. Toen gleed een muurdeel van tweeëneenhalve meter naar links en werden we overspoeld door het licht van de ruimte die zich erachter aan mijn verbouwereerde ogen onthulde.
  
  Dit was dus BOLT. Ik had niet verbaasder kunnen zijn als Paula Athena al haar kleren had uitgetrokken en mij voor de volgende dans had gevraagd.
  
  Het vertrek was enorm; alles van chroom en glas, hoekig en erg modern. Zes bureaus glommen op in het daglichtschijnsel van de lampen aan het plafond. Vijf waren er leeg en de zesde werd ingenomen door Hawk, zoals alleen Hawk dat kan. Hij keek op toen we binnenkwamen.
  
  'Nou, Nick. Ik had niet gedacht je zo snel te zien.'
  
  Ik kreeg het gevoel dat hij nou niet stond te springen van blijdschap door me nu te zien. Toen toonde hij iets dat veel weg had van een werkelijke glimlach, de eerste die ik had gezien sinds ik in Londen was aangekomen. 'Als lokaas doe je het behoorlijk goed. Ik had niet gedacht dat ze je zo snel zouden vinden.' Voor ik de kans had te antwoorden, was Paula al bij het bureau en vouwde ze de handdoek open die het wapen bevatte. Ik kwam er bij staan en keek naar Hawks gezicht toen hij voor het eerst naar het wapen keek.
  
  'Wat een misvormd, klein monster. Is dit volgens jou het ding dat ze vanavond al een paar keer hebben gebruikt?' Hij pakte het op.
  
  'Pas op. Raak dat knopje op de greep niet aan.' Het lukte me mijn stem in bedwang te houden, maar de klank ervan deed hem zo schrikken dat hij bijna het wapen liet vallen. Ik ging achter hem staan en wees op het kleine knopje. 'Volgens mij wordt het ding hierdoor in werking gebracht.'
  
  Hawk bleef er nog even naar kijken en legde het toen voorzichtig op zijn bureau neer. 'Tony heeft de ballistische expert al laten roepen. Hij kan elk moment hier zijn.' Toen wendde hij zich tot Paula.
  
  'En hij heeft twee van jullie mensen gestuurd om het lijk van de binnenplaats van het hotel weg te halen.' Toen richtte hij zich weer tot mij.
  
  'Paula vertelde me over de telefoon dat jij denkt dat jij door een BOLT-agent bent aangevallen met dit ding.'
  
  'Verdomd waar ... daar verwed ik alles onder.'
  
  'De man die je beschrijft is een van onze beste en meest betrouwbare mensen.' De nieuwe stem kwam van achter me. Ik draaide me om en keek in het knappe gezicht van Sir Anthony.
  
  'Het spijt me, meneer. Ik weet dat het nogal verontrustend nieuws is, maar ik weet ook dat ik het juist heb.'
  
  Sir Anthony keek me lange tijd aan voor hij weer sprak.
  
  '7LN was degene die Charley Evans als eerste opmerkte in Zwitserland en hem volgde naar Londen. Hij zou ons nauwelijks die informatie hebben doorgegeven als hij om de een of andere, ondenkbare reden voor de andere kant werkte. Wat nog verontrustender is, is dat hij één van de agenten is waar we het eerder over hadden. Eén van de twee mannen, buiten David en mij, die weten waar jullie Minister van Buitenlandse Zaken en onze eerste-minister zich schuilhouden.'
  
  'Wat?' Paula Athena klonk ongelovig.
  
  'Ja, Paula. 7LN was één van de twee mannen van het team die hen naar hun geheime bestemming escorteerde. We riepen hem terug om te helpen het huis op Grosvenor Square te bewaken en hem bij de hand te hebben voor het geval dat iemand iets zou proberen. Het leek me belangrijk daar een van onze beste mensen te hebben om het spoor te volgen dat ons naar de grote bazen zou kunnen leiden.'
  
  'Houdt dat in dat er maar één man is bij Schillinger en de premier op dit moment?' Ik wachtte tot ze me zouden vertellen dat ik het mis had.
  
  'Helaas is dat juist,' antwoordde Hawk. 'Tony en ik waren op weg daarheen toen we het telefoontje van Paula kregen.'
  
  Op dat moment schoof het tweeëneenhalve meter brede muurdeel zonder een geluid te maken opzij en twee mannen in witte overalls kwamen binnen, terwijl ze iets meedroegen dat leek op een vuilnisbak. Sir Anthony liep vlug naar hen toe toen het muurdeel weer op zijn plaats gleed. 'Ah, goed. Nog moeilijkheden?'
  
  De mannen zetten de bak met een klap neer en trokken toen snel hun overalls uit. Eronder droegen zij donkere, goed gesneden pakken. De jongste van de twee sprak als eerste; hij had een duidelijk Oxford-accent.
  
  'Nou, meneer. De enige manier om die binnenplaats te bereiken is vanuit de kelder. Het wemelt daar van het hotelpersoneel die net met hun dienst beginnen of net klaar zijn. We namen dus deze uniformen en deden alsof we daar thuishoorden. Niemand heeft ons opgemerkt.'
  
  Zijn metgezel maakte het verhaal af. 'Deze vuilnisbak was helaas het enige dat we konden vinden. Het is geen prettig gezicht, meneer.'
  
  'Breng hem direct door naar de Medische Dienst. Daar is iemand die een volledig onderzoek zal doen op ... de resten.' Sir Anthony scheen moeite te hebben een juist woord te vinden voor de inhoud van de vuilnisbak. De twee mannen tilden hem weer op, liepen ons voorbij en verdwenen via een andere schuifdeur. Nu ik wist wat er in die bak zat deed ik een flinke stap opzij.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  Toen ik het kantoor aan de straatkant weer bereikte, was de plaats achter Emily's balie verlaten. Alles was donker en leeg en ik voelde mezelf eveneens donker en leeg. Dertig minuten met Emily zouden dat allemaal hebben kunnen veranderen.
  
  Buiten waren de straten van Kensington rustig. Ik besloot terug te lopen naar mijn hotel in plaats van een taxi te nemen.
  
  De juni-nachten in Londen kunnen zonder waarschuwing koel worden en deze nacht was geen uitzondering. Ik had werkelijk een beetje op Emily gerekend om mijn moreel weer wat op te vijzelen en mijn vertrouwen in de Engelse vrouwen te herstellen ... het vertrouwen waarvoor Paula Athena haar uiterste best had gedaan het te vernietigen. Toen ik een hoek omsloeg in de buurt van Albert Hall herinnerde ik me plotseling een aardig, Engels meisje: Tracy Leeds! Ik voelde in mijn borstzak naar het stukje papier, het zat er nog steeds.
  
  Tot mijn verrukking zag ik dat Tracy in Kensington woonde, op ongeveer vier blokken van de plek waar ik nu stond. Dat was noodlot! Mijn moreel vloog omhoog en mijn bloed begon weer wat sneller te stromen toen ik op de volgende hoek een telefooncel binnenging.
  
  Ik zocht in mijn zak naar een geldstuk toen ik me realiseerde dat ik nog steeds die bruine map onder mijn arm hield. Ik stak het geldstuk en het papiertje met Tracy's nummer weer in mijn zak en riep een langskomende taxi aan.
  
  Er was nog behoorlijk wat activiteit in de lobby van het hotel, hoewel de bars gesloten waren. Een heleboel rusteloze toeristen die wanhopig op zoek waren naar al die Europese opwinding die hun reisbureaus hun beloofd hadden. Ik zag dat er een andere receptionist achter de balie stond en ik dacht er over na mijn kamer te ruilen voor een andere die nog wat tegels over had in de badkamer. De bruine map deed me anders besluiten; het belangrijkste eerst.
  
  De deur naar mijn kamer zag eruit als alle andere op de gang, maar ik nam aan dat die andere op dit uur voor het merendeel wel gesloten zouden zijn. Die van mij ging open op een eenvoudige draaibeweging van de klink.
  
  Ik pakte een stoel uit de slaapkamer en duwde die onder de knop van de deur. Niet dat die echt bescherming bood tegen een ongenode indringer, maar het zou ten minste wat lawaai geven als iemand probeerde binnen te komen.
  
  Toen ik me omdraaide om terug te lopen naar de slaapkamer, zag ik de twee slanke, gouden cilinders die nog steeds vastgeplakt zaten tegen de deurlijst. Ik had een fotografische val opgezet voor elke, al of niet aangekondigde bezoeker en toen vergeten die val te controleren.
  
  Ik maakte ze los en zette de pen en potlood weer in elkaar, erg voorzichtig te werk gaand om het fijne mechanisme niet te beschadigen. Die mensen van BOLT konden blijven ontkennen dat het een van hun eigen mensen was, maar ik voelde me er nog steeds behoorlijk zeker over dat het die knaap van hun was geweest die ik in Grosvenor Square had gezien en nu had ik tevens een positief bewijs ervan in mijn handen.
  
  Ik opende het Best Verkochte Boek Aller Tijden op de speciale pagina en borg de twee schrijfstiften er liefdevol in op tot ik in de gelegenheid zou zijn ze naar British Overseas Travel te brengen. Elke keer dat de deur open of dicht was gegaan, had de kamera geklikt. Dus naast het gezicht van de man die die fraaie snoekduik naar buiten had gemaakt, zouden er foto's zijn van mij toen ik de deur uitging en van Paula Athena toen ze naar mijn kamer ging om het wapen op te halen.
  
  Mijn hotelkamer zag er nog steeds uit als een rampgebied, maar dit was niet het moment om aan het huishouden te
  
  beginnen. Ik ging aan het bureau zitten en sloeg de map open die het verhaal bevatte van Lorna Terry, althans volgens BOLT.
  
  De Informatiedienst van BOLT had zijn werk keurig gedaan. De map bevatte tweeëntwintig computervellen met informatie over Lorna Terry. Tegen de tijd dat ik ermee klaar was, had ik het gevoel dat ik wellicht dingen over haar wist die zij zelf al weer was vergeten.
  
  Het kwam niet werkelijk als verrassing dat Lorna Terry haar artiestennaam was. Ze was in Birmingham geboren als Joan Latham, als jongste van negen Latham kinderen. Haar vader was fabrieksarbeider die kort na de geboorte van het jongste kind het gezin in de steek liet. Ze trouwde toen ze vijftien was met een man die tweemaal zo oud was en scheidde van hem op haar achttiende, kort nadat ze de titel van Miss Birmingham veroverde in een plaatselijke schoonheidswedstrijd.
  
  Haar hele carrière stond er stap voor stap in beschreven, van begin tot aan de top. Ze trouwde met haar eerste agent, Freddie Trundle, en liet zich zes maanden later weer van hem scheiden nadat ze haar eerste platencontract had getekend. Het was de gewone showbizz geschiedenis, maar de laatste paragraaf bracht me enigszins van mijn stuk.
  
  'Geen arrestaties. Geen strafblad. Terry is de laatste tijd nogal in de publiciteit geweest door haar actieve deelname in de beweging voor de Permanente Wereld-Vrede, opgericht door de Amerikaanse staatsman Gerald Schillinger. Bekend is dat Terry twee belangrijke filmrollen heeft afgeslagen om zich vrij te houden voor de eerste conferentie in Parijs en voor de bijeenkomsten die eraan voorafgingen in alle grote steden. Eerder is ze nooit aangesloten geweest bij enige politieke beweging. Ze heeft nooit haar stem uitgebracht in een Engelse verkiezing. Ze ontkent de recente geruchten dat haar vriendschappelijke relatie met de Amerikaanse senator Robert Hanson van een romantische aard is'.
  
  Ik bladerde terug naar de eerste pagina waar alle persoonlijke gegevens naast elkaar waren gezet in keurige kolommen. Adres: Park Terrace Apartments, Park Lane, Londen W1, Engeland. Dat adres lag op ongeveer acht blokken van mijn hotel. Telefoonnummer (privé en geheim): 493-8069. Ik stond op en liep naar de telefoon naast het bed, terwijl ik op mijn horloge keek. Het was bijna twee uur in de ochtend.
  
  Nou, dacht ik. Als die senator Hanson daar nog steeds logeert, kunnen we eens zien of hij werkelijk die nachtuil is die hij beweert te zijn. Ik draaide een buitenlijn en daarna het nummer. De telefoon ging maar twee keer over. 'Hallo?' De stem klonk bijna even jongensachtig en gelikt als hij eruitzag.
  
  'Senator Hanson?'
  
  'Ja.'
  
  'Het spijt me dat ik u lastig val op dit late uur, maar ik hoopte dat u me wat inlichtingen zou kunnen geven. Ik heet Ned Crawford en ik ontmoette Lorna Terry op de vredes-bijeenkomst in Washington ...'
  
  Verder kwam ik niet.
  
  'Ned. Ik hoopte al dat je zou bellen.' Of die gast was dronken of hij kende een andere Ned Crawford.
  
  'Het is niet waar.' Ik besloot hem het praten te laten doen. 'Ja. Zie je, Lorna belde me op en vertelde me een paar onverkwikkelijke dingen.'
  
  'Alles gaat dus goed met haar?'
  
  'Ja, prima. Vanavond moet ze in Parijs zijn aangekomen. Ik dacht eigenlijk dat dit een telefoontje van haar zou zijn. Waar zitje?'
  
  'Hier in Londen, maar dat doet er niet toe.' Ik wist werkelijk niet wat ik moest zeggen, een zeldzaam iets, maar het kan dus voorkomen. Plotseling zei de senator: 'Luister, waarom kom je niet hierheen. Dan drinken we samen een afzakkertje en leg ik je alles uit. Misschien belt Lorna nog en dan kun je nog even met haar spreken.'
  
  Het was het beste aanbod dat ik vanavond had gehad. 'Prima,' antwoordde ik. Ik kreeg een bevestiging van het adres en hing op.
  
  Twintig minuten later stond ik voor Park Terrace Apartments en was behoorlijk onder de indruk. Het was een gebouw met klasse; vanaf de rood geüniformeerde portier, via de roze marmeren hal en de lift van chroom en glas die je in de gelegenheid stelde het hele interieur ervan te zien, tot aan de dakwoning, waar ik uitstapte.
  
  De portier moet mijn komst hebben doorgebeld, want de senator stond me bij de deur op te wachten om me te begroeten.
  
  'Ned.' Hij schudde me de hand, alsof ik één van zijn allereerste kiezers was en glimlachte breed. 'Ga zitten. Doe alsof je thuis bent.' Zijn brede armgebaar bestreek de hele kamer. 'Wat wil je drinken?'
  
  'Wodka met ijs is prima.' Ik liet mijn vermoeide leden in een comfortabele fauteuil zakken.
  
  Hij gaf me mijn drankje en ging zitten. Ik merkte twee dingen op: de glimlach was verdwenen en hij dronk zelf niet.
  
  'Welnu, om te beginnen: Lorna vertelde me over het schoelje dat je in het portiek van mijn huis te pakken nam.'
  
  Ik glimlachte bij mezelf. Die Lorna. Ze had hem niet alles verteld.
  
  'De criminaliteit is aller-belazerds in Washington tegenwoordig. Hoe ben je ze kwijtgeraakt?'
  
  'Nou, zo makkelijk was het niet.' Weer glimlachte ik over mijn groeiende talent voor understatements. 'Ze reden me een tijdje rond, gaven me een pak rammel, namen me wat dingen af en gooiden me toen op straat. Toen ik weer terugkwam bij jouw huis, was Lorna verdwenen.'
  
  'Ik weet het. Ze werd doodsbang door dat alles. Ze belde je hotel en toen ze geen antwoord kreeg op je kamer, ging ze linea recta naar New York waar ze vannacht bij een vriend is blijven slapen.'
  
  Heimelijk zat ik die 'vriend' te benijden, terwijl de senator vervolgde:
  
  'Vandaag probeerde ze weer je hotel in Washington te bellen en daar vertelden ze haar dat je was vertrokken. Ze was
  
  werkelijk opgelucht toen ze hoorde dat je in orde was.'
  
  'Anders ik wel.' Ik bracht mijn glas omhoog voor een toost op mezelf en dronk. Die senator met zijn kindersmoeltje had er een behoorlijke straffe borrel van gemaakt.
  
  'Te sterk?'
  
  'Nee, nee. Hij is precies goed. Vertel verder over Lorna.'
  
  'Nou, ze vertelde me dat je misschien zou proberen hier naartoe te bellen. Ze zei dat ze je niet haar geheime nummer had gegeven, maar dat je zeker wel met al jouw connecties, in staat zou zijn dat te pakken te krijgen.'
  
  Ik liet dat voorbij gaan en besteedde mijn aandacht voornamelijk aan mijn borrel, zonder verder te luisteren naar Hanson die bleef praten - over zijn enorme belangstelling voor kunst, over hoe hard hij ervoor had gewerkt om acteurs bij het vredesplan van Schillinger te betrekken, over wat voor groot man die Gerald Schillinger wel was, wat de president de vorige avond had gezegd, en ga zo maar door.
  
  Het leek uren later toen de telefoon genadevol tussenbeide kwam.
  
  'Het is Lorna,' riep hij. 'Uit Parijs.'
  
  Ik nam de hoorn van hem over. Ze klonk uiterst meelevend en ik gaf haar een beknopte versie van mijn avonturen op die gedenkwaardige nacht. Ze zei dat ze heel snel contact met me op zou nemen - het heel suggestief benadrukkend - en vroeg toen Hanson weer te spreken.
  
  Ik weet niet wat ze allemaal zei, maar Hanson klonk als een verliefde, jonge hond. Toen hij ten slotte had opgehangen, zei hij: 'We gaan trouwen, weet je.'
  
  Ik wist het niet en op de een of andere manier betwijfelde ik het. Maar ik bood hem de verwachte felicitaties aan en maakte me toen op om weg te gaan.
  
  'Bedankt voor de drankjes, senator.' We gaven elkaar de hand en hij bracht me naar de gang en de mooie, glazen lift. Hij drukte voor me op het knopje.
  
  'Als je wat vrije tijd over hebt, bel me dan eens,' zei hij. 'Bedankt. Maar ik denk niet dat ik nog veel vrije tijd krijg voor ik in Parijs ben. Ik heb hier nog een heleboel te doen.'
  
  De ironie van mijn woorden trof me bijna als grappig.
  
  De glanzende lift kwam. De deur ging open en ik stapte naar binnen. De vloer van de lift was bekleed om te verhinderen dat de gebruikers de hele liftschacht eronder zouden kunnen zien, wat wel eens heel angstaanjagend zou kunnen zijn. De senator bleef in zijn deuropening staan en ik zag hem wuiven toen de lift begon te zakken.
  
  Elke verdieping van het gebouw was in een ander kleurenschema uitgevoerd, wat de tocht naar beneden tot een kleurrijk iets maakte. We passeerden een gang in blauw en groen; een volgende in levendig oranje en warm roze; dan één in metaalkleuren, zilver en goud. Ik was bijna op gelijke hoogte met een verdieping in geel en wit toen de lift plotseling stopte.
  
  Hoog boven me, bovenin de liftkoker, hoorde ik een bulderend geluid. Mijn eerste gedachte was dat er een elektriciteitsstoring was, veroorzaakt door de storm. Maar de lichten in de gang waren zelfs niet zwakker gaan branden. Ik probeerde de deur, maar die week geen centimeter. Ik was nog steeds zo'n vijfenveertig centimeter van het niveau van de gang vandaan, waardoor anders de deuren automatisch open zouden zijn gegaan. Ik liep naar het knoppenpaneel. Het had achttien knoppen voor de verschillende verdiepingen en één knop met het bordje: dakwoning. Dat hield dan in dat de dakwoning op de negentiende verdieping was. Ik had drie verdiepingen geteld tot aan deze die we nog niet helemaal hadden bereikt. Dat moest dan de vijftiende verdieping zijn. Ik drukte op de rode knop met de aanduiding Alarm maar er gebeurde niets. Geen bel, niets. Ik wilde juist nogmaals op de knop drukken, toen de gangen boven en beneden donker vielen. Het licht in de lift straalde feller dan ooit.
  
  Kat in het bakkie.
  
  Dat ik voor lokaas speelde, kreeg nu een geheel nieuwe dimensie. Ik zat gevangen in een glazen kooi, vijftien verdiepingen hoog in een liftkoker, en helder verlicht voor een ieder die jacht op me maakte. Het keurige, ronde gat dat plotseling in het glas verscheen op acht centimeter naast
  
  mijn linkeroor, stopte mijn gedachten vol zelfmedelijden en verving die door gedachten over overleving mogelijkheden.
  
  Ik wervelde me om bij het geluid van een lichte explosie achter me en zag dat er een gapend gat was verschenen in de verchroomde achterwand van de lift. Ik liet me op de grond vallen en drukte me plat tegen de bekleding toen een volgende granaat het glas boven me doorboorde. Deze was raak voor de plaats waar ik zoeven nog had gestaan. Ik had Wilhelmina uit haar holster genomen en richtte op het licht boven me.
  
  Roos. Nu zaten we in ieder geval allebei in het donker. Het geluid van Wilhelmina herinnerde me eraan, dat ik geen geluid had gehoord van beide schoten die het glas hadden doorboord en het chroom hadden opgeblazen. Dus er was nog iemand die zo'n smerig opgeblazen geval in zijn bezit had; dat vreemde, misvormde pistool dat zo geluidloos vuurde, scheen die avond erg populair.
  
  Een deur naar een appartement ging open op de verdieping onder me en een brede baan licht sneed door de donkere gang heen. Ik bracht mijn hoofd iets omhoog en keek naar alle kanten om me heen. Ik zag iemand afgetekend worden in het licht van de deuropening. Een in het zwart geklede gestalte, met een zwarte kap op om zijn gezicht te verbergen, rende langs de lift en vuurde een laatste schot in het wilde weg af. Wilhelmina en ik beantwoordden het cadeautje, maar ik had weinig hoop dat ik hem zou raken door mijn onhandige positie.
  
  Het geluid van Wilhelmina vermengde zich met het schrille geluid van versplinterend glas. Ergens klonk een bloedstollende kreet. Verderop in de gang ging een volgende deur open en ik zag een vrouw van middelbare leeftijd verschijnen die een Pekinees tegen haar zware boezem gedrukt hield en haar mond opende voor gil nummer twee.
  
  Tegen de tijd dat ze daarmee klaar was, hadden een aantal buren zich bij haar gevoegd. Het ganglicht ging plotseling weer aan en ik zag de vrouw met de hond naar mij wijzen,
  
  terwijl ze haar mond voor de derde keer opentrok. De lift kwam weer in beweging en ik had bijna de volgende verdieping bereikt toen ik al bij het paneel was om op de knop te drukken; elke knop was goed als dit verrekte ding maar tot stilstand kwam.
  
  Maar de lift had een eigen zin. Ik had op neer gedrukt toen ik instapte, dus neer zou ik gaan. De reis naar de hal beneden scheen eindeloos.
  
  De rood geüniformeerde portier stond me op te wachten toen de lift ten slotte de begane grond bereikte. Zijn gezicht had eenzelfde kleur aangenomen als zijn kostuum.
  
  'Wat is er gebeurd? Wat is er aan de hand? Ik hoorde schieten en gillen?'
  
  'Doet er niet toe,' zei ik. 'Is hier de laatste twintig seconden nog iemand langs gekomen?'
  
  'Nee, niemand.'
  
  Ik drukte op de knop van de vijftiende verdieping.
  
  'Wel, blijf hier wachten. En als er een in het zwart geklede knaap met een zwarte kap op zijn hoofd naar buiten probeert te komen, hou hem dan tegen.' De deur sloot zich weer en de lift begon te stijgen. De portier stond nog naar me te staren toen ik ten slotte uit het gezicht verdween. De meute op de vijftiende verdieping had zich bijna verdubbeld. De vrouw met de Pekinees vormde nog steeds het middelpunt. Toen ze mij zag terugkomen, liet ze een volgende, bloedstollende kreet horen en de hond viel uit haar armen. De anderen draaiden zich om en keken me aan alsof ik Jack the Ripper in hoogsteigen persoon was. Ik stormde de lift uit.
  
  'De man in het zwart, heeft iemand gezien welke kant die opging?'
  
  De vrouw van de hond antwoordde: 'Ja. Hij ging die kant op. Door de deur naar de trap,'.
  
  Ik stopte niet om haar te bedanken, maar ging recht op de trap af en trok de deur onder het rode bordje met Uitgang erop open.
  
  De brandtrap was van het gewone slagschipgrijze beton met een eenvoudige, buizen leuning. Tevens was hij volkomen verlaten. De deur sloeg achter me dicht en ik hoorde hem in het slot vallen. Ik wist dat elke godvergeten branddeur vanaf deze kant gesloten was. En dat noemden ze dan beveiliging. Ik probeerde hem om er zeker van te zijn dat ik gelijk had. En dat had ik.
  
  Ik luisterde of ik het geluid hoorde van voetstappen boven of onder me. Ik wist dat mijn prooi een goede vijf minuten op me voor lag. Geen enkel geluid. Ik rende naar een verdieping hoger en probeerde de deur daar. Op slot. Helemaal boven, de verdieping van de dakwoning, was de deur eveneens gesloten. Ik draaide me vermoeid om en liep weer naar beneden.
  
  Op de vijftiende verdieping bonsde ik op de deur. Maar noch de vrouw met de hond, noch de anderen schenen genegen mij binnen te laten. Waarschijnlijk hingen ze allemaal aan de telefoon om de politie te waarschuwen.
  
  Toen ik me weer omdraaide, werd mijn aandacht getrokken door een kleine, rode vlek op de grond. Ik knielde en bevoelde het. Bloed. Wilhelmina had dus toch doel getroffen. Ik zocht naar nog meer bloedvlekken, maar die waren er niet; geen enkel spoor waar ik achteraan kon gaan. Toen begon ik aan de lange afdaling van vijftien verdiepingen. In de hal was niemand. De portier was waarschijnlijk naar boven gegaan om zich in het feestgezelschap te mengen. Door de glazen deuren heen zag ik de regen in stromen naar beneden komen, dus ik zette mijn kraag op en bereidde me voor op de natte wandeling naar huis.
  
  Aan de overkant van de straat, aan de kant van het park, draaide ik me om voor een laatste blik op het gebouw. Ik zag alle negentien verdiepingen. De meeste ramen waren donker, behalve die van één verdieping die allemaal helder verlicht waren. Ik besloot dat het de vijftiende moest zijn. Vier verdiepingen hoger lag de zolderverdieping eveneens in het duister gehuld. Kennelijk hadden de geluiden van de schermutseling Robby Hansons rust niet verstoord.
  
  Hij slaapt waarschijnlijk in een flanellen pyjama, dacht ik toen ik me omdraaide en weg wandelde. Ik zal er wel behoorlijk idioot hebben uitgezien, zo voortsjokkend door de wolkbreuk met slechts een opgezette kraag ter bescherming tegen de regen. Niemand zou het geloven.
  
  Wie heeft er ooit gehoord van een spion zonder regenjas?
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Ik keek naar de marmeren vloer. Een plas werd snel groter tussen mijn schoenen en ik stond nog geen tien seconden voor de balie. Mijn kleren waren doorweekt en ik maakte een vreemd, soppend geluid onder het lopen. Het water dat langs mijn nek droop en mijn ruggengraat gebruikte als een soort van regenpijp deed me ook al niet veel beter voelen. 'Goeie hemel.' De uitdrukking op het gezicht van de receptionist toen hij opkeek en me zag staan was er één van oprechte verbazing.
  
  'Neem me niet kwalijk. Ik ben Ned Crawford van kamer vierendertig-zeventien. Ik zou graag een andere kamer willen hebben.'
  
  'Dat moet ik even nagaan, Mr. Crawford.' Hij verdween, terwijl mijn plas groter werd. Toen kwam hij terug met mijn oorspronkelijke reserveringsbewijs en de sleutel van een andere kamer.
  
  'Ik ben bang dat we geen kamer meer leeg hebben op de bovenste verdieping - dat is onze beste etage, weet u, maar ik heb er één voor u op de negende.'
  
  'Dat is prima.' Ik nam de sleutel van hem aan.
  
  'Het is kamer negen-zevenentwintig. Ik zal de piccolo bellen om u even te helpen.'
  
  'Nee, dat is niet nodig. Ik verhuis zelf wel en breng u dan de andere sleutel terug.'
  
  'Zoals u wilt, meneer.' Hij keek naar het gloednieuwe vijvertje dat mijn natte mouw maakte op de balie tussen ons in. 'Wat was er niet goed aan uw vorige kamer, meneer? Ik zal er melding van maken.' Hij depte het plasje op, liet de sleutel los en nam een pen op om mijn verklaring neer te schrijven. Die moest ik hem dus wel geven.
  
  'Nou, hij zou wel een beetje opgeruimd kunnen worden. U weet wel, rommelig.' Ik keek hoe hij het opschreef. 'En de douchekop zou wel enige reparatie kunnen gebruiken.'
  
  Hij bleef doorschrijven zonder op te kijken. Toen stopten zijn bewegingen plotseling. Ik wachtte niet om zijn gezicht te zien.
  
  'Hartelijk dank,' zei ik. Ik draaide me om en sopte door de lege lobby.
  
  Ik nam niet de tijd mijn natte kleren uit te trekken. Ik pakte snel mijn eigendommen bij elkaar en verhuisde naar de kamer op de negende verdieping. Toen ik mijn bijbel uitpakte, herinnerde ik me de film die ik naar BOLT moest brengen. Ook was er het nieuws van een tweede aanslag op mijn leven en het bestaan van een tweede vreemd pistool. Ik hoopte dat deze dingen een volgend noodgeval bericht naar Paula Athena zouden rechtvaardigen.
  
  Maar eerst moest ik zien weer droog en warm te worden. Ik deed de deuren op slot en liep naar de douche met een optimisme dat 'bliksem nooit op dezelfde plaats twee keer', enzovoort.
  
  Ik had gelijk.
  
  De douche was heerlijk, helemaal in m'n eentje en zonder dat er iets gebeurde. Ik had er niet meer van kunnen genieten als Lorna Terry er geweest was om mijn rug af te boenen. Nee, dat is een leugen en ik neem het terug.
  
  Ik was nog bezig met me af te drogen toen de telefoon overging. Ik bond de handdoek om mijn middel en nam de hoorn op.
  
  'Hallo?'
  
  De stem van de telefoniste klonk krakerig en ver weg maar toen Lorna Terry ten slotte doorkwam, werd de verbinding veel beter. Evenals mijn eenzaamheid.
  
  Na een paar minuten van dezelfde begroetingsplechtigheid als waar we ons eerder doorheen hadden geworsteld, werd ze heel ernstig. Er klonk een zekere aandrang, vermengd met vrees, in haar stem door.
  
  'Ned, je moet dit aan geen hond vertellen, zelfs niet aan
  
  Robby, maar morgen kom ik terug naar Engeland. Ik moet met je praten. Ik ben doodsbang en ik weet niet aan wie ik het moet zeggen wat ik hier heb gehoord. Ik denk dat ik weet waarom die mannen je aanvielen... volgens mij zijn ze achter Robby aan.'
  
  Ik kon haar niet vertellen dat ze het mis had. Ik kon haar zelfs niet vertellen dat ik het verrekte goed wist waarom ze mij hadden aangevallen. Ik liet haar dus uitspreken.
  
  'Je moet me helpen, Ned. Er is nog zo weinig tijd.'
  
  'Lorna, schatje, rustig.' Als agent was het mijn taak om uit te vinden waar ze het over had, maar als man wilde ik haar alleen maar troosten en op haar gemak stellen. 'Kom, vertel me nu eens wat je hebt gehoord dat je zo doodsbang maakte.'
  
  'Ik kan er niet over praten door de telefoon. Daarom moet ik je morgen spreken. Ik weet dat hier in Parijs mensen een complot smeden om Gerald Schillinger te vermoorden. Het klinkt onmogelijk, maar het is waar.'
  
  'Hoe weet je dat allemaal?'
  
  De drang in haar stem werd groter. 'Ik kan nu niets zeggen. Ik had je dit niet eens moeten vertellen. Alsjeblieft, zeg dat je me morgen wilt zien.'
  
  'Natuurlijk wil ik je morgen zien. Hier in Londen?'
  
  'Nee. Ik kan niet het risico nemen naar Londen te komen. Ik neem de boottrein naar Dover. Ik wil je ergens daar in de buurt treffen. Heb je een potlood?'
  
  'Ja, ga door.'
  
  'Er is een klein dorpje in de Theems Vallei, ten zuidwesten van Maidenhead, op de weg naar Marlborough. Het dorpje heet Dorian Abbey. Met de auto ben je er in drie kwartier. Kun je er morgenavond rond zeven uur zijn?'
  
  Ik keek op mijn horloge. Het was bijna vier uur. 'Je bedoelt toch vanavond? Maar luister, waarom ontmoeten we elkaar daar? Waarom niet ergens een afgelegen hotelletje waar we elkaar kunnen zien zonder dat er iemand in de buurt is?'
  
  'De mensen van de Abbey zijn vrienden van me. Die helpen ons. En het is belangrijk dat niemand erachter komt dat ik Parijs heb verlaten. Alsjeblieft, zeg dat je me daar zult zien.'
  
  'Natuurlijk, ik zie je daar.'
  
  Er klonk een klikkend geluid in mijn oren toen ze ophing. Ik kleedde me aan en liep weer naar de telefoon. British Overseas Travel nam op bij de eerste keer overgaan. Nu antwoordde een mannenstem.
  
  'Kan ik u helpen?'
  
  'Ja, Ned Crawford hier. Er schijnt weer een noodgeval te zijn in verband met mijn reis. Ik dacht dat ik het maar beter direct uit de wereld kon helpen.'
  
  De volgende stem die ik hoorde was kortaf en bekend. Paula Athena maakte overuren.
  
  'Ja, Mr. Crawford. Wat kan ik voor u doen?' Ik antwoordde haar zo kort mogelijk en ze zei me met dertig minuten op mijn gewone opprikplaats te zijn. Het zag ernaar uit dat arme Freddie ook niet al te veel slaap zou krijgen.
  
  Mijn gevoel voor hem was echter volkomen misplaatst. Dertig minuten later stopte er een elegante, zwarte Jaguar voor me en tot mijn verbazing zag ik Paula achter het stuur zitten. Ik had het portier nog niet dichtgetrokken, of zij gaf gas op een manier die me bijna mijn nek deed breken. 'Het spijt me,' zei ze op een manier die me duidelijk maakte dat het haar helemaal niet speet.
  
  Ik wist zeker dat zij barstte van de nieuwsgierigheid naar de redenen van mijn tweede telefoontje, maar zij wist wel iets beters te doen dan mij ernaar te vragen. En zodoende was dat ene 'het spijt me' alles wat er tussen ons gezegd werd tot we, negen minuten later, het hoofdkwartier van BOLT bereikten.
  
  Ik keek uit naar Hawk onder de zes, zeven mensen die er waren, maar ik zag noch mijn baas, noch zijn Britse tegendeel. Een lange, goed uitziende man van begin veertig kwam met uitgestoken hand op ons af. Paula stelde ons aan elkaar voor.
  
  'N3, AXE, dit is 9ST, BOLT. 9ST is het hoofd van de ballistische afdeling.'
  
  Ik mocht hem direct al, want hij verspilde geen tijd aan een hoop nutteloos geouwehoer, maar kwam meteen ter zake.
  
  'Mooi wapen dat je hebt gevonden. Het kan me de rest van mijn leven kosten het helemaal uit elkaar te pluizen. Maar toch heb ik een paar interessante dingetjes bij dat kreng ontdekt. Kom mee.'
  
  Ik volgde hem door het grote kantoor, langs een gang van roestvrij staal en door twee met lood beklede deuren die zich automatisch achter ons sloten. We kwamen in een lang, smal vertrek dat eruitzag als de helft van een kegelbaan. Hoewel ze niet uitgenodigd was, bleef Paula in ons voetspoor hangen.
  
  Aan het einde van het vertrek stond een groot stuk schuimrubber van ongeveer twee meter in het vierkant. Direct ervoor stond een klein tafeltje en erop lag 'het kreng' dat een paar uur eerder bijna alle leven uit me geknald had. De BOLT-man liep voor ons uit naar het enorme stuk schuimrubber. Erachter stond een ingeraamd stuk glas, een meter daar weer achter een stuk perspex van gelijke afmetingen en ten slotte, op een meter achter het perspex, een in een lijst gevat stuk staal.
  
  'Ik heb hem al een keertje uitgeprobeerd onder gelijke omstandigheden, maar ik heb nieuw materiaal laten brengen om hem goed te demonstreren voor jou en Athena. Het is nodig dat jullie allebei de dodelijke kracht van dat ding beseffen voor het geval er meerdere bestaan.'
  
  'Wat het geval is.'
  
  Hij draaide zich snel naar me om.
  
  'Weet je dat zeker?'
  
  'Heel zeker. Nog geen uur geleden werd er driemaal mee op me geschoten. Het doorboorde de glazen wand van een lift zonder het te versplinteren en blies toen een gat in een chromen achterwand alsof het een stuk smeerkaas was.'
  
  'Precies.' Hij bracht ons terug naar het tafeltje en wees naar het knopje op het vreemde pistool.
  
  'Je had gelijk toen je dacht dat die knop het hele mechanisme in werking bracht. Er volgt dan een kettingreactie die het beste valt te vergelijken met het principe van een atoombom. De gezwollen kamer is gemaakt van een metaallegering die me volstrekt onbekend is. De moleculaire structuur ervan is zo instabiel dat het, als hij eenmaal geactiveerd is, witheet wordt en uitzet tot drie maal zijn normale afmetingen.'
  
  Zijn stem kreeg een nieuwe opwinding toen hij vervolgde: 'Dan gebeurt het meest krankzinnige. In plaats van dan uit elkaar te barsten als een bom, verandert het metaal van karakter en trekt samen. De elasticiteit van die legering is wel het meest verbazingwekkende. Eenmaal samengetrokken, koelt hij weer af en keert terug tot zijn oorspronkelijke, moleculaire structuur en is hij klaar voor het volgende schot. Met elk schot neemt de snelheid van de kettingreactie toe.'
  
  Ik herinnerde me het moment dat het wapen de vloerbedekking van mijn slaapkamer verschroeide. 'Met andere woorden, als het wapen volledig afgekoeld is, duurt het ongeveer een minuut of twee voor je er mee kunt schieten.'
  
  9ST knikte ter instemming.
  
  'Zo is het precies. Als het wapen koud is, duurt het zevenennegentig seconden voor je kunt schieten. Als je de knop dan weer aanraakt, heb je zeven seconden nodig om te kunnen schieten. Dan verder terug tot één seconde bij het vijfde schot. En zo blijft het dan verder.'
  
  'Hoeveel kogels heb je afgevuurd?' Ik hoopte dat er nog een paar kogels over waren voor onze demonstratie. 'Het zijn geen kogels zoals wij die kennen.' Hij opende de kamer en een rechthoekig ding, dat veel weg had van een miniatuur honingraat klapte naar buiten. Hij haalde een stukje geel metaal uit een van de gaten en hield het in de palm van zijn hand.
  
  'Ziet er nogal onschuldig uit, niet?' We knikten, terwijl we naar het vreemde, boonvormige stukje metaal keken. 'Laatje door het onschuldige uiterlijk ervan niet in de boot nemen. Dit is één van de meest dodelijke monstertjes die ooit door iemand zijn uitgedokterd.' Hij hield het ons nog dichter voor. 'Het is geen kogel, zoals ik al eerder zei. Hoewel het wordt afgevuurd uit iets dat veel wegheeft van een pistool, lijkt het meer op een soort torpedo. Als die knop wordt ingedrukt, komt één van deze dingetjes in afvuurpositie.'
  
  Hij stak het stukje metaal uiterst voorzichtig terug in zijn honingraat en sloot de kamer. Ik hield mijn adem in toen hij de knop indrukte en het wapen op het vierkante stuk schuimrubber richtte. Ik zag de kamer opzwellen en naarmate de hitte toenam, van kleur veranderen. Ik keek naar Paula en zag dat zij gefascineerd toekeek. Het vervloekte ding gloeide nu werkelijk van de hitte en was bijna drie maal zo groot in omvang geworden. Toen trok hij samen en de kleur veranderde weer. Op hetzelfde moment klonk het geluid van exploderend metaal op zo'n zes meter van ons vandaan.
  
  9ST legde het wapen terug op tafel en liep naar het schuimrubber. Ik volgde hem zonder te wachten op een uitnodiging. Hij wees op het ronde gat in het schuimrubber, liep toen naar het gat in het glas erachter. Het perspex was ook keurig doorboord. De stalen plaat was er erger aan toe. Evenals de tegelwand in de badkamer van mijn hotel en de chromen achterwand van de lift, had de plaat een gat ter grootte van een mensenhoofd. Ik draaide me om naar de ballistische expert voor een verklaring.
  
  'Dat kleine stukje, geel metaal dat er zo onschuldig uitzag in mijn hand, heeft dit veroorzaakt.' Hij wees op de stalen plaat. 'Voor zover ik het kan bekijken zonder het wapen uit elkaar te nemen, verbergt de metalen mantel zoiets als een kleine atoomkop. Als de kamer verhit wordt en opzwelt doet de metalen mantel hetzelfde. Dan, met het samentrekken van de kamer en de enorme druk van de hete lucht, wordt die opgezwollen metalen bal met dat kleine, soortement atoomkopje, met een geweldige snelheid uit de loop naar buiten geschoten. Het gaat door alles heen dat minder weerstand heeft dan steen, metaal, of zelfs maar menselijk bot. Treft het eenmaal die weerstand, dan explodeert hij als een klein formaat torpedo.'
  
  Mijn gedachten raasden terug naar het lichaam van de dode AXE-agent op de slaapkamervloer, het gezicht dat was weggeblazen. Toen zag ik Harold Cohen, zijn borst een bloederige massa. Natuurlijk - het klopte allemaal. De kogel, of de torpedo, was door hun vlees heen gegaan zoals het door mijn douchegordijn was gegaan en was toen ontploft, toen die bot bereikte.
  
  Het geluid van Paula's stem bracht me terug tot de realiteit.
  
  'Hoeveel van die kogeldingen kan het wapen per keer bevatten?'
  
  'Je zou het niet geloven en ik geloofde het ook niet tot ik het aantal vakjes geteld had in de kamer. Maar dit wapen kan honderdzesendertig van die metalen gevalletjes afvuren voor hij herladen moet worden.'
  
  Ik was sprakeloos, dus ik floot mijn reactie.
  
  'De vernieling die kan worden aangericht door dit ding, is niet voor te stellen. Het enige dat hem nog een beetje tegenhoudt is zijn beperkte bereik. Het verliest de kracht die hij nodig heeft om te exploderen op vijftig meter.'
  
  'Hoe zuiver is hij binnen die afstand?' vroeg Paula Athena.
  
  'Gelukkig ook beperkt. Gelukkig vergt dit wapen een behoorlijke hoop oefening voor je er een beetje mee overweg kunt.'
  
  'Valt dit principe te gebruiken voor grotere versies, zoals, bijvoorbeeld, een geweer met een groter bereik en een grotere maat van zuiverheid?'
  
  'Ik vrees van wel als de legering zijn elasticiteit en zijn moleculaire structuur behoudt bij een groter oppervlak. Ik hoop dat we de mensen die hier achter zitten kunnen vinden, voor ze zoiets kunnen ontwikkelen.'
  
  'Enig idee wie die mensen zijn, of waar dit ding is gemaakt?'
  
  'Ja, maar je moet in gedachten blijven houden dat het slechts een gissing is. De Duitsers hadden een wapen dat de Moffen nooit in productie hebben kunnen nemen. Ik zag de blauwdrukken een keer en hoewel de kamer ervan bij lange na niet zo ontwikkeld was als bij dit ding, vuurde het een klein projectiel af ter grootte van een geweerkogel, dat op dezelfde manier explodeert als dit. Het was iets minder ingewikkeld en niet zo dodelijk, maar de overeenkomsten doen me toch denken dat dit wapen uit dat oorspronkelijke ontwerp is ontwikkeld.'
  
  'Wie was de ontwerper? Weet je dat nog?'
  
  'Ja. Het was ontworpen door Gunter Wolfscheitz voor de Wolfscheitz Munitiefabrieken. Dat was een keten van wapenarsenalen in Duitsland en is nu ontbonden.'
  
  'Gunter Wolfscheitz is dood. Ik weet dat zeker, want ik heb hem gedood.' Ze keken me allebei aan.
  
  'Weet je dat zeker?' vroeg 9ST. Ik knikte.
  
  'Misschien,' ging hij verder, 'zijn de plannen van zijn vroegere ontwerp in handen gekomen van iemand anders -iemand met een speciaal soort talent voor dit soort zaken. Want, hoe je het ook wendt of keert, de uitvinder van dit wapen is een genie - in zekere zin.'
  
  We stonden zwijgend naar het vreemde wapen te staren. Ten slotte werd stilte verbroken door de man van de ballistiek.
  
  'Ik ben bang dat dat alles is dat ik jullie op dit moment kan vertellen. Het kan maanden duren voor de verschillende experts de afzonderlijke elementen te pakken hebben waaruit deze legering is samengesteld. En dan nog maanden van onderzoek om de herkomst ervan op te sporen.'
  
  'Maar we hebben geen maanden,' protesteerde Paula. 'We hebben maar achtenveertig uur. En dit wapen is ons enige spoor.'
  
  'Ik zal doen wat ik kan om jullie nog meer informatie te geven. Ik zal er direct aan verder gaan.' Zowel Paula als ik wist dat hij ons meer informatie had verschaft dan wij mogelijkerwijs konden verwachten binnen de tijd die hij ervoor had gehad. Ik stak mijn hand uit en legde die op zijn schouder.
  
  'Bedankt voor alles wat je tot dusver hebt gedaan. Mocht je nog iets ontdekken, laat het ons dan direct weten.'
  
  Zijn enige antwoord bestond uit een vermoeide knik van zijn hoofd. Hij zette zijn bril weer op en pakte het wapen op voor een volgende proef.
  
  Buiten de ruimte van ballistiek, wendde Paula zich tot mij.
  
  'Ik wil dat je onze medische expert even spreekt. Hij is klaar met zijn onderzoek op het lichaam van de man die onze agenten van de binnenplaats van je hotel hebben weggehaald. Je had het verkeerd met je gedachte dat het agent 7LN was, maar Sir Anthony stond erop dat we je vertelden dat agent 7LN wordt vermist. We hebben alles geprobeerd om met hem in contact te komen. Maar geen spoor.'
  
  'En ik zeg je dat ik het niet verkeerd had.' Ik pakte de gouden pen en potlood en zwaaide ermee onder haar neus. 'Zodra je deze film hebt laten ontwikkelen, zul je zien dat ik wel gelijk had.'
  
  Ik haalde het kleine filmrolletje eruit en gaf dat aan haar.
  
  Onderhand hadden we de medische afdeling bereikt. De deur ervan, zoals alle deuren van operatiekamers, had een raam op ooghoogte. Ik zag de operatietafel binnen. Erop lag een vleesklomp van honderzeventig pond. dat eens een menselijk wezen was geweest. Ik draaide me om naar Paula Athena. Ze keek naar het kleine filmrolletje in haar hand alsof het elk moment kon exploderen.
  
  'Ik hoop dat je het mis hebt,' zei ze. 'Ik hoop dat je het mis hebt, omdat 7LN een vriend van me is.'
  
  Ze keek op en korrigeerde zichzelf. 'Een vriend was. En als de vijand erin is geslaagd onze gelederen binnen te dringen tot aan de meest vertrouwde mensen, dan kunnen we maar weinig hoop hebben onze opdracht voor maandagmorgen te volbrengen.'
  
  Voor het eerst sinds onze kennismaking, zag Paula Athena er een beetje hulpeloos en bang uit. Plotseling was zij één meter vijfentachtig vrouw en mijn mannelijke reflexen reageerden overeenkomstig.
  
  'Ik hoop ook dat ik het mis heb. Ik meen het.'
  
  Ze glimlachte. Zoals alles aan haar, was dit de grootste glimlach die ik ooit had gezien.
  
  'Bedankt.' Haar stem klonk zacht en bijna sexy. Ik keek haar na toen ze wegliep, toen draaide ik me om en zette me schrap voor mijn bezoek aan de medische afdeling. Volgens mij had de dokter in de gaten dat ik niet stond te springen om de resten te zien op de operatie tafel. Een paar minuten na mijn binnenkomst stelde hij voor dat we zouden verhuizen naar een privé kantoortje. Zijn rapport was zo grondig dat hij, tegen de tijd dat hij ermee klaar was, me ervan overtuigd had dat ik het werkelijk mis had.
  
  'Zie je het gebit klopt gewoon niet.' Hij hield me twee Röntgen foto's voor en ik zag dat hij gelijk had. 'Ook weten we dat de kleren, hoewel de labels eruit zijn verwijderd, niet uit de garderobe van onze man afkomstig zijn. Al onze agenten hebben dezelfde kleermaker. Daar staan we op.' Hij gaf me een map met het opschrift: '7LN, persoonlijke en medische gegevens.'
  
  'En het beslissende is dat het lichaam daar zowel zijn beide amandelen nog heeft als zijn blindedarm. Als je die map doorneemt, zul je zien dat 7LN aan beide dingen geopereerd is. Amandelen, elf jaar. Blindedarm, éénendertig jaar.'
  
  Dat moest ik onze Engelse broeders te na geven. Ze waren grondig. Toen de dokter klaar was met zijn opsomming van twee wratten en een kleine moedervlek die niet overeenkwamen met de feiten in de map, was mijn vermoeden volledig aan flarden.
  
  'Het enige dat ik je kan vertellen, dokter, is dat mijn geheugen voor gezichten en plaatsen enorm getraind is. Ik heb het nog nooit fout gehad. Die gast op mijn hotelkamer leek voldoende op jullie man om zijn tweelingbroer te zijn.'
  
  Hij keek me een minuut aan voor hij sprak. 'In mijn rapport aan Sir Anthony wees ik erop dat we, aangezien we geen contact kunnen krijgen met agent 7LN, en aangezien je identificatie zo positief was, er zeker rekening mee moeten houden dat zoiets gaande is. Ik bedoel niet tweelingbroer, want die had onze man niet. Maar ik bedoel zoiets als wat erop lijkt... een dubbelganger.'
  
  'Maar Sir Anthony, of één van jullie andere mensen zouden dat toch zeker opgemerkt moeten hebben. Ze waren er allemaal in dat huis op Grosvenor Square.'
  
  'Maar er is weinig gezegd toen. Ze kregen hun posities op en bleven daar wachthouden. Toen de moorden eenmaal ontdekt waren, werden de elf mannen allemaal overgeplaatst naar de grote hal en bleven zij daar om ervoor te zorgen dat niemand toegang kreeg tot het huis.'
  
  Ik boog me naar voren in mijn stoel. 'En daar waren ze toen ik daar aankwam?'
  
  'Ja, ik weet het. Kort nadat jij daar aankwam, bemerkte één van onze agenten dat 7LN was verdwenen. We zijn nu bezig met de gedachte dat hij die avond daar niet is verschenen. Wie de persoon ook is op mijn onderzoektafel, hij moet voldoende op onze man hebben geleken om in het huis toegelaten te worden, boven de moorden te plegen en dan weer weg te komen.'
  
  De deur achter me ging open en Hawk snelde de kamer binnen. Hij had de bekende uitdrukking op zijn gezicht; er hing iets in de lucht.
  
  'Neem me niet kwalijk, heren. Nick, ik heb maar een minuutje en ik moet met je praten.'
  
  Ik bedankte de dokter voor zijn gedetailleerde rapport en volgde Hawk de gang in.
  
  'Op dit moment staat er een speciaal vliegtuig op mij te wachten op Heathrow. Ik wil dat je me volledig op de hoogte brengt van alles, voor ik vertrek.'
  
  We waren door een grote kantoorruimte gekomen, langs de kunststoffen bureaus en kwamen in een groot privé kantoor waarvan ik vermoedde dat het van Sir Anthony was. Hij zag er niet veel anders uit als Hawks kantoor in Washington.
  
  Mijn baas maakte het zich gemakkelijk achter het indrukwekkende bureau en begon één van zijn vreselijke sigaren uit te pakken. Hij keek op zijn horloge. 'Je hebt ongeveer drieëneenhalve minuut.'
  
  Ik probeerde hem te informeren over alles wat er was voorgevallen sinds we elkaar de laatste keer hadden gezien. Het was niet zo eenvoudig, maar toen ik even zweeg om weer op adem te komen, had hij alle ter zake doende feiten: mijn ontmoeting met senator Hanson, de beide telefoontjes van Lorna Terry, de aanslag op mij in de lift, de bloedvlek op de trap en zelfs het nummer van mijn nieuwe hotelkamer. Hij verdiepte de natuurlijke rimpels in zijn voorhoofd en boog zich naar me toe.
  
  'Was dat alles wat Lorna Terry zei? Alleen maar dat er een complot bestond tegen Schillinger?'
  
  'Dat was alles. Ze dorst niet meer te zeggen over de telefoon. Maar als ik haar zie, krijg ik alles te horen.'
  
  'Misschien is dat de opening waarnaar we op zoek zijn. Dat hoop ik verdomd. Tot dusver bleek elke aanwijzing een dood spoor. Ik kom net van Schillinger en de eerste-minister. Ze zijn veilig.'
  
  'Ik ben nu op weg naar San Francisco. Het heeft niets met deze zaak te maken, maar het is verdomde belangrijk en op geen enkele manier kan ik er onderuit komen. Vanaf nu sta je alleen op deze klus, Nick.'
  
  'Ik hoop dat het me lukt.'
  
  'Je hebt geen keus.' Voor hij was uitgesproken, was hij al overeind gekomen en halverwege de deur. 'Tony heeft de oproepkode waarmee ik gebeld kan worden in Frisco. Je brengt hem overal verslag van uit.'
  
  'Ja, meneer.' Ik was al naast hem en toen hij de deur opende, liepen we allebei bijna tegen Paula op die net wilde aankloppen.
  
  'Het spijt me jullie te moeten storen, maar ik heb iets heel belangrijks te laten zien.' Ze hield strookjes ontwikkelde film in haar hand.
  
  'Laat ze aan Nick zien, Paula. Ik heb een verschrikkelijke haast.' Hawk stopte niet toen hij sprak.
  
  'Ik geloof dat u dit ook moet zien, meneer,' riep ze hem achterna. 'Het is van werkelijk vitaal belang.'
  
  Mijn baas draaide zich naar ons om.
  
  Paula Athena leidde ons een aangrenzend kantoortje binnen en legde het eerste filmstrookje op een bureau neer. De foto's waren zo klein dat er nauwelijks iets op te onderscheiden was met het blote oog. Paula liep om het bureau
  
  heen en stelde de arm van een groot vergrootglas in tot de loep boven de foto's was. Toen deed ze een lamp aan en de beelden begonnen te spreken.
  
  'Dit waren de eerste foto's op de film. Ze tonen de man die je aanviel in de douche.' Paula's toon klonk afgemeten en onpersoonlijk. 'Als ik het rapport van het medische onderzoek niet had gehoord, zou ik het met je eens moeten zijn, Nick. Dan zou ik denken dat het onze agent 7LN was. We weten nu natuurlijk dat die het niet was, maar de man in jouw kamer lijkt als twee druppels water op hem.'
  
  Ze scheen even te aarzelen voor ze de twee strookjes film neerlegde. Toen ik door het vergrootglas keek, zag ik waarom. Deze liet Paula zien toen ze mijn kamer binnenging om het wapen te halen.
  
  Hawk keek op. 'Ik kan deze foto's nauwelijks een doorbraak noemen.'
  
  'Ik ben nog niet klaar.' Er klonk een aarzeling in haar stem die me deed opkijken. 'Er was een derde bezoeker in de kamer vanavond. Eerst dacht ik dat ze door jou was uitgenodigd. Toen zag ik iets ongewoons op de foto's.'
  
  Ze legde een derde en laatste filmstrook neer. Hawk keek eerst, deed toen een stap opzij voor mij.
  
  De eerste foto's waren bijna onschuldig te noemen. Een prachtige, jonge vrouw in de open deur van mijn hotelkamer. Er waren verscheidene andere opnamen van haar toen ze de kamer binnenging en de deur achter haar sloot. Toen kwam er een serie foto's van haar vertrek. Op de meeste opnamen stond ze met haar rug naar de kamera, maar bij de deur draaide ze zich om, haalde het pistool uit haar jaszak en stopte dat in haar handtas. Toen vertrok ze.
  
  Er waren twee schokkende feiten aan die foto's. Het pistool was van hetzelfde type als ik zojuist had gezien in de afdeling Ballistiek van BOLT. En de vrouw was Lorna Terry.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 11
  
  
  
  
  Ik had een paar uur geslapen. De lucht was fris en versterkend en het Engelse landschap zag er weelderig en mooi uit. Maar ik voelde me ellendig.
  
  De uren nadat ik de foto's had gezien had ik gebruikt om de honderden redenen in te passen die een verklaring konden geven van Lorna Terry's aanwezigheid in mijn kamer. Maar het meest belangrijke van alles was, dat ik een reden moest zien te vinden waarom ze zo'n wapen had.
  
  Slechts één theorie was steekhoudend: dat zij aan de andere kant stond.
  
  Ik remde iets af in de gehuurde wagen toen ik verderop een verkeersbord zag. Het stadje Maidenhead lag op drie kilometer voorbij deze kruising. Dorian Abbey stond er niet op, maar dat kwam wellicht omdat het te klein was om ergens genoemd te worden. De hemel betrok en een paar gemene donderwolken begonnen zich in de verte op te stapelen.
  
  Het was zo rond tien voor zeven toen ik de wagen tot stilstand bracht voor de massief ijzeren hekken. De koperen muurplaat zag er vreemd modern uit in de oude stenen. Er stond: Genootschap van de Aarde en de Zon.
  
  Ik stapte uit en probeerde de grendel van het hek. Op slot. Ik gaf een ruk aan de zware ketting die naast het naambordje hing. Na een paar seconden hoorde ik een zoemend geluid in de buurt van de grendel. Toen ik hem weer bewoog, gleed hij weg. Het zoemen hield op.
  
  De oprijlaan was ongeveer een halve kilometer lang en slingerde zich omhoog tegen de helling van een heuvel door een dichte begroeiing van niet bijgehouden kreupelhout en oude, misvormde bomen. Toen ik de laatste bocht nam, zag ik de oude Abdij. Hij zag er verlaten en onbewoond uit.
  
  De poorten voor het bouwsel zagen er aangevreten door de tijd uit. Het hoofdgebouw werd gevormd door de oorspronkelijke kapel en werd gekroond door een door mos begroeide klokkentoren. Bijna kon ik de beschimmeling en het verval ruiken.
  
  Toen ik het einde van de oprit bereikte, zag ik verscheidene andere wagens geparkeerd staan op het stuk achter de Abdij dat uitzag op de heuvels. Ik zette de wagen zo ver mogelijk van de andere vandaan, met de neus de andere kant op. Als ik hier snel moest verdwijnen, wilde ik niet eerst nog eens moeten keren.
  
  Snel controleerde ik Wilhelmina, Hugo en Pierre voor ik uit de wagen stapte. Ik kon me herinneren wel eens gelukkiger te zijn geweest als ik op mijn bestemming aankwam.
  
  De heuvels achter het bouwwerk zagen er goed verzorgd uit, in tegenstelling tot de rest van het terrein. Ze glooiden vriendelijk af naar de oever van de Theems. Er was daar een haventje met een paar kleine motorjachten. Kennelijk waren een paar leden van het Genootschap van de Zon en de Aarde per boot aangekomen. Ik maakte er een mentale aantekening van dat er twee vluchtroutes bestonden en liep toen naar de grote voordeuren aan de kapel.
  
  De bel had maar één keer weerklonken, toen de deur werd geopend door een vriendelijk ogende vrouw in een lange jurk die me scheen te verwachten.
  
  'Hoe maakt u het? Ik ben Sybil Washbourne. Komt u toch binnen.'
  
  Ik stapte de grote, door kaarsen verlichte hal in. Toen ze de deur weer sloot, stelde ik mezelf voor.
  
  'Ik ben Ned Crawford, Miss Washbourne. Ik zou vanavond miss Terry hier ontmoeten.'
  
  Ze scheen verbaasd door mijn woorden.
  
  'Oh, Lorna Terry? Ik wist niet dat ze in staat zou zijn onze bijeenkomst van deze week bij te wonen. Ik dacht dat u één van onze nieuwe leden was. Ik verwacht vanavond een aantal nieuwe gezichten.'
  
  'Nee. Lorna belde me op en vroeg me haar vanavond hier te ontmoeten.'
  
  'Nou, goed,' ze glimlachte weer. 'Dan zal ze zeker wel komen. Wilt u me alstublieft volgen?'
  
  Ik volgde haar door een gang die uitkwam op een ruimte met een plafond zo hoog als van een kathedraal en die was gemeubileerd in vroeg-middeleeuwse stijl.
  
  Er stonden een paar grote, eiken tafels en een paar ruwhouten banken. Ze stonden opgesteld naar een kleine verhoging toe aan het andere einde van de ruimte. Op de verhoging, onder donkere, gebrandschilderde ramen, stond iets dat leek op een altaar. De verdere inrichting werd gevormd door een aantal hoge rechte stoelen met een bekleding van afgeschilferd bordeauxrood leer en een sortering smeedijzeren kandelabers die brandende kaarsen hielden. Er zaten misschien zo'n vijftien of twintig mensen in die ruimte, verdeeld over de verschillende stoelen en banken. Ze schenen niet geïnteresseerd in mijn aankomst en de meesten bleven door hun verzameling pamfletten en tijdschriften bladeren zonder zelfs maar op te kijken. Toen mijn ogen eenmaal aan het donker gewend waren, zag ik dat geen van de aanwezigen er bijzonder Brits uitzag. Het was een vreemde verzameling van verschillende etnische volksgroepen. Internationaal zou je kunnen stellen. De gastvrouw gebaarde me naar een van de stoelen met hoge rug.
  
  'Gaat u zitten, mister Crawford. Lorna zal wel snel komen. Nu moet u me verontschuldigen, want ik moet me klaar maken voor onze bijeenkomst.'
  
  Voor ik de kans had 'bedankt' te zeggen, was ze al verdwenen door één van de poorten opzij van de verhoging. Ik pakte een tijdschrift van de tafel die vlakbij me stond en begon te lezen.
  
  Ik heb nooit zoveel van astrologie afgeweten en toen ik zo'n goede tien minuten door de artikelen in dat tijdschrift had gebladerd, wist ik nog minder. Aardetekens, vuurtekens, Taurus, Libra. Wat moesten die allemaal voorstellen? Een vrouw verscheen, gekleed in een Indische sari, glimlachte beleefd in mijn richting en nam plaats op één van de banken. In de paar minuten die volgden kwamen er nog meer vreemde kostgangers binnen, alleen of in paren. Maar geen teken van Lorna Terry.
  
  Een aantal blauwe schijnwerpers, bevestigd aan de balken van het gewelfde plafond, gingen aan en de verhoging veranderde in een geïmproviseerd toneel. Iedereen draaide zich die kant op.
  
  Ik wachtte geduldig tot iemand zou verschijnen in de lege lichtcirkel. Toen kraakte er een stem door het omroepsysteem. Ik herkende die meteen. Het was de stem van Sybil Washbourne die haar volgelingen toesprak op een toon die was bedoeld om te kalmeren en te inspireren.
  
  'Volgelingen van de sterren, van de aarde, de Zon, van Lucht, Water en Vuur. Ik heet u vanavond welkom. We zijn hier bijeen voor de derde zitting over het teken Gemini. Zon in Gemini. Luchtteken, mannelijk, teken van de wisselvallige Tweelingen.'
  
  Ik zou niet meer kunnen zeggen wat ze nog meer vertelde, hoewel haar stem minutenlang bleef doorpraten, maar op dat moment verschenen er twee van de mooiste vrouwen die ik ooit heb gezien op de verhoging. Ze waren identiek uitgedost in doorzichtige broeken en beha's uit de één of andere, gelukkige Arabische Nacht. Ze hadden kleine, vierkante stukjes voile voor hun gezicht gebonden en erboven keken vier amandelvormige ogen glinsterend de wereld in. Vanaf hun hals verder naar beneden leken ze ook sprekend op elkaar in een martelende schoonheid. Misschien zat er dan toch wel iets in die astrologische flauwekul.
  
  Sybil Washbourne had haar verhaaltje beëindigd en haar stem werd vervangen door zachte, tokkelende muziek die heel erg Oosters klonk. De tweeling kwam van de verhoging af en pakten allebei dienbladen op die gevuld waren met verscheidene glazen en kruiken met wijn. Ze mengden zich onder de genodigden en schonken buigend wijn in.
  
  Ze bereikten allebei op hetzelfde moment mijn stoel, vanuit mijn positie zag ik dat ze onder die doorzichtige tule niets anders droegen dan huid. En wat voor heerlijke, zachte huid. Ze zagen eruit als twee identieke suikerbeestjes. Klaar om opgegeten te worden.
  
  Ik wilde in het geheel niet partijdig zijn, dus ik glimlachte en nam van elk dienblad een glas. Ze beantwoordden mijn glimlach en hun ietwat scheefstaande ogen glinsterden op in het licht van de kaarsen. Ik nam eerst een slok van het ene glas, dan van het andere en scheen ze daarmee eindeloos te plezieren. Ik keek hen na toen ze wegliepen en zag dat ze van achteren even perfect waren als van voren. Ik vroeg me af of ze alles samen deden.
  
  De uitheemse muziek bleef doorgaan, maar verder scheen er niets te gebeuren. Ik keek om me heen en zag dat iedereen tevreden van zijn glazen dronk, dus ik deed hetzelfde. Ik verlangde ernaar de Abdij wat verder te onderzoeken, maar ik wist dat ik het op het moment niet onopgemerkt zou kunnen doen. Ik installeerde me dus zo gemakkelijk mogelijk in de stoel met de hoge rug en keek tevreden naar de tweeling die zich aan weerskanten van het toneeltje had opgesteld als twee verrukkelijke boekensteunen. Hoe meer ik dronk, hoe gerieflijker de harde stoel werd.
  
  Dat had mijn eerste aanwijzing moeten zijn.
  
  De muziek vervaagde en hield op. De twee meisjes begaven zich nogmaals onder het publiek, ditmaal met lange kaarsensnuiters en één voor één gingen de kaarsen flakkerend uit. Alleen de blauwe schijnwerpers bleven branden en het effect was onheilspellend. De lucht was zwaar van de geur van verbrande was en wierook en mijn hoofd voelde aan alsof het ergens hoog boven mijn schouders aan een touwtje was opgehangen. Ik moest frisse lucht hebben. Net op dat moment verscheen Sybil Washbourne op het toneel. Terwijl het publiek luid applaudisseerde, stond ik op en liep snel naar de gang. Ik keek om, niemand scheen mijn vertrek op te merken. De duizeligheid werd iets minder, maar mijn benen voelden nog steeds aan alsof ze van rubber waren. Ze hadden iets dodelijks in de wijn gedaan!
  
  Er kwamen een aantal deuren op de gang uit. Ik maakte ze allemaal voorzichtig open en gluurde naar binnen. Ik zag een reeks kleine slaapkamertjes die kennelijk ooit dienst hadden gedaan als cellen voor de monniken van de Abdij. De deur aan het einde was groter dan de andere en hij kraakte luid toen ik hem openmaakte.
  
  Binnen was het aardedonker en ik zag slechts de bovenste treden van een stenen trap die wegdraaide in de duisternis beneden. Ik besloot eerst de hele bovenverdieping te onderzoeken en wilde de deur weer zo zacht mogelijk sluiten. Maar toen ik die naargeestige, menselijke kreet hoorde die van beneden op me afkwam, greep ik een kaars die opzij van de muur was opgehangen en snelde de oude treden af.
  
  De kelder was vochtig en begroeid. De vloer bestond uit aarde en toen ik erover voortging, voelde ik de duizeligheid terugkeren en begonnen mijn benen onder me door te knikken. Ik viel op één knie, terwijl ik met alle macht de kaars probeerde vast te houden toen ik neerging. Mijn hoofd voelde aan als een ballon die op springen stond en mijn ogen wilden zich niet scherpstellen.
  
  Het was op het moment dat ik daar op mijn knieën zat en moeite deed weer overeind te komen, dat ik de tweede jammerklacht hoorde. Hij had het afschuwelijke geluid van dood in zich.
  
  Voor me vertoonde de aarden vloer twee evenwijdige voren. Ze leken op de sporen van schoenhakken van iemand die met moeite was versleept. Ik slaagde erin weer overeind te komen, schudde mijn hoofd om het helder te krijgen en begon toen de onheilspellende sporen te volgen.
  
  Toen ik het andere einde van de kelder bereikte, stopte ik in afgrijzen. De kaars verlichtte het verminkte lichaam van wat eens een man was geweest. Hij was geheel naakt, afgezien van een paar zware wandelschoenen die half van zijn voeten waren gescheurd door de tocht over de ruwe, aarden vloer. De schoenen zaten onder zijn bloed en de grond om hem heen was ervan doortrokken. Hij lag op zijn buik, met zijn gezicht tegen de grond.
  
  Ik knielde neer en wilde hem omdraaien. Toen zag ik bot uit zijn vernielde vlees naar buiten steken. Eén schouderblad, gebroken en gerafeld, was een goede zeven centimeter gedraaid. De beenderen van zijn beide armen waren uit de kommen gedraaid en zijn ledematen waren uitgerekt als waren ze van rubber.
  
  Zijn rechterhand miste twee vingers en de drie die er nog over waren bezaten geen nagels meer. Ik draaide hem half op zijn zij. Een volgende kreun ontsnapte aan zijn gekneusde en zwaar verbrande mond.
  
  Ik bracht de kaars omhoog om hem beter te zien. Zelfs in dit zwakke licht en zijn trekken verstard in een masker van doodspijn, wist ik direct wie hij was.
  
  Hij was 7LN, de vermiste agent van BOLT.
  
  De smeerlappen die hem gemarteld hadden, hadden geen centimeter van zijn anatomie overgeslagen. Ik zag zijn lippen bewegen. Toen ik mijn hoofd liet zakken om te proberen te horen wat hij zei, viel ik bijna om. De duizeligheid dreigde me te vellen. Ik slaagde erin mijn oor dicht genoeg bij zijn lippen te brengen om twee woorden te verstaan. Het waren Duitse woorden en ze sloegen nergens op. Ik luisterde toen hij ze nogmaals uitsprak.
  
  'He-xen Zit-ze.'
  
  Toen lag hij dood in mijn armen.
  
  Ik liet hem weer op de grond zakken. Mijn hoofd tolde nu bijna werkelijk van mijn schouders. Ik zette mijn beide handen voor me op de grond ter ondersteuning en merkte dat ze al bijna even zwak waren als mijn benen.
  
  De woorden van 7LN schalden door mijn hoofd als het klokkengelui op zondag. 'Hexen Zitze', 'Hexen Zitze'... Ik wist niet wat die woorden betekenden, of waarom hij zijn laatste, kostbare adem had gebruikt om die uit te spreken.
  
  Het lukte me mezelf overeind te sjorren. Mijn voorhoofd was bezweet, evenals mijn handpalmen. Ik moest hier zien weg te komen, voor iemand ontdekte dat ik hier was geweest. Ik wankelde naar de stenen trap toe. Ik zag nu driedubbel en alles was troebel en surrealistisch. Toen mijn rechterschoen de onderste tree raakte, verloor ik mijn evenwicht. De kaars viel uit mijn hand en doofde toen hij de vloer raakte. Ik was in een volledige duisternis. Plotseling ging de deur bovenaan de trap open en het leek wel alsof ik werd opgenomen in het licht van duizenden kaarsen. Ik wilde me omdraaien en wegrennen, maar mijn benen hadden nog net voldoende kracht om me overeind te houden. Toen kwam het ontvangstcomité langs de trap naar beneden. Ik probeerde hun gezichten te zien, maar hoe hard ik het ook probeerde, het lukte me niet. Mijn benen begaven het nu werkelijk en ik herinner me dat ik heen en weer zwaaide voor ik eindelijk viel.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 12
  
  
  
  
  
  Ze hebben me wel eens verteld dat een nachtmerrie altijd wordt gevolgd door een lieflijke droom. Mijn hoofd deed nog geen dienst voor me, maar ik was in een dromerige staat en het was lieflijk. En hoewel ik me geen detail kon herinneren, had ik toch een vage herinnering aan een recente nachtmerrie.
  
  Ik scheen op het water te drijven en ik bevond me niet echt in mijn eigen lichaam. Ik weet dat dit soort reisjes voor een aantal gasten de pot met goud is aan het einde van de regenboog, maar voor mij is dat niet zo. Ik ben meer van het soort dat ervan houdt de zaken in de hand te houden ... inclusief mezelf. Als ik ergens van geniet, wil ik voldoende wakker zijn om te weten dat ik er werkelijk van geniet en er misschien zelfs 'dankjewel' voor te zeggen tegen de persoon die verantwoordelijk is voor mijn genietingen. Ik had het krankzinnige gevoel dat er meer dan één iemand was waartegen ik 'dankjewel' moest zeggen op dat moment, maar ik wist niets meer zeker. Naarmate ik dichter bij kennis kwam, werden de zaken nog gekker. Misschien klinkt het krankzinnig, maar ik was er zeker van dat mijn hoofd in brand stond. Elke keer dat ik mijn ogen probeerde te openen, draaide een woest patroon in rood, paars en magenta voor me rond.
  
  Mijn oren werkten ook nog niet al te best. Iemand bleef maar aan de volumeknop draaien, van zacht naar hard en dan weer terug naar zacht. Ik herinnerde me het giechelen van de twee meisjes toen ze mij de wijn gaven. Ik kon ze nog steeds horen giechelen, maar de toon was persoonlijker geworden.
  
  De woeste kleuren namen af. Ik probeerde mijn ogen te openen. Mijn gezicht was nog steeds niet zoals het hoorde, maar ik zag één van de twee meisjes van ergens boven me glimlachen. Toen verdween ze en het vuur in mijn hoofd scheen zich te verplaatsen naar andere delen van mijn lichaam. Toen ik mijn ogen weer opende zag ik beide meisjes en ze schenen nu allebei te glimlachen. Ik denk dat ik teruglachte, maar ik weet het niet meer zeker.
  
  Ik had geen enkel idee van tijd, maar die krankzinnige gewaarwordingen schenen een eeuwigheid voort te duren. Nog steeds weigerden mijn hersens dienst voor me, maar met mijn meest oorspronkelijke, dierlijke reflexen kwam ik al een heel eind.
  
  Mijn armen voelden aan als lood, maar het lukte me ze te bewegen. En plotseling schenen mijn vingers zich te bewegen over soepel, zacht vlees. Ik heb wel eens vaker dubbel gezien, maar 'dubbel voelen' was toch een geheel andere ervaring.
  
  Ik gaf me over aan de warme lippen die mijn mond bedekten en aan die welke over mijn nek naar mijn schouders gleden. Ik begreep er niets meer van, maar ik besloot mezelf te ontspannen en er dan maar van te genieten.
  
  Net op het moment dat de sensaties wat vertrouwder begonnen te worden en ik enig idee had wat er aan de hand was en waar dit allemaal op zou uitlopen, werd ik me bewust van de stem. Plotseling realiseerde ik me dat die vertrouwde stem dezelfde vraag keer op keer had gesteld, maar dat hij eindelijk doordrong door mijn mistige staat van halfbewustzijn heen.
  
  'Jij bent Nick Carter, agent N3 van AXE, nietwaar?'
  
  Ik opende mijn ogen om proberen uit te vinden waar die stem vandaan kwam, maar de rondwervelende kleuren verblindden me weer. Ook was het nogal moeilijk om door de slanke vingers heen te kijken die sensuele patronen trokken van mijn oren tot aan mijn tenen. Ik negeerde die vraag zoals ik kennelijk alle eerdere vragen had genegeerd.
  
  'Waar is Gerald Schillinger? Waar houden jullie hem verborgen?'
  
  Ik kende de stem, hoewel ik de antwoorden niet kende. Ik wilde hem vertellen dat ik het niet wist, maar in mijn staat was het al moeilijk genoeg me op één ding te concentreren ... laat staan op drie.
  
  'Waar is hij?'
  
  Hij stond me een paar seconden rust toe, toen begon het spel van vragen zonder antwoorden helemaal weer van voren af aan.
  
  'Jij bent Nick Carter, agent N3?'
  
  'Waar is Gerald Schillinger?'
  
  Ik was te uitgeput om zelfs maar te luisteren en ik probeerde mijn hoofd weg te draaien. Een paar handen grepen me ruw onder mijn kin en rukten mijn hoofd terug in de oorspronkelijke stand.
  
  'Waar is hij?'
  
  Ik probeerde hem te vertellen dat ik het niet wist, maar ik weet niet zeker of er enig woord uit mijn mond kwam. In ieder geval was alles wat ik voor mijn inspanning kreeg, een harde klap in mijn gezicht.
  
  'Vertel op!' Weer een klap.
  
  Mijn hoofd raakte weer bewolkt. Ik wilde hem een stoot voor zijn porum verkopen, maar mijn armen weigerden dienst. Ik probeerde mijn handen in het matras te steunen om mezelf op te duwen, maar het bleef bewegen onder me. Toen, langzaam, daagde het bij me waarom ik die sensatie van drijven de hele tijd had gehad en waarom ik me zeeziek had gevoeld. Ik lag op een waterbed.
  
  De handen duwden me terug en sloegen me weer.
  
  'We beschikken over andere methoden om jou de vragen te laten beantwoorden. Dezelfde methoden die we hebben gebruikt op je vriend in de kelder.'
  
  Het beeld van 7LN, bebloed en gebroken, schoot door mijn hoofd. Dat was de nachtmerrie die ik bijna was vergeten. 'Jullie smerige klootzakken.' Voor het eerst slaagde ik erin iets te zeggen en mijn woede schonk me de kracht om mijn vuist omhoog te brengen. Het was nogal een zwakke dreun.
  
  Die ik terug kreeg niet.
  
  Toen ik terugkeerde in het Rijk der Levenden was ik blij dat de effecten van de drug nagenoeg verdwenen waren. Evenals mijn kleren. Terugdenkend aan het waterbed, besloot ik dat ik het grootste deel van die nacht naakt moet zijn geweest. Mijn hoofd voelde nog steeds aan alsof hij in tweeën was geslagen met een botte bijl en de knevel die ze me voor hadden gebonden sneed in de huid van mijn nek. Mijn handen waren achter me vastgebonden en om de zaken nog erger te maken had ik dat zeezieke gevoel weer in de bodem van mijn maag.
  
  Deze keer was er een logische verklaring voor: ik lag in een boot.
  
  Ik hoorde het gedreun van de motor en het klotsen van water waar we doorheen sneden. Ik opende mijn ogen tot een voorzichtig kiertje en keek om me heen.
  
  Er zaten drie kerels bij me in de boot. De twee boven me herkende ik van het Genootschap van de Zon en de Aarde. De grootste van de twee zag er Oosters uit. Hij had zijn opbollende armen voor zijn massieve borst geslagen. De andere was beslist een Zuiderling - Spaans, Portugees of misschien Italiaans - en zag er bijna even sterk uit als zijn Oosterse vriend. De derde gast stond met zijn rug naar me toe bij het instrumentenbord van de boot. Hij was niet zo potig als de andere twee, maar hij was minstens even lang, zo niet langer, als Paula Athena. Ik sloot mijn ogen weer om na te denken. Ontsnappen zou niet zo eenvoudig zijn. Ik had geen enkel idee waar ze me naar toe brachten, tot ik de bekende geluiden van de klokken verderop hoorde. Big Ben! Naar het geluid van de klokken te oordelen waren we nog een kilometer of drie van het House of Parliament vandaan. Volgens mij konden we elk moment de Big Ben passeren, maar onze kapitein had duidelijk een andere koers in gedachten, want we begonnen langzamer te varen. Ik opende mijn ogen en keek direct tegen de onderkant van een brug aan. In een paar seconden waren we er voorbij. Ik keek achterom - het silhouet was onmiskenbaar. Het was de Tower Bridge. Ik wist dat dit betekende dat we ons op korte afstand bevonden van de Tower van Londen.
  
  De motor was nu afgezet en we dreven naar de oever van de Theems. De zijkant van de boot gleed rakelings langs de kade, maar bleef langzaam verder gaan. Toen voelde ik de boot onder me schommelen en hoorde de man aan het roer bevelen blaffen naar mijn twee bewakers.
  
  'We zijn bijna bij de trap. Ik spring eruit en jullie gooien met het touw toe. En blijf bij hem tot ik er zeker van ben dat onze man nog steeds op zijn post is.' Ik had de stem nooit eerder gehoord, maar ik herkende het accent als Fins.
  
  De boot stopte en ik veronderstelde dat we werden vastgelegd aan iets op de wal. Ik sloot mijn ogen en wachtte. Ik herinner me dat ik ook een schietgebedje zei.
  
  Binnen een paar seconden hoorde ik de stem van de Fin weer.
  
  'Het is in orde, maar schiet op.'
  
  Er werd wat water in mijn gezicht gegooid en toen was ik de onfortuinlijke ontvanger van nog een paar meppen. Ik kreunde en deed alsof ik langzaam weer bij kennis kwam. Op het moment dat zij me hoorden kreunen, werd ik ruw overeind getrokken. Ik merkte dat ik mijn schoenen nog steeds aanhad. Ik herinnerde me dat 7LN ook alleen maar in zijn schoenen was gekleed toen ik zijn gebroken lichaam vond.
  
  Ik had een paar prettige middagen doorgebracht in de Tower als een gewone toerist en ik herinnerde me de plek nog redelijk. De Tower Bridge lag achter ons en we legden vast aan een deel van de kade dat bekend stond als De Koninginnetrap, een stenen trap die van het water naar de kademuur boven liep. Recht voor me toen ik de laatste trede had beklommen lag een grote Gothische poort, afgesloten door een zwaar hek. Dit was de beroemde Verraderspoort. En daar liepen we op af.
  
  Mijn twee bewakers duwden me door het nu open hek heen. De Fin stond binnen iets te fluisteren tegen één van de bewakers. Toen ik door het hek in de hoge poort werd geduwd, dacht ik aan al die anderen die ook deze kant op waren gedreven en nooit meer terug waren gekomen: Sir Thomas Moore, Anne Boleyn, Katherine Howard en Lady Jane Grey, om er een paar te noemen.
  
  We staken de restanten over van wat eens, in de kleurrijker en bloediger dagen van de Tower, de slotgracht was geweest. Ik blikte achterom en zag de Toren van St. Thomas zwijgend de wacht houden over de Verraderspoort. Recht voor ons lag de Toren van Wakefield, met in zijn schaduw de beruchte Toren van het Bloed. Toen we door de schaduwen kwamen van een volgende poort, fluisterde de bewaker iets tegen de Fin en verdween toen snel. Ik werd met een nog grotere snelheid door een andere poort gesleurd en naar boven langs de stenen trap die leidde naar de Toren van het Bloed.
  
  We stopten lang voor we de vertrekken bereikten waar zovele prominente figuren uit de Engelse geschiedenis hun laatste dagen hadden gesleten. Recht voor ons lag nu het enorme, middeleeuwse mechanisme van het valhek van de Toren dat van hieruit werd bediend.
  
  Het valt moeilijk voor te stellen als je het nooit hebt gezien, maar als je aan iets denkt dat lijkt op een Gothische nachtmerrie, ben je er dicht in de buurt.
  
  Het mechanisme wordt gebruikt om het zware hek of valhek voor de ingang van de Toren omhoog te halen of te laten zakken. Het gebeurt middels enorme katrollen en touwen die om een reusachtige, houten balk of windas lopen. Deze balk is het hart van het oude toestel en is in staat om, langzaam draaiend, de halve ton aan hek te laten zakken of op te hijsen.
  
  Ik stond nog naar die oude verschrikking te staren, toen ik er plotseling naar toe werd geduwd. Ik zag de verse bloedvlekken en werd plotseling bevangen door een enorm afgrijzen. De enorme Oosterling tilde me gemakkelijk van de grond op en hield me tegen het open traliewerk van het valhek.
  
  De twee anderen grepen mijn enkels, dwongen die van elkaar en bonden die stevig vast aan het ruwe hout van het raamwerk. Ondanks de prop in mijn mond, probeerde ik te schreeuwen. Geen enkel geluid. Mijn polsen werden door de V-vormige openingen boven de katrollen gerukt en vastgebonden aan de balk die de katrollen op hun plaatsen verankerd hield. Voor het eerst sinds ik het verminkte lichaam van agent 7LN had gevonden, kreeg ik nu enig vermoeden hoe het hun was gelukt hem uit elkaar te scheuren.
  
  De Fin rommelde wat in een klein tasje. Hij kwam naar me toe met twee klemmen die waren bevestigd aan een nylon snoer. Ze zagen eruit als een kleinere versie van die klemmen die worden gebruikt om een accu op te laden. In afgrijzen keek ik toe hoe hij de klemmen vastmaakte aan mijn beide tepels. Hij trok het snoer door de katrollen en maakte die vast aan de bovenste boog van het opgetrokken hek. De pijn was om gek van te worden en ik schreeuwde het uit tegen de prop in mijn mond.
  
  'Mr. Carter, ik zal het je nog een keer vragen. Waar zijn Gerald Schillinger en eerste-minister Dignam?'
  
  De Fin wachtte een ogenblik. Toen ging hij verder: 'Als je bevestigend met je hoofd knikt, maak ik het touw om je pols los zodat je het antwoord kunt neerschrijven. Begrijp je?'
  
  Ik besloot dat elk tijdrekken, hoe kort ook, de moeite van het proberen waard was. Ik schudde mijn hoofd.
  
  'Ja.'
  
  Nu kwam de Zuiderling in actie. Terwijl hij worstelde met het touw rond mijn rechterpols, oefende hij per ongeluk enige druk uit op het nylon snoer ernaast. De pijn van de klem die volgde was ondraaglijk en ik schreeuwde het uit in een stille doodspijn. Toen was de pols vrij en de Oosterling kwam naar me toe met een blocnote en een potlood. Toen hij me het potlood overhandigde, zag ik dat de punt ervan naalddun was geslepen. Ik schreef drie korte woorden neer op het blocnote dat hij me voorhield. Krijg de kolere.
  
  Plotseling bracht ik het potlood omhoog en plantte het met alle kracht die ik kon opbrengen middenin het verschrikte rechteroog van de man voor me. Hij schreeuwde het uit van pijn en schrik en ik zag het bloed naar buiten gutsen tussen de vingers waarmee hij zijn getroffen oog bedekte. Het potlood stak tussen zijn vingers naar buiten.
  
  De twee anderen kwamen toegesneld om hem tot zwijgen te brengen, maar hij loeide het uit, nog luider dan de eerste keer.
  
  Ik probeerde de tijd te gebruiken om mijn linkerpols los te maken. Vanuit mijn ooghoeken zag ik de Fin een scherpe slag toedienen tegen de slaap van de Oosterling. Met al zijn tweehonderddertig pond smakte hij tegen de stenen vloer. De Zuiderling volgde het voorbeeld met een dodelijke klap in de nek. Bijna had ik mijn linkerpols los toen zij hun kwaadaardige aandacht weer op mij richtten. Een seconde later hadden ze me weer te pakken. De polsen werden ditmaal ruwer dan ervoor vastgebonden en de klemmen werden zonder een vleugje genade weer op hun plaats aangebracht.
  
  Ik rilde van de pijn.
  
  De Fin pakte nog twee andere klemmen.
  
  Ik zette me schrap voor de eerste pijnscheut. Ik wilde net mijn ogen sluiten toen ik haar, achter mijn twee vijanden, de Poort binnen zag schieten.
  
  Haar worp met het mes was perfect. Het lemmet trof de Fin precies tussen de schouderbladen. Voor de andere man zich kon omdraaien om te zien waar het mes vandaan kwam, kreeg hij zijn antwoord middels het tweede mes dat zijn hals doorboorde, net boven de luchtpijp. Tegen de tijd dat Paula Athena mij had bereikt, waren ze allebei dood. Het kostte haar enige tijd voor ze me los had. Toen ze ten slotte in staat was me naar beneden te helpen, waren mijn benen te wankel om me te ondersteunen. En Paula moest inspringen tot ik op eigen kracht rechtop kon blijven.
  
  'Ze zijn verdwenen, Nick. Schillinger en Dignam zijn ontvoerd.'
  
  Ik kon alleen maar verdoofd knikken om aan te geven dat ik het zwarte nieuws had verstaan.
  
  'Nog iets,' zei Paula. 'We zullen het feit moeten accepteren dat Lorna Terry voor de andere kant werkt. Scotland Yard kreeg een telefoontje van haar huisdokter die hen meedeelde dat hij zojuist een 9 mm kogel uit haar schouder had weggehaald. Ze had geprobeerd hem om te kopen met vijfduizend pond om er geen melding van te maken. Lorna heeft dus gisteravond geprobeerd je te vermoorden in die lift. Het bloed op de trap komt overeen met dat van haar.'
  
  Paula scheen te wachten op een commentaar van mijn kant, maar er was niets toe te voegen aan haar opsomming van feiten. Ik moest me nu concentreren op wat belangrijker was: de ontvoering van onze twee sleutelfiguren.
  
  'Ik heb kleren voor je in de wagen,' zei Paula. 'En wapens.'
  
  Eenmaal in de auto, buiten de grijze stenen muren, werkte ik me snel in de kleren. Onderwijl reed Paula met een halsbrekende snelheid en bracht me op de hoogte met de rest van het nieuws.
  
  'Schillinger en Dignam zaten allebei in Sir Anthony's landhuis in Surrey. De plaats is ondoordringbaar, als een klein fort. Ze waren op hun kamers, waarschijnlijk slapend. Eén van onze agenten stond buiten, op de gang, op wacht, en hij moest ze elk hele uur controleren. Bij zijn controle van tien uur, vond hij beide bedden leeg.'
  
  'Enig teken van worsteling?'
  
  'Nee. Maar ze vonden een spons die doorweekt was van de chloroform. Het mysterie van hoe zij erin geslaagd waren binnen en weer buiten te komen, werd opgelost toen ze ontdekten dat het alarmsysteem, bij elke ingang ingebouwd, was uitgegaan tijdens de storm.'
  
  'Toen jullie de Abdij binnenvielen, wie hebben jullie toen gevonden?'
  
  'Ongeveer een stuk of tien. Drie werden er gedood bij de inval en de rest wordt door onze agenten ondervraagd. We dwongen één van hen te vertellen waar ze jou naar toe hadden gebracht en ik vertrok onmiddellijk.'
  
  'Godzijdank,' mompelde ik dankbaar.
  
  'Het Genootschap van de Aarde en de Zon is kennelijk een front geweest van de anti-PWV organisatie hier in Engeland. Lorna Terry was al lid sinds de oprichting. Ze is er nooit aangekomen, wel?'
  
  Ik slikte moeilijk. 'Nee.5 Toen veranderde ik van onderwerp. 'Ik heb jullie man, 7LN, gevonden, net voor hij stierf. Ik wil excuses aanbieden voor het feit dat ik dacht dat hij naar de andere kant was overgelopen.'
  
  Lange tijd gaf ze geen antwoord. Toen ze eindelijk weer sprak, klonk haar stem zacht.
  
  'Ik heb al die tijd geweten dat je het mis had. Ik zou er alles onder verwed hebben.'
  
  Er kwam een wagen van de andere kant en in het licht van zijn koplampen zag ik tranen in haar ogen.
  
  Er klonk toen een vreemde, zoemende toon in de auto. Het scheen uit het kaartenvak te komen, in de ruimte tussen de twee kuipstoelen in.
  
  'Dat is de telefoon. Zou jij hem alsjeblieft willen aannemen. Geef je AXE codenummer en dan BOLT 6LN.'
  
  Ik stak mijn hand in het vak en pakte de hoorn op. Het zoemen hield op.
  
  'N3, AXE, voor BOLT 6LN.'
  
  Ik herkende de afgebeten klank van Sir Anthony's stem. 'Hallo, N3. Blij dat je nog steeds bij ons bent. Luister nu goed. Onze mensen in Dorian Abbey zijn er niet in geslaagd nog meer informatie los te krijgen uit onze gevangenen. Maar de elektronische automaatjes die we Mr. Schillinger en Mr. Dignam al die tijd bij zich lieten dragen, werken prima. Onze mensen in Dover hebben het signaal opgevangen en onze vermiste staatslieden schijnen zich nu ergens boven Zurich in de lucht te bevinden. Gezien de snelheid waarmee zij vliegen, nemen we aan dat zij zich in een helikopter bevinden.'
  
  Ik voelde de oude vechtlust terugkomen. We konden het nog halen.
  
  'Het enige probleem is,' ging Sir Anthony verder, 'dat wij het signaal kwijt zijn als ze nog een honderd kilometer verder zijn. Het wordt met de minuut zwakker. Ik heb net met David Hawk gesproken. Alles wat hij kon vinden over senator Hanson is hij nagegaan. Die schijnt er tot aan zijn nek in te zitten.'
  
  'Wat zijn de feiten.'
  
  'Nou, in de eerste plaats: Hij is verdwenen uit het appartement van Miss Terry. Gerald Schillinger maakte de fout om hem vanuit Surrey te bellen om een afspraak af te zeggen. Het is het enige telefoontje dat vanuit mijn huis is gepleegd en we hebben zo het gevoel dat Hanson dat heeft laten natrekken; niet waarschijnlijk, maar mogelijk. Ten tweede: jouw superieur heeft ontdekt dat de verkiezingsfondsen van de senator bijna geheel gedekt werden door The Imperial World Trading Company. Zoals je je wellicht zal herinneren, is dat hetzelfde bedrijf als waarvoor Friederich Ebberhardt werkte, nadat hij uit Berlijn verdween. En om de zaken nog erger te maken, de senator heeft elke maand na zijn verkiezing een cheque ontvangen van tienduizend dollar van dezelfde firma.'
  
  'Dat verklaart waarom hij op zo grote voet kon leven.'
  
  'Dat dacht ik ook, ja. Hoe ver zijn jullie nog van Dover vandaan?'
  
  Ik wendde me tot Paula.
  
  'Ik dacht zo'n minuut of veertig,' zei ze.
  
  Ik berichtte het aan Sir Anthony. 'Goed,' antwoordde hij. 'Nou, we hebben geluk. Het signaal is erg zwak, maar ze schijnen hun bestemming bereikt te hebben. Onze radartechnici hier zijn nu het precieze punt aan het uitrekenen. Binnen een minuut heb ik het voor jullie.'
  
  Ik wachtte tot hij weer terug was aan de telefoon.
  
  'Goed, we hebben het voor je. Ze zijn geland op een godvergeten uithoek van de Beierse Alpen. Het ligt buiten de route van het normale luchtverkeer en is nagenoeg onbereikbaar, behalve voor een bergbeklimmer. Ik weet zeker dat je er nog nooit van hebt gehoord, Nick. Maar de enige reden dat ik het wel ken is omdat 7LN juist die buurt aan het verkennen was voor hij Charley Evans terug naar Londen volgde.'
  
  Zijn laatste vraag deed me bijna de hoorn uit mijn handen laten vallen.
  
  'Heb je ooit gehoord van een berg die Hexen Zitze heet?'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 13
  
  
  
  
  De BOLT-vestiging in Dover was iets heel bijzonders. We parkeerden de Jaguar bij het eerste wachthuisje en als Paula de man niet had gekend en niet voor mij had ingestaan, was ik nooit verder gekomen. Vijftig meter verder kwamen we een volgende wachtpost tegen die moeilijker was.
  
  'Het spijt me, maar ik kan hem niet doorlaten alleen maar omdat jij het zegt. Ik moet verder bewijs hebben van zijn AXE-identiteit of anders een persoonlijk fiat van Sir Anthony.'
  
  Ik vroeg Paula of ze mijn jasje even vast wilde houden en rolde toen de mouw van mijn overhemd op. Aan de binnenkant van mijn elleboog was de kleine AXE-tatoeëring. Hij hield een lamp dicht bij het officiële merkteken dat onmogelijk na te maken was. Toen controleerde hij de authenticiteit ervan met een kleurenstrook uit zijn archief, salueerde en we mochten doorgaan.
  
  We liepen over een ruim grasveld met op twintig meter voor ons een rand van die beroemde, witte krijtrotsen. Wat zich ook onder dit grasland bevond, ze beschermden het bijzonder goed. We waren dicht bij de rand van de rotsen, toen Paula stilhield.
  
  Ze besteedde al haar aandacht aan een sleutelring. Het laatste stuk van onze reis hierheen was ze erg stil geweest. Ze scheen omgeven door een soort melancholie die me verwarde. Ik voelde me volkomen opgeknapt toen ik me realiseerde dat mijn rol van lokaas was afgelopen en dat ik van nu af aan mijn kracht en hersens moest meten met die van de grote jongens. Dit was het moment dat een opdracht werkelijk geladen werd met opwinding en spanning.
  
  Ik zag Paula neerknielen en één van de sleutels in een slot steken dat was verzonken in een stuk rots op de grond.
  
  'Ga een stukje achteruit,' zei ze, terwijl ze zelf achteruit stapte. Ik deed wat me gezegd werd en zag een cirkelvormige opening verschijnen in de grond voor ons. De opening had ongeveer het formaat van een normale putdeksel. Ik zag een ronde, ijzeren trap wegdraaien, de grond in.
  
  De trap kwam uit op een lange, helder verlichte gang. Twee wachtposten van het Engelse Leger stonden daar met geweren keurig voor hun borst gehouden. Toen we ze passeerden, begon Paula feiten af te ratelen als een reisleidster.
  
  'De vrije doorgang is ons telefonisch vooruitgegaan, begrijp je. Door de eerste wachtpost en dan geverifieerd door de tweede. Zie je het groene licht boven de trap?'
  
  Ik draaide me om en zag de hele trap badend in een groenachtig licht dat afkomstig was van een serie spots in het plafond.
  
  'Nou, bij het tweede telefoontje verandert het licht automatisch van blauw in groen. Zou het nog steeds blauw zijn geweest, als we die trap afkwamen, dan zouden we direct zijn neergeschoten.'
  
  Ik knikte en volgde haar weer op de hielen. Dit was geen plek om te verdwalen zolang je niet alle grappen kende. Voor ons liep de gang dood op een stuk kale muur en we schenen er recht op aan te lopen. Tot mijn verontrusting merkte ik tevens dat de muur helder verlicht was door een blauw licht dat van boven kwam. Ik draaide me om en zag dat de twee soldaten hun geweren recht op ons gericht hielden. Ik snelde achter Paula aan en tikte haar op de schouder.
  
  'Zou je je even om willen draaien? Volgens mij zijn die twee gasten in uniform kleurenblind.'
  
  Ze wierp een terloopse blik over haar schouder.
  
  'Word nou niet zenuwachtig, Nick. Als het licht van kleur verandert, dan halen ze die geweren weer weg. Het is niets anders dan een ekstra veiligheidsmaatregel, voor als het beveiligingssysteem al in de eerste fase mis zou gaan.'
  
  Ze stak een volgende sleutel in de blinde muur voor ons en ik zag ons allebei groen worden toen zij de sleutel omdraaide. Ik keek achterom en zag de twee soldaten weer terug op hun oorspronkelijke posities. Ik draaide me weer om naar waarde muur had gezeten. Het was nu een geopende doorgang en Paula stond voorbij de drempel op me te wachten. Achter haar was een vertrek ter grootte van een voetbalveld. Het zag eruit als een ondergrondse bijenkorf, vol activiteit. De meeste muren waren behangen met kaarten. Er zaten zo'n stuk of twintig computerdeskundigen aan hun machines te werken, evenals een groepje radartechnici aan hun schermen.
  
  Een gedeelte zag eruit als de verkeerstoren van een vliegveld, met mensen die zich concentreerden op de kleine puntjes die opflikkerden op de schermen voor hen. Naast dat gedeelte stond iets dat veel weg had van een reusachtig, verchroomd kanon. De ruimte zoemde van de elektronische geluiden en menselijke energie.
  
  'Dit is het werkelijke zenuwstelsel van onze organisatie,' zei Paula. 'Deze vestiging is niet alleen van BOLT, we delen het met de hoogste veiligheidsinstanties van het leger.'
  
  'Het ziet er indrukwekkend uit.' Ik zag Sir Anthony op ons af komen. Hij droeg een grote, bruine map onder een arm en hield een paar kleinere mappen in de hand van de andere. We wisselden begroetingen uit en toen kwam hij ter zake.
  
  'We zijn bijna klaar voor de briefing. Waarom kleden jullie je ondertussen niet om in kleedkamer drie en vier? Ik heb voor jullie allebei witte veldkleding klaar laten leggen, hoofdkappen en oogbeschermers, ook witte laarzen met verstelbare en verwisselbare noppen. Ik vrees dat jullie erg weinig ruimte hebben voor extra zaken, alleen maar voor de meest dringende benodigdheden. Als jullie je omgekleed hebben, zien we elkaar weer in de projectieruimte voor de briefing.'
  
  Ik volgde Paula naar de kleedkamers. Toen ik me had uitgekleed en daarna weer aangekleed, keek ik in de spiegel.
  
  De witte spullen sloten strak om de huid en elke bobbel en spier werd niet alleen getoond, maar ook geaccentueerd. Ik zette de kap op en zag er toen uit als een soort sneeuwmonster. Ik zette hem weer af en besloot hem pas op te zetten als het werkelijk nodig was.
  
  'De briefing was kort. We zagen een aantal dia's van de Hexen Zitze vanuit verschillende hoeken en bij elke dia vanuit een nieuwe hoek scheen het me steeds onmogelijker toe dat iemand daar neergezet kon worden zonder om te komen. Sir Anthony gaf het commentaar.
  
  'Dit zijn de opnamen die zijn gemaakt door 7LN toen hij de rapporten onderzocht over toenemende luchtactiviteit in dat gebied. Onze radarmensen hadden een aantal signalen opgepikt die allemaal uit deze, geïsoleerde keten bergen schenen te komen en in het bijzonder van de Hexen Zitze. Tevens kregen we melding van de commerciële luchtdiensten dat die dezelfde signalen in toenemende mate opvingen. 7LN ondernam een tocht daarheen, vergezeld van een team Zwitserse bergbeklimmers. Twee dagen nadat ze waren begonnen aan de voet van de Hexen Zitze, bereikten ze de sneeuwvelden op de zuidwestelijke flank, net onder de top.
  
  Er verscheen een nieuwe dia op het scherm en we zagen het vlakke sneeuwgebied met hoog erboven, de top.
  
  'Ze bleven hier verscheidene uren kamperen, met het plan de top de ochtend van de derde dag te beklimmen. In die uren meldde onze man twee erg vreemde gebeurtenissen. Eerst zag hij een witte helikopter die vanuit het niets scheen te komen en dan even plotseling weer verdween. Dertig minuten later viel een troep Siberische wolven op de groep aan en doodde de twee Zwitserse gidsen voor onze man erin slaagde ze te verdrijven.'
  
  De volgende dia toonde een opname van een dode wolf in de sneeuw, de kaken gesperd om een stel dodelijke tanden te laten zien. Sir Anthony vervolgde.
  
  'De Siberische wolf komt niet voor in Zwitserland en heeft dat nooit gedaan. Dat betekent alleen maar dat deze troep voor een onbekende reden daar werd geïmporteerd. Vroeg in diezelfde ochtend stak er een hevige storm op en onder dekking daarvan slaagde 7LN erin de berg af te dalen. Het was onmogelijk voor hem om die top alleen te beklimmen. Twee dagen later, toen hij het dichtstbijzijnde dorp bereikte, bemerkte hij dat de mensen daar weigerden te praten over wat er op de Hexen Zitze gebeurde. De dag erna, op zijn weg terug, merkte hij Charley Evans op in de bar van een hotel en volgde hem, via Zurich, terug naar Londen. Dat is zo'n beetje alles wat ik je kan vertellen. Nu geef ik het woord aan Mr. Randolph Lawrence die je zal informeren over wat geografische gegevens van het gebied.' Lawrence toespraak bestond uitsluitend uit feiten en getallen. Hij legde uit dat daar altijd de kans bestond van een plotseling opstekende storm, ook in juni. Er was ook de dreiging van aardverschuivingen, of lawines en de enige manier om de top te bereiken was via de sneeuwvlakte aan de zuidwestelijke kant. En dit, zo verzekerde hij ons, kon alleen overdag worden geprobeerd.
  
  We zouden de nacht in de sneeuwvlakte moeten doorbrengen en dan beginnen bij het aanbreken van de dag. Hij besloot met een uitleg bij een opname van dichtbij van de top die nu op het scherm verscheen.
  
  'Deze opname is twee dagen geleden genomen door een radiografisch gestuurde fotosonde. Ik wil dat jullie dat gedeelte van de top, links van het centrum, nauwkeurig bekijken.'
  
  Zowel Paula als ik schoven naar voren in onze stoelen en bestudeerden het gebied dat hij had omschreven. Lange tijd zag ik alleen maar nog meer witte sneeuw. Toen zag ik een klein plekje dat iets lichter scheen dan alles er omheen. Bij het eerste gezicht leek het niets anders dan een stofje op de dia. Maar Lawrence legde uit dat dat niet het geval was.
  
  'Het moet licht zijn dat teruggekaatst wordt van het oppervlak. Iets helders en glanzends onder de sneeuw. Ik heb geen enkel idee wat het kan zijn, maar er is daar iets dat jullie onderzoek rechtvaardigt.'
  
  De briefing was voorbij. We volgden Sir Anthony terug naar het hoofdvertrek en ogenblikkelijk merkte ik naast het verchroomde kanon twee glanzende, puntige cilinders op die eruitzagen als een kruising tussen een torpedo en een reusachtige bom. Eén werd er met een automatische schuif op zijn plaats geschoven achter het kanon.
  
  Sir Anthony liep recht op de cilinders af en ik had het verraderlijke, deprimerende gevoel diep in mijn maag dat zij iets te maken hadden met Paula, met mij en met onze trip naar de Hexen Zitze.
  
  Terwijl Sir Anthony ons de laatste instructies gaf, waren twee mannen achter ons bezig met het bevestigen van parachutes en twee kleine, platte pakketten tegen onze ruggen. Eén van hen merkte de bobbel op die werd veroorzaakt door Wilhelmina.
  
  'Ik vrees dat je je Luger achter zult moeten laten, N3,' zei Sir Anthony. 'In je bagage zul je het voor deze reis voorgeschreven wapen met munitie vinden.'
  
  'Oh nee.' Ik probeerde zo beleefd mogelijk te zijn. 'Dat wil ik niet. Of Wilhelmina gaat mee, of jullie zullen een andere bergbeklimmer moeten zoeken.'
  
  Sir Anthony knikte zijn fiat tegen de gast die achter mij stond en liep weg. Ik was een beetje buiten mijn boekje gegaan door me te verzetten tegen het hoofd van BOLT en ik wist het, maar het gezicht van de twee identieke torpedo's deed me weinig op mijn gemak voelen.
  
  Sir Anthony liep naar één van de torpedo's die op het rek achter het kanon lag en drukte krachtig op iets dat eruitzag als de kop van een reusachtige schroef. Een helft van de buitenkant van het metalen projectiel schoof gemakkelijk weg.
  
  Binnenin zag ik een beklede ruimte van twee meter met drie gordels op een afstand van ongeveer vijfenveertig centimeter van elkaar. Boven bevond zich een helmachtig voorwerp dat met een vreemde, gedraaide antenne zat vastgemaakt aan de bovenkant. Flash Gordon had nog een heleboel te leren bij BOLT.
  
  Sir Anthony straalde van trots. 'Dit is onze nieuwste uitvinding, één die ons van onschatbare waarde is zoals Paula je kan vertellen. We leenden het idee van de Duitse vliegende bommen die Engeland in de Tweede Wereldoorlog terroriseerden. Op dit moment gaat onze controle niet verder dan een lancering op korte afstand. Maar onze experts werken er elke dag aan om hem te verbeteren en we hopen dat we zijn vluchtschema op een goede dag zo kunnen beheersen dat we hem naar elke uithoek op deze aarde kunnen sturen. Hexen Zitze ligt binnen onze controlesfeer en daar ben ik blij om.' Hij wendde zich tot Paula. 'Klaar 6LN?'
  
  Ze knikte en net voor ze haar beklede cel binnenstapte, schudde ze mij de hand. 'Ik zie je in Zwitserland. Prettige reis.'
  
  Ik keek toe terwijl ze haar één meter vijfentachtig in de cilinder liet zakken. Toen stak ze haar hoofd in de helm en maakte alle drie gordels vast, te beginnen bij die over haar dijen, dan verder naar boven naar haar prachtige borst. Voor Sir Anthony haar vliegende doodskist sloot, gaf hij mij de laatste instructies. 'Vanaf het moment van de lancering tot aan het moment dat je eruit gaat, wordt je vlucht gecontroleerd door de mannen aan de radarschermen. Je reist met een gecontroleerde snelheid van elfhonderd kilometer per uur. Wat inhoudt dat je reis over precies zevenendertig minuten en elf seconden voorbij is, tenzij we gedwongen zijn van hoogte te veranderen om het luchtverkeer te vermijden.'
  
  Hij wees op een zwarte hendel opzij van Paula's rechterschouder. 'Deze hendel is het enige mechanisme dat niet van hieruit wordt bediend. Het opent de capsule als je je boven je doel bevindt en treedt in werking met een korte beweging naar beneden. Als je je bestemming hebt bereikt, stopt het projectiel en blijft precies honderddertien seconden op dezelfde hoogte hangen. In die tijd moet je het overnemen en jezelf klaarmaken voor de uitstoting.'
  
  Ik knikte. Sir Anthony drukte nogmaals op de reusachtige schroefkop en het metalen omhulsel gleed keurig terug op zijn plaats.
  
  Toen gleed mijn eigen verchroomde torpedo keurig op het rek.
  
  'Veel geluk, N3,' zei Sir Anthony, 'en zorg goed voor Paula - zij is de beste die ik heb.'
  
  De reis verliep zonder gebeurtenissen, om maar iets te zeggen, maar iemand die last heeft van engtevrees kan beter op een andere manier reizen. Er was absoluut geen enkel gevoel van beweging. Boven mijn hoofd was een reusachtige klok en toen ik zag dat het bijna achtendertig minuten was nadat hij begon te tikken, wist ik zeker dat zij vergeten hadden mij af te vuren. Ik verwachtte dat de bovenkant zou terugglijden en dat ik zou ontdekken dat ik nog steeds op het rek lag.
  
  Toen begon het rode licht te knipperen en ik wist dat het echt was. De klok hield op met tikken en een grote secondewijzer begon de honderddertien seconden af te tikken. In elf seconden had ik twee veiligheidsriemen los, maar de derde, rond mijn dijen bleef steken. Het duurde zo'n negen seconden van worstelen, voor hij ten slotte meegaf. Ik voelde zweetdruppels op mijn voorhoofd verschijnen. Het rode licht bleef knipperen en ik stak mijn hand uit naar die belangrijke, zwarte hendel. Ik rukte eraan en rukte nogmaals. Ik kon het niet in die neerwaartse stand krijgen. Ik rolde me op mijn zij om een beter houvast te krijgen. Weer rukte ik eraan. Niets! Ik keek op de klok en zag dat ik inmiddels al drieëndertig seconden had verbruikt. Ik gebruikte alle kracht die ik kon opbrengen en nog steeds wilde hij niet naar beneden gaan. Maar toen ik eraan trok, gleed hij plotseling gemakkelijk de andere richting op.
  
  Nu liet de klok zien dat er al éénenzestig kostbare seconden voorbij waren gegaan. Ik weet niet of mijn verbeelding me parten speelde, maar het rode licht scheen nu sneller te knipperen.
  
  Ik verdraaide mijn arm en schouder en probeerde de zwarte hendel te vinden die zich ergens achter me moest bevinden. Ik voelde iets dat dezelfde vorm scheen te hebben en trok er hard aan. Ik voelde de verrukkelijke koude lucht toen de metalen buitenkant onder me begon weg te glijden.
  
  Alles was wit onder me en veertig seconden nadat mijn parachute was open gegaan, was er een regen van grijze asdelen om me heen.
  
  De sneeuw was zo hard als steen toen ik neerkwam, maar ik had een goed gevoel weer op vaste grond te zijn.
  
  Er viel een lichte sneeuw, als versnipperde confetti en ik keek om me heen in een poging me te oriënteren. Toen zag ik Paula op me afkomen. De sneeuwvlakte was immens en ze zag er bijna klein uit tegen de uitgestrektheid ervan. Je kunt behoorlijk snotterig worden als je 's nachts in je eentje op een Zwitserse berg zit en er komt iemand op je af die je kent. Nog voor ik uit mijn parachute was, stak ik mijn handen uit en sloot haar in mijn armen en drukte haar tegen me aan. Ze scheen het niet erg te vinden. We spraken geen woord.
  
  Nadat ze zich had losgemaakt uit mijn greep, hielp ze me uit mijn parachute.
  
  'Hoe lang ben je al hier?' vroeg ik.
  
  Ze veegde de sneeuw weg die zich had verzameld op mijn wenkbrauwen en zei toen: 'Het was precies twee minuten voor jij arriveerde. Dat was de tijd tussen de twee lanceringen. Ik had net de tijd om mijn parachute in de sneeuw te begraven. Ik stel voor dat jij hetzelfde doet met die van jou.' Toen draaide ze zich om en keek naar de top aan de horizon achter ons.
  
  'Heb je hem al goed bekeken?'
  
  Ik keek naar die vreemde, met sneeuwbedekte rotsmassa die wij binnen een paar uur moesten beklimmen. Hij scheen een beetje voorover te hellen onze kant op.
  
  Ik begroef het ronde, nylon geval dat me veilig uit de hemel naar beneden had gebracht. Toen liepen we over het veld tot we de scherpe rotsformatie bereikten die het begin van de top aangaf. Vanaf dat punt was het onmogelijk de top van de berg nog te zien. Het enige dat we konden zien waren de open sneeuwvelden die plotseling ergens wegvielen in de duisternis voor ons. Het leek alsof we ergens in de ruimte hingen waar geen begin en geen einde was, alleen maar een middelpunt.
  
  Paula had haar bagage losgemaakt en ze schudde een gewatteerde, witte slaapzak open. Ik keek toe terwijl ze die in de sneeuw neerlegde. 'Ga je echt proberen of je kunt slapen?' vroeg ik.
  
  'Natuurlijk,' zei ze. 'En het is beter als jij het ook doet. Morgen wordt een drukke dag.'
  
  'Ook onze laatste dag.' De waarheid van mijn woorden trof me plotseling. 'De ochtend erop is de opening van de conferentie in Parijs.' Voor ik mijn zin had afgemaakt, hoorde ik het gehuil van ergens boven ons. Het was het onmiskenbare en smerige geluid van wolven.
  
  Paula wervelde zich om en luisterde naar het bloedstollende koor. Toen zag ik haar de revolver uit de bagage halen en bovenop de slaapzak leggen. Ter geruststelling raakte ik de bobbel onder mijn arm aan en toen tastte ik naar een andere schuilplaats die de nieuwsgierige kwast in Dover niet had ontdekt en haalde mijn sigarettenkoker te voorschijn. Ik had me niet gerealiseerd hoe dun de lucht hier boven was, tot ik inhaleerde. Ik gooide de sigaret in de sneeuw naast me en keek hoe hij uitging.
  
  De lucht was niet alleen dun, hij was ook godvergeten koud. Ik trok mijn knieën tegen mijn borst en hield ze daar met mijn armen. Zo bleef ik lange tijd zitten om over de dingen na te denken.
  
  We hadden geen enkele garantie dat Schillinger en Dignam nog steeds in leven waren. En als ze dat wel waren, waar zaten ze dan op die verlaten berg? Hoe konden we ze vinden? Waarom was Schillinger nu levend te pakken genomen, terwijl zijn beide vroegere dubbelgangers gedood waren? En mijn gedachten gingen altijd weer terug naar Lorna. Waarom en op welke manier was ze hierbij betrokken? Elke keer dat ik aan haar dacht bezorgde me een vervelend gevoel in mijn maag. Was ik al vanaf het begin de sukkel geweest? Ik had het erg met mezelf te doen, toen ik een zachte en meelevende stem hoorde. 'Nick?' Ik draaide me om en zag dat Paula zich in volle lengte in haar slaapzak had uitgestrekt. Ze had haar kap afgedaan en het lange, zachte haar viel over haar schouders naar beneden. Ze keek naar me, terwijl ik daar zo zat.
  
  'Wat?' Ik probeerde mijn stem niet mijn gevoelens te laten verraden.
  
  'Wat er morgen ook mag gebeuren, het belangrijkste is dat één van ons die mannen er levend uithaalt. Ik wil dat je helemaal vergeet dat ik een vrouw ben. Behandel me als elke andere agent en maak die klus af. Wat er ook mag gebeuren, verlies geen tijd door te proberen mij te helpen. Dit is mijn werk en ik ben goed opgeleid.'
  
  Ik keek op haar neer. 'Het is verrekte moeilijk om te vergeten dat jij een vrouw bent, zolang je er zo uitziet. Het spijt me dat we verkeerd begonnen zijn.' Toen ik het zei, realiseerde ik me hoe erg ik het meende.
  
  'Het belangrijkste is dat we goed eindigen en ik geloof dat dat nu zo is.' Er was een stilte toen ze dat had gezegd en we bleven allebei naar elkaar kijken, terwijl een fijne sneeuw neerdwarrelde in de ruimte tussen ons in. Hoog boven ons huilden de wolven weer. Haar stem klonk zelfs zacht toen ze weer sprak.
  
  'Heb je het niet koud daar?'
  
  Van de manier waarop ze het zei wist ik dat ze geen antwoord verwachtte. We bleven naar elkaar kijken tot ik naar haar toeschoof en we sloten onze ogen pas toen onze lichamen hard tegen elkaar aandrukten en onze lippen elkaar raakten.
  
  Ik opende de rits bij haar hals en toen ik de schitterende huid eronder blootlegde, voelde ik haar warmte tegen mijn vingertoppen.
  
  Onze lippen hielden niet op met bewegen, strelen, het verkennen van elkaars huid. We waren naakt nu en onze reisuitrusting diende ons nu tot kussen dat ons nog dichter tegen elkaar aandrukte. Haar lichaam was verrukkelijk in elk opzicht.
  
  We zeiden geen woord. Het reageren van onze lichamen was het enige dat er te zeggen viel. We waren al één geheel, toch worstelde ik om nog dichter bij haar te komen. Haar kreunen moedigden elke stoot aan en haar vrouwelijkheid kwam omhoog om te bezitten en een gevangene te maken van elke centimeter van mijn mannelijkheid. Er was geen deel van haar dat ik niet tot het mijne wilde maken. De stijgende warmte tussen ons dreigde ons voor altijd samen te smelten en zelfs onze ademhaling had hetzelfde ritme als de rest van onze lichamen. De laatste beweging in deze sensuele symfonie werd kracht bijgezet door het geluid van duizenden, reusachtige cimbalen. Ik voelde de nagels van haar hand wegzinken in de huid van mijn rug en ik verloor me in de voordwervelende sensaties die we elkaar gaven. Ze wilde mij even graag als ik haar.
  
  Onze monden bleven hongerig zoeken, lang nadat onze lichamen tot rust waren gekomen. Steeds weer die nacht, terwijl de kleine sneeuwvlokjes wegsmolten in mijn nek, bezaten wij elkaar en klemden ons aan elkaar vast in de koude duisternis.
  
  Door het geluid werd ik wakker. Toen ik mijn ogen opende zag ik dat de lucht dat koude, onpersoonlijke grijs had aangenomen dat voorafgaat aan de dageraad.
  
  Ik keek op en zag de oorsprong van het roterende geluid. Ik zag een glanzende, witte helikopter die net boven de sneeuwrand onder ons verscheen. Paula roerde zich onder me en binnen een paar seconden waren we bezig ons in onze kleding en laarzen te werken.
  
  De piloot en zijn metgezel hadden ons duidelijk niet gezien in de schaduwen. Ze vlogen nu langs de rand van sneeuw op zo'n negentig meter van ons vandaan. We waren aangekleed en hadden de bagage al weer op onze ruggen gebonden, toen zij omdraaiden en onze richting opkwamen.
  
  We drukten ons plat tegen de besneeuwde wand van de rotsmassa en hoopten dat wit tegen wit hen zou verhinderen ons te zien. De helikopter verdween weer ergens boven onze hoofden en het geluid van zijn motor verdween in de verte. Langzaam begonnen we langs de sneeuwwand te lopen, tot Paula een groot stuk chroom zag opsteken uit de sneeuw ergens in het open veld.
  
  'Kijk,' fluisterde ze. 'Dat is een stuk van één van onze toestellen dat niet tot ontploffing is gekomen.'
  
  'Laat zitten,' fluisterde ik terug, 'laten we gewoon doorlopen en hopen dat ze niet terugkomen, tot we een manier vinden om van deze kant tegen de berg op te komen.'
  
  'Maar dat kan niet! Elk moment kan de zon opkomen en een weerspiegeling geven alsof het een soort lichtbaken is. We moeten het begraven.' Voor ze was uitgesproken rende ze over het open veld in de richting van het stuk metaal. Weer hoorde ik het geluid van de helikopter onze richting op komen. Zij hoorde het ook en net op het moment dat ze sneeuw begon te gooien over het blootgelegde stuk metaal, keek ze naar de lucht achter mij.
  
  Ik zag angst in haar gezicht. En terwijl ik haar waarschuwing van de vorige avond negeerde, kwam ik uit de bescherming van de rotswand en rende op haar af.
  
  Bij elke rennende stap hoorde ik het geluid van de motor toenemen. Net op het moment dat ik Paula bereikte en haar hand greep, explodeerde plotseling de sneeuw naast ons alsof daar een landmijn verborgen had gelegen die op een geheimzinnige manier tot ontploffing was gebracht. Voor we konden omdraaien en terugrennen klonk er een gelijke explosie voor ons. Weer spoten sneeuw en rots op als een fontein. De helikopter hing nu boven ons. Ik keek omhoog en zag de man naast de piloot een geweer vasthouden met een kamer ter grootte van een voetbal.
  
  Paula rukte haar hand los uit mijn greep. 'Ren,' schreeuwde ze. 'Ze hebben maar één geweer. Samen zijn we één doelwit - uit elkaar zijn we er twee.'
  
  Ze rende verder het open veld in en liet de bescherming van de rotswand aan mij. Ik zag de helikopter langzaam in haar richting zwenken. Toen onttrok een wolk van opspattend sneeuw haar aan mijn blikveld.
  
  Eén ogenblik bleef ik staan, niet wetend wat ik eerst moest doen: proberen om Paula te redden, of proberen om mezelf in veiligheid te brengen. Eén ding was duidelijk. Er zaten mensen daarboven op de Hexen Zitze en ze hielden niet van ongenode gasten.
  
  Toen de helikopter bijna boven haar hoofd was, maakte Paula de mooiste bocht die ik ooit van mijn leven had
  
  gezien en begon in mijn richting te rennen. Het volgende geluid was nog angstaanjagender dan dat van exploderend gesteente. Het scheen ergens hoog boven ons te beginnen en bulderde als duizenden kanonnen.
  
  Toen nam het in hevigheid toe en scheen het met elke voorbijgaande seconde dichterbij te komen. Het volgende ogenblik was het geluid oorverdovend en toen wist ik wat het was.
  
  Het was juni in de Alpen en de hard opgetaste sneeuw raakte zijn samenhang kwijt onder de warme zon. Het geringste geluid kan een lawine veroorzaken. En het geluid van de helikopter, plus het geluid van de explosies, was meer dan genoeg om een reusachtige aardverschuiving te veroorzaken.
  
  Ik keek achter me in de richting van de rotswand. Dat was de enige manier om te ontsnappen aan de tonnen sneeuw en gesteente die snel op ons neer zouden donderen. Het allesoverheersende geluid bleef dichterbij komen. Paula was nu nog maar twintig meter van me vandaan en de helikopter schoot plotseling de hoogte in. Ik begon in de richting van de sneeuwwand te rennen en hoopte dat die niet los zou laten en deel zou gaan uitmaken van de aardverschuiving die van boven kwam.
  
  Recht voor me, waar de rotswand wegboog, zag ik de donkere condoleren van een ovale rots. De sneeuw scheen aan alle kanten ervan gesmolten te zijn en onthulde een ondiepe scheur in de bergwand. Ik bad dat die diep genoeg zou zijn om twee mensen te herbergen en rende die richting op. Ik keek achterom en zag dat Paula me langzaam inhaalde. Ik wilde “opschieten” gillen, maar het geluid van de lawine die op ons afkwam was zo oorverdovend dat ze me nooit had kunnen horen.
  
  Toen ik dichterbij het welkome gezicht kwam van de rotsachtige scheur, zag ik een ruimte in het midden ter grootte van een telefooncel. Smeltende sneeuw droop aan alle kanten naar beneden en een paar soorten Alpenvarens en mossen hadden zich afgezet tegen de zijkanten en tekenden hem af tegen de witte sneeuw. Het silhouet was vertrouwd en betekende maar één ding - veiligheid.
  
  Met al mijn kracht dook ik tegen de stenen aan en draaide me toen om om Paula naar me toe te trekken. De grond trilde onder mijn voeten en mijn tanden klapperden ritmisch mee. Die hele godvergeten berg komt naar beneden, dacht ik bij mezelf. Paula was nog maar tweeëneenhalf, drie meter van me vandaan en ik stak mijn handen uit. Toen zag ik haar opkijken en een muur van sneeuw viel tussen ons in. Met mijn handen duwde ik tegen de tonnen neervallende sneeuw, nog steeds in een poging haar te pakken te krijgen.
  
  'Paula,' gilde ik op de toppen van mijn stembanden, maar door het donderende geraas overal om me heen kon ik me zelf niet eens meer horen gillen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 14
  
  
  
  
  Het oorverdovende gebulder bleef doorgaan. Nog beangstigender dan het geluid zelf was de manier waarop de rotsen van de berg trilden en beefden aan alle kanten om me heen. Ik heb nooit zo direct te maken gehad met een aardbeving, maar ik weet zeker dat de ervaring erg veel leek op wat ik meemaakte in die paar minuten dat ik me tegen de stenen drukte in de kleine ruimte. Ik had het gevoel alsof het einde der tijden heel erg dichtbij was. Boven het gebulder uit, hoorde ik de rotsen om me heen schudden en kraken onder het geweld. Het meer kwetsbare gedeelte van lei- en zandsteen werd losgemaakt uit hun eeuwenoude rustplaatsen door de trilling. Mijn hoofd en schouders waren bedekt met de losse stukken en ik hoorde ze aan alle kanten om me heen neervallen.
  
  Toen stierf het gebulder weg in een zacht rommelen. De trillingen hielden op en mijn wereldje werd aardedonker en angstaanjagend stil.
  
  Ik stak mijn handen naar voren en mat de afstand tussen mij en de muur van sneeuw en rots waaronder ik begraven was. Ik had ongeveer tien centimeter ruimte over. Toen probeerde ik naar achteren te gaan, maar achter me lag een heleboel neergevallen leisteen. Ik verloor mijn evenwicht en onwillekeurig stak ik mijn handen naar achteren om mijn val te breken. Tot mijn verbazing trof ik niets en bleef ik vallen.
  
  Even later vond ik mezelf terug op een hoop neergevallen gesteente. Ik zag niets, maar ik wist dat de grot achter me voor minstens anderhalve meter dieper was geworden tijdens de lawine. Toen draaide ik me om in de duisternis en stak mijn armen naar voren uit om mijn nieuwe ruimte te meten. Ik kon mijn armen nu volledig strekken en ik had nog steeds geen enkel teken van een achterwand. Ik tastte in mijn zak naar mijn aansteker en knipte hem aan. Ik had dat kleine, blauwe vlammetje altijd als iets heel normaals beschouwd, maar toen dat mijn nieuwe ruimte verlichtte - iets dat wel eens mijn 'laatste rustplaats' kon worden -beloofde ik plechtig dat ik nooit meer iets heel normaal zou vinden.
  
  De nieuwe wand achter me bestond uit lagen leisteen en ik zag iets dat eruitzag als gesmolten sneeuw en dat langzaam tussen de verschillende lagen vandaan druppelde en op de grond neerkwam. Het leek me te koud hier dat iets kon smelten, maar de druppels raakten de grond, verstarden en veranderden langzaam in ijs.
  
  Ze kwamen kennelijk ergens vandaan waar het warmer was, ergens boven of achter de lagen leisteen van mijn tijdelijke achtermuur.
  
  Ik hield mijn aansteker iets lager en zag een diepe opening zich naar achteren uitstrekken, de duisternis in. De opening zelf was ongeveer een meter in diameter en de zijkanten ervan waren afgebrokkeld en ongelijk. Ik hield de aansteker zover mogelijk in de tunnel, maar ik kon het einde ervan niet zien. Wat ik zag bracht me nog meer in verwarring dan het druipende water een paar seconden eerder had gedaan.
  
  Opstijgend uit het duister van de tunnel, hingen daar kleine wolkjes stoom. Even verderop hoorde ik het druppelen van water. De vlam van mijn aansteker begon oranje te branden en ik maakte hem snel uit.
  
  Ik zette me neer op de stapel leisteen om te overdenken wat ik nu moest doen. Voor het eerst in de afgelopen minuten kregen mijn gedachten iets meer te overdenken dan overleving alleen en haar naam sloeg bulderend door me heen. Paula.
  
  Welk beetje ik nog over had aan vreugde over het feit dat ik de lawine had overleefd en dat ik in mijn tijdelijke schuilplaats voor minstens een uur aan lucht had, verdween bij de gedachte aan Paula. In mijn verbeelding zag ik haar lichaam begraven onder de tonnen sneeuw op een paar meter van me vandaan.
  
  Ik herinnerde me dat ik haar uitgestrekte handen zag, in een poging mij te bereiken, en toen kwam die dodelijke muur tussen ons in.
  
  Ik bedekte mijn gezicht met mijn handen en probeerde het beeld aan haar van me af te schudden. Maar dat bleef terugvloeien. Mijn vingers hielden de herinnering aan haar huid, mijn armen dachten terug aan het moment dat ze haar mochten vasthouden. Geen deel van mijn lichaam werd niet vervolgd door de herinnering aan haar.
  
  Ik was hard aan een sigaret toe; om mijn zenuwen in bedwang te houden. Maar ik dorst de kostbare zuurstof niet op te branden. Op dat moment zag ik de banden over mijn borst opgloeien in de duisternis. Het waren de banden van mijn rugbagage. Het lukte me de gespen los te krijgen. Ik legde de bagage op mijn schoot en trok de rits open. Binnenin gloeide iets op dat eruitzag als een conservenblik. Ik pakte het op en hield het voor mijn ogen. De letters waren groot en helder: Noodverlichting.
  
  Binnen een paar seconden had ik het deksel los en een helder wit licht verlichtte de muren van mijn graftombe. Volgens de instructie brandde de inhoud niet langer dan drieënveertig minuten. Ik onderzocht de verdere inhoud van mijn bagage en bemerkte dat het verder nog een kleine vlammenwerper bevatte.
  
  Ik wist dat mijn kansen om Paula te vinden aan het onmogelijk grensden. De kracht van de lawine hadden haar waarschijnlijk verder naar beneden gesleurd. Haar misschien over de rand van de afgrond gebracht en naar beneden gestuurd naar een lager gedeelte van de berg. Toch, ondanks mijn rationele bedenkingen, viel ik de sneeuwmuur aan met mijn kleine vlammenwerper. Ik kon het niet verdragen haar hier achter te laten, hier in dit onbekende graf, als er een kans van één op een miljoen bestond om haar terug te vinden.
  
  Dertig minuten later had ik een ruimte uitgesneden uit de eindeloze muur die net breed genoeg was om mij door te laten en twee meter diep. De vlam veranderde van kleur en verdween toen. Langzaam liep ik terug door de tunnel naar mijn grot. Mijn pogingen waren nog vruchtelozer gebleken dan mijn gezonde verstand had aangegeven. Paula was verloren en ik was gedwongen dat te accepteren. Ik zakte ineen tot een ellendige hoop misère.
  
  Ik wist dat mijn noodverlichting nog maar veertien of vijftien minuten te branden had. Daarna zou ik me weer in het volslagen duister bevinden. Ik draaide me om naar de kleine opening bij de vloer van de grot en zag dat de hoeveelheid stoom had toegenomen. Er was ook een gestage stroom waterdruppels die neerviel vanuit de lagen leisteen. Ergens verderop in die duisternis bevond zich een warmtebron en ik besloot erop af te gaan.
  
  Ik bond mijn bagagepak weer om en trok wat neergevallen steen weg om de opening groot genoeg te maken om doorheen te komen. Ik hield het kostbare licht voor me uit terwijl ik voort zwoegde. De bodem van de tunnel was bedekt met een dunne laag ijs die zich daar had gevormd door het neerdruipende water. Dat maakte het gemakkelijker voor me om me voort te laten glijden langs het glibberige oppervlak. Maar ik wist ook dat het me onmogelijk zou maken nog terug te keren. Als er verderop in de tunnel niet voldoende ruimte voor mij zou zijn om me om te keren en terug te gaan, dan zou dat voor - in elke betekenis van het woord - de doodlopende steeg betekenen.
  
  De stoom nam toe met elke meter die ik vorderde en zelfs met het licht dat ik voor me uit hield, was het onmogelijk ook maar iets te zien. Ik schatte zo dat ik ongeveer zo'n veertig meter was opgeschoten in die onbekende diepte, toen het licht zwakker begon te worden. Ik werkte mezelf zo snel ik kon verder, maar nog geen tien seconden later doofde het licht helemaal. Nog steeds voelde ik de stoom op mijn gezicht, maar ik was niet langer in staat die te zien. Ik had geen andere keuze dan door te gaan.
  
  Misschien dat het alleen maar verbeelding was, maar met elke meter dat ik vorderde, scheen de lucht om me heen warmer te worden. Dat was alle aanmoediging die ik nodig had en het scheen mijn pijnlijke spieren te voorzien van een nieuwe stoot energie. Toen zag ik licht verderop door de stoom heen gloeien. Ik zette door.
  
  Dit gedeelte van de tunnel bleef smaller worden en ik had nog maar net voldoende ruimte om me er doorheen te laten glibberen. Ten slotte bereikte ik, na een scherpe bocht, een helder verlicht stuk.
  
  Voor me lag een kleine, ronde opening die schuilging achter een hecht gordijn van stoom. Ik duwde mijn schouders er doorheen en hoopte dat ik aan de andere kant voldoende ruimte zou vinden om overeind te komen en mijn spieren te ontspannen. Toen ik eindelijk naar buiten kwam als een witte rups uit zijn cocon van rotsen, keek ik verbijsterd om me heen.
  
  Ik bevond me op ongeveer drie meter van de gladde rotsvloer beneden me. Net onder me zag ik wat gevallen steen dat deze kant van de tunnel had opengemaakt. Het was kennelijk tijdens de lawine neergevallen, omdat de rest in de rotsachtige ruimte van een eersteklas perfecte orde was. Links van me zag ik de afgeronde koppen van drie generatoren. De elektriciteit was afkomstig van de stoom van drie gigantische boilers. De leidingen die de boilers van water voorzagen verdwenen in de rotsmuur boven mijn hoofd. Van plafond tot vloer, schatte ik de grot op zo ongeveer dertien tot vijftien meter. Het was duidelijk door mensenhanden gemaakt, want de proporties waren ongelijk en de gladheid van de wanden was onecht.
  
  Precies in het midden van de ruimte zag ik het meest vreemde ding dat ik ooit had gezien. Het zag eruit als een reusachtige ijssorbet, maar dan van metaal, van het soort dat meestal een top bezit van vanille, aardbeien of chocola. De top zelf zag ik niet, want de conische, metalen buis verdween ergens in de rotsachtige bovenkant van de ruimte. Vanaf de voet van de conische buis draaide een metalen trap omhoog naar een deur toe die zich op zes meter van de vloer bevond. Verder zag ik geen openingen vanuit mijn observatiepunt.
  
  Ik trok me terug in de tunnel tot ik erin slaagde de bagage los te maken van mijn rug. Ik maakte hem open terwijl ik gevaarlijk boven de diepte balanceerde. Ik haalde de rol nylon eruit en maakte die aan één einde vast en aan een scherp uitsteeksel direct onder mijn maag en langzaam liet ik mezelf zakken naar de vloer van de ruimte toe. Langzaam liep ik naar de voet van de reusachtige kegel. Terwijl ik naderbij kwam, zag ik de andere kant van de rotsachtige ruimte. Twee blinkende, witte helikopters stonden naast elkaar en erachter zag ik de bevroren glazen ramen van een hoge hangar deur. Toen ik dichterbij kwam zag ik dat een van de helikopters op een groot, metalen platform stond dat een paar rails had dat zich uitstrekte naar de hangardeuren toe.
  
  Waarschijnlijk bracht het platform de helikopters naar buiten waardoor die in de juiste positie kwamen om op te stijgen. Ik maakte mentaal een aantekening van het controlepaneel naast de grote hangardeur toen ik terugliep naar de voet van de spiraalvormige trap rond de kegel. Toen ik de treden begon te beklimmen, hoorde ik de echo van mijn eigen voetstappen door de grote ruimte weergalmen. Het enige, andere geluid dat ik hoorde was het gezoem van de generatoren. Ik tilde mijn voet op en haalde de noppen van mijn laarzen en stak ze in mijn bagage. Bovenaan de wenteltrap stopte ik en keek om om te kijken of ik het begin van de tunnel kon zien, maar de stoom van de boilers blokkeerde mijn blikveld. Met een hand greep ik de klink van de metalen deur en met de andere hand greep ik Wilhelmina uit haar holster en boog mijn vinger om de trekker.
  
  Tot mijn verrassing ging de deur gemakkelijk en zonder een geluid te maken open. Aan de andere kant van de deur kwam ik in een vreemd, grijs halflicht dat ergens boven me zijn oorsprong scheen te hebben. De lucht was fris en ik voelde die vriendelijk om me heen bewegen als een zachte windvlaag. Ik wist dat de kegel op deze hoogte minstens zes meter breed moest zijn, maar ik had slechts één meter ruimte tussen de buitenwand achter me en de solide metalen wand.
  
  Ongeveer zes meter boven me was een plafond van gevlochten metaaldraad, dat de vloer scheen te zijn van een gelijke ruimte op een verdieping hoger. Het volgende dat ik moest doen, was mijn weg binnenin zien te vinden. Met Wilhelmina voor me uit wijzend, begon ik de omtrek te verkennen. Na een paar seconden al raakte mijn schouder een metalen ladder die recht naar boven leidde, naar een gat in de gevlochten vloer boven me. Halverwege de ladder realiseerde ik me twee dingen: in de eerste plaats moest er een gemakkelijker manier zijn om van de ene verdieping naar de andere te komen en in de tweede plaats merkte ik dat de vriendelijke bries die ik eerder voelde ongemerkt was overgegaan in een frissere wind die ik door de verdiepingen boven mijn hoofd kon horen fluiten.
  
  Toen ik de bovenste sport bereikte, trok ik me met één hand verder op, terwijl ik met de andere stevig Wilhelmina vasthield. Ik bleef daar een ogenblik zitten om weer op adem te komen en mijn omgeving in me op te nemen. Boven me merkte ik een serie grote, rechthoekige luchtgaten op van gegalvaniseerd staal die wegliepen naar de zijkanten van de kegel. Een beetje rechts van me was een volgende ladder die was vastgemaakt aan het zich verwijdende silhouet van de structuur, door het netwerk van buizen heen, en verdwijnend door de vloer van de volgende verdieping, zo'n meter of zes hoger. Het licht scheen iets helderder en net voorbij de voet van de ladder zag ik iets dat op een groot uitstekend wiel leek.
  
  Het wiel was geplaatst in het hart van een grote, stalen deur. Toen ik mijn handen uitstak en begon te draaien, voelde ik mijn hart bonzen tegen het strakke pak dat ik aanhad. Het wiel draaide gemakkelijk en de deur zwaaide langzaam open tot ik ruimte genoeg had om naar binnen te glijden.
  
  Ik kan niet zeggen hoe lang ik daar stond voor ik in staat was weer in beweging te komen. De ruimte waar ik me nu bevond was erg vreemd en toch, op hetzelfde moment, heel vertrouwd. Het was een grotere versie van iets dat ik al honderden keren had gezien op de tv in die dokterseries. Maar ik wist heel goed dat ik, kijkend naar de opglimmende, witte tegels die spookachtig gloeiden in het zwakke, paarse licht van een enkele TL-buis, niet mocht verwachten hier het glimlachende gezicht te zien van dokter Killdare of Marcus Welby.
  
  Het vertrek was groot en rond. Ik stond onder een ruim balkon dat voor ongeveer drie meter aan alle kanten in de ruimte stak. Aan de leuningen van het balkon zaten het soort lampen dat ze gebruiken voor een lichtwedstrijd in het Olympische Stadion. Ze keken op me neer als duizenden dode ogen die op het punt stonden tot leven te komen bij de geringste aanraking van de lichtknop. In het midden van de ruimte bevonden zich twee operatietafels die bedekt waren met witte lakens; hierop weerkaatste het onheilspellende licht van de witte tegels tegen de muur. Ernaast kleinere tafels met keurige rijen chirurgische instrumenten en messen. Het opgewekte rood van de vier zuurstofflessen scheen misplaatst te midden van al het wit en zilver er omheen.
  
  Een groot gedeelte van de wand tegenover me werd ingenomen door glas in staal gevat, als de instrumentenruimte van een televisiestudio. Voor die glazen ruimte stonden nog eens vijf operatietafels naast elkaar. Aan het opbollen van de lakens en aan het geruis van de gestage ademhaling, zag ik dat alle vijf tafels bezet waren.
  
  Langzaam kwam ik uit de beschermende schaduw van het balkon en liep naar het midden van de ruimte toe. Toen stopte ik. Langzaam zochten Wilhelmina en ik hét balkon af, in een poging door de sombere schaduwen heen te kijken. Ik zag een enorme liftkoker. Hij was slechts aan drie kanten gesloten en de open kant was naar me toe gericht. De schacht sneed door de vloer van het balkon heen en verdween in het koepelvormige plafond boven m'n hoofd. Boven was de schacht donker, waardoor het niet mogelijk was om vast te stellen hoeveel verdiepingen er nog meer waren buiten deze. Gezien de afmeting van de schacht moest de lift zelf overeenkomen met die welke ze gebruikten in ziekenhuizen om patiënten op bedden te vervoeren. Ik nam een diepe teug van de lucht en realiseerde me voor het eerst dat de omgeving rook als een ziekenhuis.
  
  Ik was op weg terug naar de vijf slapende personen toen ik een vreemd geluid hoorde dat afkomstig scheen van ergens op het balkon. Ik liet me op de vloer vallen en kroop achter de helderrode zuurstof flessen. Ik wachtte daar, terwijl ik iets probeerde te horen boven het geluid van mijn eigen hartslag uit. Stilte.
  
  Toen ik naar de tafels toe kroop zag ik dat de lakens in een gestaag ritme op en neer gingen; het ritme van een zware, gelijkmatige ademhaling. Ik bewoog me tot aan het looppad tussen de twee eerste tafels in en hees mezelf toen langzaam overeind tot ik me op slechts een paar centimeters van het gezicht rechts van me bevond.
  
  Zelfs in het vreemde licht waren de gelaatstrekken van Gerald Schillinger me bekend. Ik trok het laken weg dat zijn lichaam bedekte en zag dat hij stevig lag vastgesnoerd aan de tafel met een aantal brede canvas riemen. Omdat hij zich niet bewoog nam ik aan dat hij zwaar verdoofd was. Ik richtte mijn aandacht op het lichaam aan de andere kant en wat ik zag bracht me snel overeind. Ik schoot om mijn as en keek eerst naar het ene gezicht en toen naar het andere. Die waren identiek! Twee Gerald Schillinger lagen naast elkaar, alsof ze zich niet bewust waren van elkaars aanwezigheid. Mijn bloed begon langzamer te stromen toen ik naar de ruimte tussen tafel drie en vier liep.
  
  Ik stopte en keek naar wat ik al half vreesde en toch verwachtte. Rechts van me waren de onbeweeglijke, klassieke trekken van Sir Henry Dignam - links van me die van zijn tweelingbroer. Hoewel ik het gezicht van de eerste minister wel honderden keren had gezien in kranten, weekbladen en nieuwsflitsen, kon ik op geen enkele manier zeggen wie nu de echte staatsman was en wie de valse. Ik keek naar het lichaam op tafel nummer vijf.
  
  Nog voor ik het gezicht bereikte dat werd omlijst door het witte kussen, klopte het bloed in mijn slapen en tintelde mijn huid. Ik voelde de zweetdruppels die zich plotseling op mijn voorhoofd begonnen te vormen.
  
  De rest van mij werd ijskoud. Ik stapte dichterbij om er zeker van te zijn.
  
  Ik stond daar op mezelf neer te staren.
  
  Het was net alsof iemand een driedimensionale spiegel had neergelegd op dat kussen onder me. Een spiegel die elke rimpeling weerspiegelde van mezelf die ik zo goed kende. De neus. Het voorhoofd. De lippen. Ze waren van mij. Iets wilde mij m'n hand laten uitsteken om het gezicht aan te raken, maar iets hield me tegen. In dat ene moment leek het alsof de wereld had opgehouden met draaien en ik ergens, alleen en afgezonderd, naar mezelf stond te kijken zoals ik daar lag te slapen op een planeet die opgehouden had te bestaan.
  
  Toen veranderde de duisternis om me heen in een schel daglicht toen de honderden lampen die ik eerder had gezien werden ontstoken.
  
  Ik schermde mijn ogen af en liep achteruit tot mijn schouders tegen de glazen kooi drukten. Het was onmogelijk iets te zien door het oogverblindende gordijn van al dat licht, maar de stem was duidelijk te horen.
  
  'Laat je pistool vallen, Mr. Carter. Het is nogal een onzinnig wapen tegen die welke op dit moment op jou zijn gericht.' Een pauze en toen vervolgde de stem: 'Laat vallen!'
  
  Mijn enige keus was te gehoorzamen. Voor zover ik wist was het heel goed mogelijk dat er een heel batterij wapens vanaf dat balkon op me gericht was. Ik liet Wilhelmina op de betegelde vloer vallen en bewoog toen langzaam mijn voet tot ik haar tegen de zijkant van mijn laars voelde. De stem blafte een volgend bevel.
  
  'Schop nu de Luger van je vandaan, naar het midden van de operatieruimte.'
  
  Weer gehoorzaamde ik en ik zag Wilhelmina over de tegels glijden tot ze tot stilstand kwam te midden van de verzameling zuurstofflessen. Toen hoorde ik de lift van het plafond naar beneden komen. Ik richtte mijn ogen op de liftschacht en de naar beneden komende lift. De voeten en benen van mijn welkomstcomité kwamen in het gezicht, gevolgd door de heupen, dan de tailles en ten slotte de gezichten. Vooraan stonden twee potige wachtposten die waren gekleed in de witte uniformen van ziekenverplegers. Allebei hielden ze zo'n geweer tegen hun schouders. Tot mijn afgrijzen zag ik dat de kamers zich al, mijn richting uit, begonnen uit te zetten.
  
  Achter deze twee bevonden zich twee andere mannen, allebei gekleed in lange, witte jassen. De één was een knappe Japanner van een jaar of veertig en de ander was bleke, magere Slaaf. Het laatste lid van de groep was langer dan de anderen. Hoewel hij achter de anderen stond, kon ik zijn gezicht duidelijk zien. Hij was goedgebouwd en recht als een vlaggenstok. Hij zou midden veertig kunnen zijn, maar zijn sneeuwwitte haar en zijn overeenkomstig gekleurde, goed geknipte baard deden me hem al in de zestig schatten. Ik had dat gezicht eerder gezien, dat wist ik zeker. Maar waar? De gebeurtenissen van de afgelopen minuten hadden mijn geest vertroebeld.
  
  De lift stopte en ik nam hem nauwkeurig op toen hij op me toeliep met een arrogante loop die paste bij de glimlach rond zijn dunne lippen. De anderen bleven naast hem, maar ik negeerde hen, terwijl ik bezig was mijn geest weer aan het werk te zetten.
  
  Toen zag ik de twee gelijk uitstaande aderen aan weerskanten op zijn hoge voorhoofd die leken mee te kloppen en plotseling wist ik het.
  
  Ik zag hetzelfde gezicht, zonder baard en die zware lijnen onder de ogen. Het haar was donker en plat tegen het hoofd aan geplakt en diezelfde twee aderen golfden naar buiten als twee regenwormen die waren gevangen onder de huid bij de slapen. Ik zag zelfs de getypte gegevens van hem op de kaart die AXE van hem had: Gunter Wolf-scheitz... Ontvluchte oorlogsmisdadiger ... hooggeplaatst lid van de Nazi partij... Munitie-expert... Vriend en vertrouweling van Adolf Hitler.
  
  Hij stond slechts een meter van me af en ik stond daar half gehypnotiseerd door die koude, grijze ogen, terwijl mijn geest een volgend beeld van hem op mijn geheugenscherm deed komen. Die ogen waren toen gek van angst geweest en achter dat hoofd was een rotsachtige Chileense heuvel. Toen trilden die dunne lippen. Ik hoorde Wilhelmina vuren en zag het gezicht in honderden bloederige stukjes uiteen spatten. De herinnering vervaagde en ik was terug in het nu, terwijl ik staarde naar het gezicht van de man die ik jaren geleden had gedood.
  
  Een ogenblik bleef hij naar mijn blik vol ongeloof kijken. Toen begon hij te spreken op een rustige, onbewogen toon als de commentator van een documentaire.
  
  'Ik ben er zeker van dat jouw gedachten zich nu rond wentelen in een web van verwarring, Mr. Carter. Het is nu eenmaal niet alledaags dat iemand geconfronteerd wordt met zijn eigen evenbeeld en even later een geest ziet.' De glimlach veranderde in een korte, keelachtige lach voor hij vervolgde. 'Maar dan, je kunt toch niet echt denken dat het gebruik van die twee dubbelgangers voor je Minister van Buitenlandse Zaken een oorspronkelijk idee was. Het is zo oud als de weg naar Rome. De man die jij in Chili doodde was mijn neef Wilhelm. We leken altijd al op elkaar en een paar uur onder de vaardige handen van een Braziliaanse dokter gaven die paar veranderingen aan die er nodig waren om zelfs jou ervan te overtuigen dat jij de oorspronkelijke Gunter Wolfscheitz te pakken had gekregen en had gedood.' Hij pauzeerde even.
  
  'Arme Wilhelm. Hij was zo blij dat ik hem veilig uit Duitsland had weten te krijgen dat hij altijd zei dat hij alles voor me wilde doen ... zelfs doodgaan. Hij heeft nooit geweten dat ik zijn woorden ernstig zou nemen. Hij heeft nooit begrepen waarom ik hem die bergen in stuurde waar ik wist dat hij jou zou tegenkomen. Toen je terugkeerde naar Washington en mijn dood meldde, was ik verder volledig vrij me los te bewegen. Ik ben je veel verschuldigd, Mr. Carter. Zonder jouw hulp zou ik in een voortdurende angst hebben moeten leven, maar nadat de kranten bol stonden met nieuws over mijn dood, liet ik doodeenvoudig een baard staan, ontwikkelde een Oxford accent en ging ergens anders wonen. Ik reisde de hele wereld af... kwam zelfs een paar keer in Israël.'
  
  Vanuit mijn ooghoeken zag ik de opgezwollen kamers diep oranje gloeien. Ik wist dat als eenmaal de knop op de kolf was ingedrukt er geen enkele manier bestond om het vuren tegen te houden. Ik schatte dat ik zo ongeveer tweeëneenhalve seconde over had. Wolfscheitz volgde mijn blik. Toen, nog steeds glimlachend, gaf hij een scherp hoofdknikje aan zijn twee bewakers. Ik zag hoe zij de trekker in een volledige voorwaartse positie duwden en de gloed nam ogenblikkelijk af.
  
  Dus zo stop je het afvuurmechanisme, dacht ik en ik vroeg me af of de experts op de hoofdkwartieren van BOLT in Londen het geheim hadden ontdekt.
  
  Wolfscheitz zag dat ik bleef staren naar zijn onvolprezen scheppingen. 'Natuurlijk, mijn geweren zijn nieuw voor je, is het niet? Ik ben ervan overtuigd dat jullie zogenaamde experts op dit moment het pistool hebben onderzocht dat door onze man in jouw hotelkamer is achtergelaten. Misschien dat ze het grondprincipe van het wapen gissen, maar het zal ze jaren kosten voor ze de samenstelling van de legering uit elkaar gehaald hebben. En zelfs dan nog zullen ze ontdekken dat er één element bij zit dat ze niet kunnen isoleren omdat ze het bestaan ervan niet kennen; het element dat voor de hitte en de elasticiteit zorgt.'
  
  'Zie je, Mr. Carter. Ik ontdekte een nieuw element in de bergen van Zuid-Amerika. Een element dat zo bruikbaar is voor de behoeften van de oorlog dat het alle wapenen die de mens ooit heeft gekend, volstrekt overbodig zal maken. Het zal tevens de man die het heeft ontdekt een fortuin bezorgen.'
  
  Hij knikte naar zijn twee handlangers en die kwamen snel aan weerskanten van me, terwijl ze beide armen kwaadaardig op mijn rug bogen tot mijn voeten nauwelijks nog de grond raakten. Ik hoorde de beenderen in mijn armen en schouders knarsen in hun kommen. Ik staarde recht voor me uit, terwijl ik probeerde de verschrikkelijke pijn te negeren.
  
  'Hoe heb je de weg naar binnen in ons bolwerk gevonden?' Wolfscheitz wachtte slechts een seconde op een antwoord en vervolgde toen: 'Anderen hebben het geprobeerd, maar jij bent de eerste die erin slaagde. Vertel me dus alsjeblieft, hoe je erin bent geslaagd de lawine te overleven en je weg naar binnen te vinden?'
  
  Ik behield het zwijgen.
  
  Van Wolfscheitz zelf kreeg ik weinig tot geen reactie, maar zijn twee schooiers verstevigden hun greep, waardoor ik nu volledig van de grond werd getild. Voor het eerst sinds zij me vastgrepen, gilde ik het uit van de pijn. Wolfscheitz' reactie was vreemd. 'Idioten,' snauwde hij. 'Laat hem ogenblikkelijk los. Jullie weten dat ik geen enkele manier van geweld tolereer.' Nog voor hij was uitgesproken, hadden ze me losgelaten. Hij keek me aandachtig aan toen ik mijn pijnlijke armen en schouders wreef.
  
  'Zie je, Mr. Carter, als je me niet wenst te vertellen hoe je hier binnen bent gekomen, heeft dat geen enkele consequentie voor je. 'Binnen korte tijd zul je ons dingen vertellen die je zelf misschien bent vergeten.'
  
  Hij wendde zich tot de Japanner en gaf hem één van zijn korte hoofdknikken. De twee zwaargewichten grepen me weer beet. De Oosterling kwam op me af met een injectienaald, zo groot als een fietspomp, en plantte die hoog in mijn ruggengraat.
  
  Binnen een paar seconden veranderde mijn lichaam eerst in ijs en toen in steen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 15
  
  
  
  
  Door de injectie was mijn hele lichaam gevoelloos geworden. Al mijn gevoel was verdwenen. Toen de verplegers mijn stijve lichaam naar één van de twee operatietafels droegen in het midden van de ruimte, probeerde ik een inventarisatie te maken van de rest van mijn zintuigen. Mijn gehoor was slechts voor de helft intact. Ik was nog steeds in staat om de stemmen van de mensen om me heen te scheiden, maar die klonken hol en ver weg. De antiseptische geuren die mijn neusgaten binnendrongen, vertelden me dat ik nog steeds in staat was om te ruiken. Maar mijn gezicht was troebel en ik was niet in staat om mijn hoofd of nek te bewegen. Maar we! kon ik mijn ogen in hun kassen bewegen en daarmee mijn nogal beperkte blikveld verruimen.
  
  De verplegers legden me op de tafel en maakten de canvas riemen vast rond mijn enkels, knieën en middel. De twee mannen in lange, witte jassen die in gezelschap waren geweest van Wolfscheitz - twee doktoren, nam ik aan - cirkelden om me heen.
  
  De Oosterling tilde mijn rechterarm hoog op in de lucht. Toen hij mijn arm heen en weer bewoog, scheen hij gefascineerd door de lijnen op mijn pols zoals ze verschenen en weer verdwenen door de beweging.
  
  Ik bekeek hem met een soort van afstandelijkheid, alsof de arm, hand en pols van iemand anders waren.
  
  Deze nieuwsgierigheid nam toe toen hij een dunne, rode lijn om mijn pols begon te trekken, de natuurlijke lijn van mijn. diepste plooi volgend. Toen hij ermee klaar was, merkte hij de rug van mijn hand met een grote 'D', liep naar mijn linkerzij en herhaalde de procedure.
  
  Ik hoorde de vertrouwde klanken van Gunter Wolfscheitz van ergens achter me. 'Het amuseert me altijd weer, Kiko, om te zien hoe je de hand van een donor merkt... alsof je bang was het origineel te verwarren met jouw maaksel.' De lange, magere dokter verscheen aan het hoofdeinde van de tafel en liet een soort van draadhelm op mijn schedel zakken. Ik zag niet wat hij deed, maar hij begon een reeks exacte maten af te roepen tegen een verpleegster met een klembord die plotseling links van me opdoemde.
  
  Nog steeds bezig met mijn pols, knikte de Oosterling. 'Prima. Prima! De meest gezonde donor die we tot dusver zijn tegengekomen.'
  
  'Ja,' antwoordde Wolfscheitz. 'Als Herbert erin slaagt de noodzakelijke informatie de volgende week los te peuteren, kan onze eigen Nick Carter naar Washington vertrekken en zich melden bij het AXE hoofdkwartier voor de volgende opdracht.'
  
  De stem die volgde, deed me bijna uit mijn door het middel opgelegde verdoving ontwaken.
  
  'We moeten de dingen niet haasten. Ik ben nog steeds bang dat we op de zaken vooruit lopen als we de vervangers voor Schillinger en Dignam morgen naar Parijs sturen.' Robby Hanson vervolgde zijn bezwaar: 'We riskeren alles door ze zo snel in te zetten. De vingerafdrukken zijn gewoon de nekslag als zij argwaan hebben. We hadden de originelen moeten doden toen we ze eenmaal in Engeland te pakken hadden.'
  
  'Geweld heeft nooit deel uitgemaakt van mijn oorspronkelijke plan,' snauwde Wolfscheitz. 'Jij was degene die bloed wilde vergieten. Ik had nooit naar jou moeten luisteren. Geweld kan altijd teruggevolgd worden naar degene die het toedient.'
  
  Nu mengde een nieuwe stem zich in de discussie.
  
  Lorna Terry klonk nog steeds sexy nu ze een moord besprak... mijn moord.
  
  Net op dat moment begon een vreemde, prikkelende sensatie in mijn handen en voeten en ik realiseerde me dat ik
  
  de druk van de canvas riemen voor het eerst kon voelen. Mijn lichaam werd weer langzaam van mij. Terwijl de drug zijn uitwerking meer en meer verloor begon een spier in mijn dijbeen samen te trekken en ik draaide me tegen de riemen om de pijn tegen te gaan.
  
  'Kijk!' De Oosterling wees. 'De injectie is uitgewerkt.'
  
  De verplegers brachten snel twee extra riemen om mijn lichaam aan en pinden mijn armen hulpeloos tegen mijn zij.
  
  'Mr. Carter, jouw herstellingsvermogen is verbazingwekkend.' Gunter Wolfscheitz leunde over me heen.
  
  De Japanner stak een volgende spuit in mijn dij en ik voelde mezelf weer wegdrijven. De doktoren waren kennelijk tevreden dat ik voldoende uitgeteld was, want zij begonnen aan een rustige conversatie over een chirurgische planning vlak naast me.
  
  Heel ver weg hoorde ik de afgebeten stem van de Japanner. 'Het is onmogelijk om de huidentingen te doen op de handen van Schillinger en Dignam binnen al te korte tijd, we zullen dus moeten hopen dat niemand onze vervangers in de gaten krijgt. Maar aangezien Carter helemaal 100% moet zijn voor de strenge toelatingseisen van zijn regering, stel ik voor dat we zo snel mogelijk met zijn transplantatie beginnen. Ik kan doorgaan met mijn voorbereidende werk, terwijl Herbert begint met zijn eerste stappen.'
  
  De twee verplegers begonnen mijn tafel achteruit te rijden naar het glazen gedeelte toe. Toen we stopten, probeerde ik me om te draaien en naar links te kijken.
  
  Uit mijn ooghoeken zag ik de omtrekken van een man op de tafel naast me. Het hoofd draaide zich langzaam in mijn richting en ik lag als verlamd, deels door het verdovende middel, deels door mijn angst, toen de man met mijn gezicht zich naar me toe draaide en naar me staarde tussen de ruimte tussen ons in.
  
  De dokter die 'Herbert' werd genoemd tilde mijn hoofd van de tafel en bracht twee cirkels van vet aan op mijn slapen. Ik keek in afgrijzen toe hoe hij twee plaatjes met draden eraan die naar een computer leidden daar vastmaakte. De verplegers maakten de band rondom mijn borst los en hielden mijn schouders vast, terwijl de twee chirurgen mijn hoofd door een strakke rubberen zak trokken in de glazen afdeling achter mijn hoofd. Ogenblikkelijk voelde ik mijn hoofd omgeven worden door de kou.
  
  Ik wilde het uitschreeuwen dat ik nog steeds bij bewustzijn was, dat ik alles kon horen en voelen - dat ik mijn lichaam nog voelde. Maar mijn lippen wilden de woorden niet vormen en de angst nam bezit van mijn hele lichaam. Ik zag de chirurgen de groene operatiejassen aantrekken en de verpleegster een tafel aanrollen die gevuld was met glanzende, zilveren instrumenten. Ik probeerde me alles te herinneren dat ik ooit had geleerd om pijn buiten te sluiten, om de gevoelens van marteling uit te schakelen.
  
  Ik weet niet waarom het middel me niet wegmaakte; misschien was dat ook niet de bedoeling, in een griezelige imitatie van de Nazi praktijken in concentratiekampen. Ik wist alleen maar dat ik bij bewustzijn was en klaarwakker en dat ik in deze vreselijke toestand geopereerd zou worden.
  
  De Japanner nam één van mijn handen in die van hem. 'Dubbel-dermotiligisch mes,' beval hij de verpleegster. Zijn duim lag op de dunne, rode lijn rond mijn pols en ik realiseerde me dat mijn handen als eerste verwijderd zouden worden - gedoneerd aan mijn dubbelganger, om ervoor te zorgen dat mijn vingerafdrukken klopten.
  
  De andere chirurg boog zich over me heen vanaf de andere kant van de tafel. Plotseling, zonder voorafgaande waarschuwing, viel hij over me heen; de rug van zijn witte jas rood van het bloed.
  
  De Japanner keek verbouwereerd op en het vlijmscherpe lemmet van een dunne stiletto doorboorde zijn keel. Met een afschuwelijk gorgelend geluid gleed hij naar de grond.
  
  Toen zag ik het mooiste sinds tijden: Paula Athena.
  
  Voor ik de eerste van een serie vragen had kunnen stellen, had ze de banden die me vasthielden ai doorgesneden. Toen draaide ze zich om naar de vier lichamen rechts van me.
  
  'Schiet op, Nick,' fluisterde ze. 'God mag weten hoe we hier uitkomen, dus schiet op.' Toen ik van de tafel afsprong, hoorde ik het geluid van de lift die naar beneden kwam. Paula had de banden van Schillinger en Dignam al doorgesneden. Ik zag haar verbouwereerd staan kijken, zoals ik had gedaan toen ik ze voor het eerst had gezien. 'De echten hebben een “D” op de rug van hun hand,' gilde ik. Toen richtte ik mijn aandacht op het platform dat naar beneden kwam. De benen van de verpleegster kwamen als eerste in het gezicht. Ik maakte Pierre los van mijn dijbeen en ik zag de verschrikte uitdrukking op haar gezicht toen ik Pierre naar haar toe wierp. Het gas van de kleine gasbom was dodelijk. Ik hoorde de vrouw een keer naar adem snakken, toen zakte ze in elkaar opzij van de lift. Toen ze naar de grond zakte, begon het rode licht weer op te flitsen.
  
  Ik wendde me tot Paula toen de lift weer naar boven ging. 'Ze moet de noodknop hebben aangeraakt.' Paula ondersteunde de eerste-minister die onvast op zijn benen stond en sloeg hem oneerbiedig in zijn gezicht. 'Binnen een paar seconden zijn ze allemaal hier beneden!'
  
  Ik stak mijn arm uit naar de echte Gerald Schillinger die op de rand van zijn tafel zat en schudde hem heen en weer.
  
  'We moeten ons haasten, meneer. Als we dat niet doen komen we hier nooit meer uit.'
  
  'Ik ben prima,' mompelde hij.
  
  Ik geloofde hem op zijn woord en rende terug naar het midden van de ruimte. Ik zag de zuurstofflessen en de waarschuwing die er met rode inkt op was geschreven: Gevaar - Hoogst Brandbaar.
  
  Het was in ieder geval een kans. Ik rolde twee van de flessen in de richting van de lift, terwijl ik over mijn schouder naar Paula schreeuwde: 'Breng ze naar de luchtkoker en ga de ladder af. Het is precies achter die stalen deur.'
  
  'Dat weet ik. Hoe denk je verdomme dat ik hier ben binnen gekomen?'
  
  Toen ik terugrende voor de twee resterende flessen, zag ik dat Paula en de twee mannen al in de richting van de deur liepen. Ik greep de handgrepen van de flessen en wilde ze wegrijden, maar één van de wielen zat klem. Ik stak mijn hand uit en raapte Wilhelmina op.
  
  Ik legde de vier flessen op hun zijkanten en draaide de ventielen open, terwijl ik de straal recht op de open liftschacht richtte. Ongeveer negen meter boven me hoorde ik stemmen. Ik draaide me om en rende naar de stalen deur toe. Vanwaar ik stond, had ik een perfect uitzicht op de schacht en het naar beneden komende platform. Ik zag ze allemaal: Wolfscheitz, Hanson, Lorna en de twee verplegers. Ik wachtte tot het platform ongeveer anderhalve meter van onze verdieping verwijderd was en vuurde toen Wilhelmina af in de richting van de naar buiten sissende zuurstof.
  
  De ruimte trilde van de explosie. De hele liftschacht veranderde in een wervelend inferno. De opwaartse trek hield de vlammen brandende. Ik draaide me om en begon te rennen.
  
  De lucht in de enorme grot voelde heerlijk koel en fris aan. Paula hielp de twee mannen in de helikopter. Ik rende naar het controlepaneel dat ik eerder had opgemerkt naast de glazen deur. Ik drukte op de bovenste knop en de deuren gingen omhoog om de keten van met sneeuw bedekte bergen te laten zien die zich naar alle kanten uitstrekte. Toen drukte ik op de volgende knop en de helikopter begon langzaam naar buiten te rollen op het metalen plateau.
  
  Paula sprong in de helikopter. 'Schiet op, Nick. Schiet op!'
  
  Ik rende naar het bewegende platform toe toen ik de grote, metalen doppen zag die uit de grond omhoogstaken. Ik knielde en draaide er een open. De onmiskenbare geur van benzine met een hoog octaangehalte vulde mijn neusgaten. Ik maakte de tweede open: olie. Ik stond op en rende verder.
  
  Paula had de motor al gestart en de rotorbladen draaiden langzaam rond. Het platform was nu volledig naar buiten gerold en de helikopter bevond zich op een afstand van vijf meter van de bergwand vandaan. Het kostte me slechts tien seconden om erin te springen.
  
  'Stijg langzaam op,' gilde ik boven het geraas van de machine uit. 'Als je schoten hoort, breng je het toestel zo snel mogelijk omhoog.'
  
  Ik keek achterom en zag dat Schillinger en Dignam nog nauwelijks bij hun positieven waren. Nou, in ieder geval leefden ze nog. De helikopter kwam gemakkelijk los van het platform en ik richtte nauwkeurig op de open benzinetank. Ik wachtte tot we ongeveer drie meter van het platform vandaan waren en vuurde toen.
  
  De explosie die volgde schudde de helikopter door elkaar en dreigde ons uit de lucht te blazen. Maar Paula volgde mijn instructies heel precies op en we wonnen snel hoogte, voor de ontploffing van de olietank de berg zou splijten. Toen we boven de met sneeuw bedekte top van de Hexen Zitze hingen, vloog de spits eraf. We staarden naar iets dat veel weg had van een vulkaanuitbarsting. Een paar seconden later stroomde zwarte rook in golven uit de opening naar buiten en vulde de heldere, Zwitserse lucht.
  
  Ik vrees dat ik de twee mannen wat links liet liggen die we waren komen redden, tot ik Paula's verhaal had gehoord. 'De rotswand hield het en ik merkte dat ik nog steeds in leven was toen de lawine ophield. Alleen had ik nauwelijks ruimte om adem te halen. Ik gebruikte mijn vlammenwerper zoals jij die van jou had gebruikt. Toen ik geen enkele manier tot ontsnapping leek te vinden, begon ik de sneeuwwand te bewerken tot ik de tunnel bereikte die jij in de sneeuw had gemaakt. Toen realiseerde ik me dat jij mijn eerdere waarschuwing had genegeerd en toch had geprobeerd me te vinden.'
  
  'En zo is het maar net,' zei ik. En toen liet ik alle luchtvaartvoorschriften voor wat die waren en kuste mijn co-pilote vol op haar heerlijke mond.
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  
  Het is iets om uit je bed gesleurd te worden door huurmoordenaars, een bed dat toevallig ook nog bezet is door een prachtig, willig meisje. Met is ook iets om staande onder een douche beschoten te worden door een schrikaanjagend wapen dat bij ieder schot opzwelt als een brulkikvors en dat kogels afvuurt die kraters kunnen slaan in een menselijk lichaam, maar het is heel anders om alle informatie uit je hersens kwijt te geraken, gestolen door een man die aangewezen is om je dodelijke dubbelganger te zijn!
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список
Сайт - "Художники" .. || .. Доска об'явлений "Книги"