Carter Nick : другие произведения.

Carnaval for killing

Самиздат: [Регистрация] [Найти] [Рейтинги] [Обсуждения] [Новинки] [Обзоры] [Помощь|Техвопросы]
Ссылки:
Школа кожевенного мастерства: сумки, ремни своими руками
 Ваша оценка:

  NC 74
  
  
  
  
  
  Nick Carter
  
  
  
  
  
  Carnaval voor de dood
  
  
  
  
  
  Oorspronkelijke titel: Carnaval for killing
  
  No 1969 By Universal Publishing and Distributing Corp.
  
  Nederlands van: Victor Daudey
  
  Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
  
  ISBN 90 283 0533 5
  
  Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
  
  
  
  No 1977 Born/Romanpers Bv, Postbus 8060, Amsterdam
  
  Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
  
  No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 1
  
  
  
  
  
  Op een nacht in februari 1976 zeiden drie totaal verschillende mensen, die zich op drie totaal verschillende plaatsen bevonden, zonder dat ze het van elkaar wisten precies hetzelfde. De eerste had het over de dood, de tweede over hulp, en de derde over hartstocht. Geen van hen kon weten dat hun woorden, als een fantastische, onzichtbare strik hen alle drie naar elkaar toe zou trekken. In de bergen van Brazilië, ongeveer 250 kilometer van Rio de Janeiro, aan de uiterste rand van de Serro do Mar, draaide de man die het over de dood had gehad langzaam een afgekauwde sigaar tussen zijn vingers. Hij keek naar de rook die omhoog kringelde en terwijl hij nadacht kneep hij zijn ogen bijna dicht. Hij ging achterover zitten in de rechte stoel en keek over zijn bureau naar de man die stond te wachten. Hij perste zijn lippen op elkaar en knikte langzaam.
  
  'Nu,' zei hij, met een kille ondertoon, 'het moet nu gebeuren.'
  
  De andere man draaide zich om en verdween in de nacht.
  
  
  
  
  
  Op de tolweg reed een jonge, blonde man zo snel als hij durfde naar de stad. Hij dacht aan al die brieven, de angstige twijfels en de slapeloze nachten, en aan de brief die hij vandaag had ontvangen. Misschien had hij al te lang gewacht. Hij had geen paniekzaaier willen zijn en daar had hij nu spijt van. Eigenlijk, dacht hij, had hij nooit precies geweten wat hij moest doen, maar na de laatste brief wist hij zeker dat er iets moest gebeuren; wat de anderen er ook van zouden denken. 'Nu,' zei hij hardop. 'Het moet nu gebeuren.' Zonder vaart te minderen reed hij door de tunnel naar de stad.
  
  
  
  
  
  In de duisternis van de kamer stond de lange, breedgeschouderde man voor het meisje, dat hem vanuit haar stoel aanstaarde. Nick Carter kende haar al een tijdje. Ze dronken samen Martini's als ze op feestjes waren, zoals ze ook deze avond hadden gedaan. Ze was een knappe brunette, met een parmantig neusje en volle lippen in een mooi gezicht. Ze waren echter nooit verder gekomen dan oppervlakkige gesprekken, omdat zij altijd wel een of ander excuus had weten te vinden om niet verder te gaan. Maar eerder op de avond, op het feest van Holden, had hij haar zover weten te krijgen dat ze meeging. Hij had haar opzettelijk langzaam gekust, met zijn tong haar begeerte los gewoeld. En weer merkte hij haar tweestrijd. Trillend van verlangen vocht ze nog tegen haar hartstocht. Terwijl hij zijn ene hand in haar nek hield, maakte hij met zijn andere hand haar bloesje los en liet het van haar zachte schouders glijden. Hij deed haar bh uit en keek waarderend naar de volle, jonge borsten. Daarna trok hij haar rok en haar slipje, groen met paarse randen, omlaag.
  
  Paula Rawlins keek hem met halfgeopende ogen aan en liet Nicks ervaren handen hun gang gaan. Nick merkte dat ze geen enkele beweging maakte om hem te helpen. Alleen verrieden haar trillende handen op zijn schouders haar innerlijke verwarring. Zachtjes drukte hij haar op de bank, waarna hij zijn overhemd uittrok om haar blote lichaam tegen zijn borst te kunnen voelen.
  
  'Nu,' zei hij, 'het moet nu gebeuren.'
  
  'Ja,' hijgde het meisje nauwelijks hoorbaar. 'Ja, nu. Alsjeblieft.' Nick kuste haar overal, terwijl Paula haar bekken naar voren duwde en hem plotseling overal begon te likken. Het enige wat ze nu nog wilde, was de liefde met Nick bedrijven. Toen hij in haar drong, smeekte ze hem sneller te gaan, maar Nick liet zich niet haasten. Paula perste haar lippen tegen zijn mond, haar handen gleden over zijn lichaam, tot op zijn billen en drukten hem zo hard als ze konden in haar. Het meisje dat niet wist wat ze wilde, was veranderd in een hunkerend vrouwtjesdier.
  
  'Nick, Nick,' hijgde Paula, die snel haar hoogtepunt bereikte. Het leek alsof ze zou ontploffen, alsof ze even tussen twee werelden zweefde. Zij wierp haar hoofd achterover, perste haar borsten en onderbuik tegen hem aan. Haar ogen rolden in hun kassen.
  
  Trillend en snikkend liet ze zich op de bank vallen, waarbij ze Nick stijf omklemd hield, zodat hij niet kon ontsnappen. Ten slotte liet ze hem los en hij bleef naast haar liggen zodat haar rosé tepels zijn borst raakten.
  
  'Was het dit bezoek waard?' vroeg Nick zachtjes. 'O, god, ja,' antwoordde Paula Rawlins. 'Meer dan dat.'
  
  'Waarom duurde het dan zo lang?'
  
  'Wat bedoel je?' vroeg ze op een onschuldige toon. 'Je weet donders goed wat ik bedoel, schatje,' zei Nick. 'We hebben al vaak genoeg de gelegenheid gehad, maar jij vond altijd wel een of ander doorzichtig excuus. Nu weet ik dat je best wilde. Waarom dan al die omhaal?'
  
  'Beloof je me dat je niet zult lachen?' vroeg ze. 'Ik was bang dat ik je zou teleurstellen. Ik ken jou, Nick Carter. Jij bent niet zomaar een gewone vrijer voor een meisje. Jij bent een expert wat vrouwen betreft.'
  
  'Schiet op,' protesteerde Nick. 'Je doet net of je een toelatingsexamen moest doen.' Nick lachte
  
  om zijn eigen vergelijking.
  
  'Dat is helemaal geen slechte beschrijving,' merkte Paula op. 'Niemand houdt ervan om te zakken.'
  
  'Nou ja, je bent niet gezakt, schatje. Je bent de beste van de klas, of moet ik zeggen van het bed?'
  
  'Moet je nou echt morgen op zo'n saaie vakantie gaan?' vroeg ze met haar hoofd op zijn borst. 'Beslist,' zei Nick, terwijl hij zijn lange benen uitstrekte. Haar vraag bracht hem op het vooruitzicht van een lange, rustige periode. Hij moest ontspannen, zijn accu's weer opladen en eindelijk had Hawk hierin toegestemd.
  
  'Laat me meegaan,' zei Paula Rawlins. 'Ik kan vrij van kantoor krijgen.'
  
  Nick keek naar haar zachte, volle, romige lichaam. Een vrouw was één manier om het lichaam weer fit te maken, dat wist hij donders goed, maar er zijn tijden dat zelfs dat niet goed genoeg is. Er zijn tijden dat een man weg moet gaan en alleen moet zijn. Om niks te doen. Dit was zo'n periode. Of, verbeterde hij zichzelf, dat zou het vanaf morgen zijn. Maar vanavond was vanavond en dit verrassende meisje lag nog steeds in zijn armen; dit verlegen stukje genot, vol innerlijke tegenstrijdigheid.
  
  Nick nam een volle, zachte borst in zijn hand en speelde met zijn duim met de rosé tepel. Paula begon meteen te hijgen en trok Nick bovenop haar. Net toen zij haar been om zijn benen sloeg, hoorde Nick de telefoon gaan. Het was niet de kleine, blauwe telefoon in de la van zijn bureau, maar de gewone telefoon op de tafel. Daar was hij wel blij om. Het was gelukkig niet Hawk, die hem weer een of andere ramp kwam melden. Wie het ook mocht zijn, hij kon ophoepelen. Geen telefoontjes nu.
  
  Hij zou ook inderdaad niet opgenomen hebben, als hij niet een seintje had gekregen van zijn zesde zintuig: dat onverklaarbare, onderbewuste alarmsysteem, dat hem al vele malen het leven had gered.
  
  Paula hield hem stevig vast. 'Neem niet op,' fluisterde ze. 'Vergeet het.' Dat wilde hij ook wel, maar hij kon het niet. Hij nam de telefoon niet vaak op. Maar hij wist dat hij het nu wél zou doen. Dat verdomde onderbewustzijn. Het was zelfs erger dan Hawk, het eiste meer en hield langer vol.
  
  'Het spijt me, schatje,' zei hij, terwijl hij overeind krabbelde. 'Als ik het verkeerd heb, ben ik terug voordat jij je kunt omdraaien.'
  
  Nick stevende door de kamer, zich bewust van Paula's ogen, die zijn gespierde, lenige lichaam volgden: het beeld van een tot leven gewekt standbeeld van een Romeinse gladiator. De stem door de telefoon was hem onbekend.
  
  'Meneer Carter?' vroeg de stem. 'U spreekt met Bill Dennison. Het spijt me dat ik u zo laat stoor, maar ik moet u spreken.'
  
  Nick fronste zijn voorhoofd en glimlachte plotseling. 'Bill Dennison,' zei hij. 'Todd Dennisons
  
  zoon:
  
  'Ja, meneer.'
  
  'God, ik heb je voor het laatst in je luier gezien. Waar zit je?'
  
  'Ik sta in de telefooncel tegenover uw huis. De portier zei me dat u absoluut niet gestoord mocht worden, maar ik moest het proberen. Ik ben helemaal van Rochester gekomen om u te spreken. Het gaat over mijn vader.'
  
  'Todd?' vroeg Nick. 'Wat is er? Zijn er moeilijkheden?'
  
  'Ik weet het niet,' zei de jongeman. 'Daarom ben ik naar u toegekomen.'
  
  'Kom dan als de sodemieter naar boven. Ik zal de portier zeggen dat hij je door moet laten.'
  
  Nick legde de hoorn neer, waarschuwde de portier en ging naar Paula, die zich aan het aankleden was.
  
  'Ik heb het al gehoord,' zei ze, terwijl ze haar rok aantrok. 'Ik begrijp het. Ik neem tenminste aan dat je me niet zou laten schieten als het niet belangrijk was.'
  
  'Je hebt het bij het juiste einde. Bedankt,' grinnikte Nick. 'Jij bent om meer dan één reden een toffe meid. Reken er maar op dat ik je opbel, als ik terug ben.'
  
  'Daar reken ik zeker op,' zei Paula. Net toen Nick Paula door de achterdeur uitliet, ging de bel. Bill Dennison was net zo lang als zijn vader, maar slanker, zonder Todds zware bouw. Verder waren de blonde haren, de heldere, blauwe ogen en de verlegen glimlach precies als die van Todd. Hij verspilde geen tijd en kwam meteen ter zake.
  
  'Ik ben blij dat u mij wilt ontvangen, meneer Carter,' zei hij. 'Vader vertelde me altijd verhalen over u. Ik ben ongerust over vader. U weet waarschijnlijk dat hij in Brazilië bezig is een nieuwe plantage op poten te zetten, op ongeveer 250 kilometer van Rio de Janeiro. Vader heeft de gewoonte mij altijd uitgebreide, gedetailleerde brieven te schrijven. Hij heeft me over een stel merkwaardige ongelukken geschreven, die op het werk zijn gebeurd. Volgens mij kunnen het echter nooit ongelukken geweest zijn. Ik vermoedde dat er meer achter zat. Toen ontving hij vage dreigementen die hij niet serieus nam. Ik schreef hem dat ik van plan was hem op te zoeken. Maar dit is mijn laatste studiejaar. Ik zit op de TH en hij wilde het niet. Hij belde me vanuit Rio op, gaf me flink op mijn donder en zei dat als ik nu kwam, hij me in een dwangbuis op de boot terug zou zetten.'
  
  'Echt iets voor je vader,' zei Nick. Hij dacht aan vroeger. Hij had Todd Dennison jaren geleden voor het eerst ontmoet, toen hij zelf nog een groentje in het spionagevak was. Todd was toen een ingenieur op klus in Teheran en had Nick een paar maal het leven gered. Op die manier waren ze goede vrienden geworden. Todd was zijn eigen weg gegaan en was nu een rijk man, één van de grootste industriëlen van het land, die altijd persoonlijk toezicht hield op de aanleg van elk van zijn plantages.
  
  'Zo, dus jij bent ongerust over je vader,' peinsde Nick hardop. 'Je denkt dat hij misschien in gevaar is. Wat is dat voor een plantage die hij daar aan het bouwen is?'
  
  'Ik weet er niet veel van, alleen dat hij in een bergachtige streek ligt en volgens vaders plan de mensen van die streek moet helpen. Vader denkt dat een dergelijke opzet het land het best beschermt tegen agitators en dictators. Al zijn nieuwe plantages zijn op die filosofie gebaseerd en dus gebouwd in streken waar werkeloosheid en behoefte aan producten is.'
  
  'Daar sluit ik me volkomen bij aan,' zei Nick. 'Is hij daar alleen, of is er buiten het personeel om nog iemand bij hem?'
  
  'Nou, zoals u weet, is moeder vorig jaar gestorven en is vader kort daarna hertrouwd. Vivian is bij hem. Ik ken haar eigenlijk niet. Ik was op school toen ze elkaar leerden kennen en ben alleen voor de trouwerij overgekomen.'
  
  'Ik was in Europa toen zij trouwden,' herinnerde Nick zich. 'Ik vond de uitnodiging toen ik terugkwam. Zo, Bill, dus jij wil dat ik ernaar toe ga om te kijken wat er aan de hand is?'
  
  Bill Dennison bloosde en werd verlegen.
  
  'Dat kan ik niet aan u vragen, meneer Carter.'
  
  'Noem me alsjeblieft Nick.'
  
  Ik weet eigenlijk niet precies wat ik verwacht, dat u zou kunnen doen,' zei de jongeman. 'Ik moest er gewoon met iemand over praten en ik dacht dat u misschien wel een idee zou hebben.' Nick dacht na over wat de jongen had gezegd. Bill Dennison was duidelijk echt ongerust, terecht of niet. Een flits van herinneringen over vroegere schulden en oude vriendschappen schoot door zijn gedachten. Hij was van plan geweest ter ontspanning in de Canadese wouden te gaan vissen. Nou ja, die vissen zouden niet weg zwemmen en tijd voor ontspanning zou ook nog wel komen. Rio was een fijne stad en stond aan de vooravond van het beroemde Carnaval. Overigens, alleen al naar Todd gaan was een vakantie op zichzelf.
  
  'Bill, je hebt het juiste moment gekozen,' zei Nick. 'Ik zou morgen op vakantie gaan. Ik neem het vliegtuig naar Rio. Ga jij maar terug naar school en zodra ik een kijkje heb genomen, zal ik je opbellen. Dat is de enige manier om te weten te komen wat er aan de hand is.'
  
  'Ik kan je niet zeggen hoe dankbaar ik je ben,' begon Bill Dennison, maar Nick vroeg hem daarmee op te houden.
  
  'Vergeet het maar. Je bent misschien voor niets ongerust. Maar je hebt er verstandig aan gedaan mij te waarschuwen. Je vader is te eigenzinnig om te doen wat goed voor hem is.'
  
  Nick bracht de jongen naar de lift en ging weer terug naar zijn appartement. Hij deed het licht uit en ging naar bed. Hij kon nog een paar uur slapen voordat hij met Hawk contact op moest nemen. De Baas was hier in de stad om het AXE-kantoor te bezoeken. Niet aan Hawk meiden waar je bent was ondenkbaar, vakantie of geen vakantie. Hij wilde Nick op elk moment van de dag binnen een paar uur kunnen bereiken.
  
  'Dat is de moederkip in me,'zei hij eens. 'U bedoelt de moederdraak,' had Nick hem toen verbeterd.
  
  Toen Nick in het eenvoudige, onopvallende kantoor van AXE in New York kwam, was Hawk er al. Het leek altijd of het magere lichaam ergens anders thuishoorde dan achter dat bureau; je zou het bijvoorbeeld op het platteland verwachten, of bij archeologische onderzoekingen. De gewoonlijk ijsblauwe, doordringende ogen stonden vandaag vriendelijk, maar Nick wist nu wel dat het alleen maar een masker was voor een alles behalve vriendelijke belangstelling.
  
  'Todd Dennison Industrieën,' zei Nick. 'Ik heb horen zeggen dat ze een kantoor in Rio hebben.'
  
  'Ik ben blij dat jij je plannen hebt veranderd,' zei Hawk poeslief. 'Eigenlijk wilde ik je voorstellen naar Rio te gaan, maar ik wilde je niet het idee geven dat ik me met jouw plannen bemoei.' Hawks glimlach was zo vriendelijk en plezierig, dat Nick aan zijn argwaan begon te twijfelen.
  
  'Waarom wilde u mij voorstellen naar Rio te gaan,' vroeg Nick.
  
  'Nou, omdat Rio meer jouw soort stad is, N3,' antwoordde Hawk vrolijk. 'Je zult het er veel leuker vinden dan op zo'n godverlaten visstek. Rio heeft een geweldig klimaat, mooie stranden, knappe vrouwen en het is bijna Carnaval. Echt, je bent daar veel meer op je plaats.'
  
  'U hoeft me niets aan te smeren,' zei Nick. 'Wat steekt hier achter?'
  
  'Niets, behalve dat ik graag zie dat jij een prettige vakantie hebt,' zei Hawk.
  
  Hij wachtte even, fronste zijn voorhoofd en gaf Nick toen een velletje papier. 'Hier is het rapport dat we zojuist van één van onze mensen daar hebben ontvangen. Als jij daar toch naartoe gaat, kun je misschien even een kijkje nemen, gewoon uit pure belangstelling, dat spreekt vanzelf, nietwaar?'
  
  Nick las de gedecodeerde boodschap, in telegramstijl geschreven, snel door.
  
  Grote moeilijkheden op komst. Veel onduidelijke kanten. Vermoedelijk buitenlandse invloeden. Niet exact na te gaan. Eventuele hulp is welkom.
  
  Nick gaf het papiertje terug aan Hawk, die doorging met toneelspelen.
  
  'Moet u luisteren,' zei Killmaster, 'Dit is mijn vakantie. Ik ga naar een oude vriend die misschien wat hulp kan gebruiken. Maar dit is een vakantie, begrijpt u? VAKANTIE. Ik ben hard aan vakantie toe en dat weet u.'
  
  Natuurlijk, mijn jongen. Je hebt gelijk.'
  
  'En u zou me tijdens mijn vakantie geen klus geven, hè?'
  
  'Ik zou er niet aan denken.'
  
  'Nee, natuurlijk niet,' zei Nick grimmig. 'En ik kan er zeker niet veel aan doen? Of wel soms?'
  
  Hawk lachte minzaam. 'Ik zeg altijd maar zo, er is mets beters dan een beetje zaken met plezier te combineren, maar daarin verschil ik van velen. Veel plezier.'
  
  'Iets zegt me dat ik niet eens hoef te bedanken,' zei Nick terwijl hij opstond.
  
  'Altijd beleefd zijn, N3,' grapte Hawk.
  
  Nick schudde zijn hoofd en liep de frisse lucht in.
  
  Hij voelde zich genomen. Hij Zond een telegram naar Todd met de volgende inhoud: 'Verrassing, ouwe zak. Kom met vlucht 47, 10 uur 's morgens, 10 feb.' Hij moest van de lokettiste het woord zak schrappen, maar de rest bleef onveranderd. Todd wist wel wat er hoorde te staan.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 2
  
  
  
  
  
  Toen ze onder het wolkendek waren gekomen, konden ze Rio de Janeiro onder de rechtervleugel van het vliegtuig tevoorschijn zien komen. Al gauw zag Nick de gigantische granietrots, Sugar Loaf genaamd, tegenover de nog hogere Corcovado, de gebochelde, met Christus de Verlosser op de top. Toen het vliegtuig boven de stad cirkelde, kon Nick af en toe een glimp zien van de bochtige stranden die de stad omringden. Plaatsen die bekend stonden om zon, zand en mooie vrouwen: Copacabana, Ipanema, Botafogo en Flamengo. Het kon een geweldig fijne plaats zijn om vakantie te houden. Misschien waren Todds problemen alleen maar ontstaan door onschuldige irritaties. Maar als dat niet zo was?
  
  Dan had je Hawk nog altijd, die wel verschrikkelijk uitgekookt was. Nee, hij had hem geen nieuwe klus gegeven, maar Nick wist dat van hem verwacht werd zijn voelhorens uit te steken. En als het nodig was om te handelen, dan moest hij dat doen. Jarenlange ervaring met Hawk hadden hem geleerd dat het terloops vermelden van een onbelangrijk probleempje op het zelfde neerkwam als een opdracht. Op de een of andere manier had hij het gevoel dat het woord vakantie steeds vager werd. Toch zou hij proberen er een vakantie van te maken.
  
  Met een gewoontegebaar controleerde Nick Hugo, zijn dunne stiletto in de lederen schede in zijn rechtermouw, en hij was zich bewust van de rustgevende aanwezigheid van Wilhelmina, zijn 9 mm Luger. Zij waren bijna een onderdeel van zijn lichaam geworden.
  
  Hij leunde achterover, maakte zijn veiligheidsriem vast en keek naar het naderende vliegveld Santos Dumont. Het was midden in een woonwijk gebouwd en lag bijna in het centrum. Nick stapte uit het vliegtuig in het warme zonlicht en haalde zijn bagage op. Hij had maar één koffer meegenomen. Met één koffer verplaats je je veel sneller.
  
  Hij had net zijn koffer opgehaald toen de muziek door de omroepinstallatie werd onderbroken voor een nieuwsbericht. Omstanders zagen de breedgeschouderde man plotseling verstijven, met zijn koffer in zijn hand. Zijn ogen werden koud.
  
  'Attentie,' kondigde de luidspreker aan. 'Zojuist is bekend geworden dat de bekende, Amerikaanse industrieel, senhor Dennison, vanmorgen dood in zijn auto is aangetroffen op de bergweg Serra do Mar. Jorge Pilatto, sheriff van de kleine gemeente Los Reyes, gaf als commentaar dat de industrieel het slachtoffer is geworden van een roofoverval. Men vermoedt dat senhor Dennison gestopt is om zijn moordenaar een lift te geven of om hem hulp te bieden.'
  
  
  
  
  
  Een paar minuten later reed Nick, met opeengeklemde kaken, door de stad in een gehuurde, crèmekleurige Chevrolet. Hij had de aanwijzingen van het verhuurbedrijf goed in zijn hoofd geprent en nam de snelste route via de Avenido Rio Branco en de Rua Almirante Alexandrino. Daarvandaan volgde hij de straten naar de snelweg, die door de donkere, groene bergen voerde en uitzicht gaf op de stad. De Estrada do Redentor leidde hem geleidelijk omhoog, de dichtbegroeide bergen in, rond de Morro Queimado en naar de Serro do Mar, een bergketen. Hij reed met een zeer hoge snelheid en nam bochten zonder vaart te minderen.
  
  Het heldere zonlicht was er nog, maar alles wat Nick kon voelen, was somberheid en een brok in zijn keel. Het nieuwsbericht was misschien juist. Todd kon gedood zijn door een van die banditos die daar in de bergen zitten. Het kon zo gegaan zijn. Maar de kille woede in Nick vertelde hem dat het zo niet was gegaan. Hij dwong zichzelf niet te gaan speculeren. Alles wat hij wist, was het nieuwsbericht en het feit dat Todds zoon ongerust over zijn vader was geweest. Deze twee feiten hoefden geen verband met elkaar te hebben.
  
  Maar als dat wel zo was, dacht hij grimmig, dan zou hij het stadje op zijn kop zetten om achter de waarheid te komen. Hij was zo diep in gedachten verzonken, dat hij alleen maar aandacht had voor de gevaarlijke bochten van de Estrada, de snelweg, die steeds steiler werd.
  
  Plotseling werd zijn aandacht echter getrokken door een stofwolk die hij in zijn achteruitkijkspiegel zag en die te ver weg was om van zijn eigen banden te zijn. Een andere wagen raasde over de Estrada met dezelfde levensgevaarlijke snelheid als Nick. Sneller zelfs! De auto kwam dichterbij. Nick reed zo snel als hij kon. Een tikkeltje sneller en hij zou van de weg af vliegen. Hij wist de auto steeds net in balans te houden. De Estrada had zijn hoogste punt bereikt en ging plotseling over in een steil afdalende kronkelweg. Terwijl Nick remde om niet de bocht uit te vliegen, zag hij de andere wagen in zijn achteruitkijkspiegel naderen. Onmiddellijk begreep hij waarom die auto hem inhaalde. Het was een grote slee, een Cadillac van '57 en die auto was twee keer zo zwaar als de zijne. Met dat gewicht kon hij de haarspeldbochten nemen zonder vaart te minderen en nu op een lang, vrij recht en steil afdalend stuk verloor Nick snel terrein. Hij kon zien dat er maar één persoon in de auto zat. Hij reed de wagen zoveel mogelijk rechts van de weg. Bijna schuurde hij langs de puntige rotswand. Het zou krap zijn, maar voor een ervaren chauffeur was er aan de kant van het ravijn net genoeg ruimte om te passeren.
  
  Omdat de bestuurder van de Cadillac blijkbaar ervaren was, wachtte Nick tot de man een zijwaartse beweging zou maken. Inplaats daarvan zag hij de Cadillac met ontzettende snelheid als een stormram op hem afkomen. De wagen dreunde met een enorm lawaai tegen de achterbumper van Nick's auto, waardoor hij de controle over zijn stuur dreigde te verliezen. Alleen door zijn voortreffelijke, katachtige reflexen kon hij voorkomen dat de wagen in het ravijn stortte. Vlak voor een scherpe bocht ramde de auto hem weer. Nick voelde de wagen schuin vooruit schuiven en weer moest hij worstelen om niet in het ravijn te storten. In de bocht durfde hij niet te remmen, want dan zou de zwaardere Cadillac hem zeker weer rammen. Hij werd door een maniak achterna gezeten.
  
  Nick kwam als eerste in een nieuwe bocht en nam hem ruim, terwijl de andere wagen weer op hem afstormde. Met een schietgebedje dat hij juist getimed had, gooide Nick zijn stuur naar rechts. Hierdoor maakte de Chevrolet zo'n draai, dat hij de Cadillac een zet gaf. Nick zag hoe de man wanhopig pogingen deed om te remmen. Maar de wagen slipte en schoot in het ravijn. Hierop volgde een enorme klap en het gerinkel van gebroken glas, maar de benzinetank ontplofte niet. De bestuurder was alert en snel genoeg geweest om het contact uit te schakelen. Nick rende naar de rand van de weg en zag de vernielde Cadillac op zijn kant liggen. Hij was nog net op tijd om te zien hoe de man uit de wagen kroop en naar een dichtbegroeid bosje strompelde.
  
  Nick gleed langs de hoekige kant van de bergwand naar beneden. Toen hij het struikgewas had bereikt, sprong hij erin. Zijn slachtoffer kon niet ver zijn. Nu waren de rollen omgedraaid en was hij de achtervolger. Hij luisterde of zijn aanvaller geluid maakte, maar het was doodstil. Nick bedacht zich dat het voor een maniak een wel erg slimme en listige kerel was. Hij ging verder en toen zag hij het natte rood op de bladeren. Het bloedspoor liep naar rechts en hij volgde het snel. Plotseling hoorde hij zacht gekreun. Hij bewoog zich voorzichtig en toch struikelde hij bijna over het lichaam, dat met het gezicht op de grond lag. Toen Nick knielde en de man omdraaide, werd het gezicht plotseling levend. Een elleboog raakte zijn keel. Hij viel naar lucht snakkend achterover. Hij zag de man opstaan, zijn gezicht was geschaafd en zat onder het bloed.
  
  De man wilde Nick bespringen, maar hij kon hem nog net een trap in zijn maag geven. Nick stond weer op en gaf hem nog een linkse op zijn kaak.
  
  De man viel voorover en bewoog zich niet meer. Om zeker te zijn dat zijn aanvaller dood was, draaide Nick hem met zijn voet om. De laatste slag was fataal geweest.
  
  Nick bekeek de man. Hij was donkerharig en had een lichte huid. Hij deed denken aan een Slavisch type. Zijn lichaam was vierkant en dik. Hij was geen Braziliaan, dacht Nick, hoewel hij daar niet absoluut zeker van was. Net zoals Amerika was Brazilië ook een smeltkroes van nationaliteiten. Nick knielde en doorzocht de zakken van de man. Er zat niks in, geen portefeuille, geen kaartje, geen persoonlijke papieren, niets waarmee je hem zou kunnen identificeren. Het enige wat Nick vond, was een klein snippertje papier met de woorden: Vlucht 47, 10 uur, 10 februari. De man die voor hem lag was geen maniak.
  
  Hij wilde Nick vermoorden, opzettelijk en doelbewust. Hij had blijkbaar zijn vluchtnummer en aankomsttijd gekregen en was hem vanaf het vliegveld gevolgd. Evenmin, daar was Nick zeker van, was de man een plaatselijke huurmoordenaar. Daarvoor was hij te goed geweest, te professioneel. Zijn bewegingen gaven Nick de indruk dat de man goed getraind was. Het ontbreken van identiteitspapieren bewees dat. De man had geweten dat Nick een gevaarlijke tegenstander was en hij had zijn voorzorgsmaatregelen getroffen. Zonder enige identificatie was er geen enkel spoor. Ja. het zag er allemaal erg professioneel uit. Terwijl hij uit het struikgewas kwam, dacht Nick na over de gedecodeerde boodschap op het AXE-kantoor. Iemand was eropuit geweest hem te laten zwijgen; en wel zo vlug mogelijk, voordat hij de kans had moeilijkheden te maken.
  
  Kon dit ook in verband staan met Todds dood? liet leek onwaarschijnlijk en toch was Todd de enige geweest die zijn vlucht en aankomsttijd wist. Maar hij had wel een gewoon telegram verstuurd, dat kon iedereen gelezen hebben. Misschien was er een verklikker op het reisbureau. Of misschien hadden ze zorgvuldig alle vluchten uit Amerika nagekeken, in de veronderstelling dat AXE iemand zou sturen. Toch vroeg hij zich af of er verband was tussen de twee gebeurtenissen. De enige manier om erachter te komen, was Todds dood uit te pluizen.
  
  Nick liep terug naar zijn wagen en reed verder naar Los Reyes. De estrada werd vlakker, omdat hij nu op een meseta, een plateau, kwam. Hij zag kleine boerderijtjes en oude, grijze mannen langs de weg. Een verzameling paars en wit gestukadoorde huizen doemden voor hem op en hij zag het verweerde houten bord 'Los Reyes'. Hij reed naar een vrouw en een kind die een grote hoeveelheid was droegen.
  
  'Bom dia,' zei hij. 'Onde fica a delegacia de policia?'
  
  De vrouw wees naar een plein aan het eind van de straat waar een pas geverfd, stenen huis stond, met boven de ingang het uithangbord Policia. Nadat hij haar bedankt had, blij dat zijn Portugees nog verstaanbaar was, reed hij naar het politiebureau. Het was stil binnen en de paar cellen die hij vanuit de wachtkamer kon zien, waren leeg. Een man kwam uit een klein zijkamertje te voorschijn. Hij droeg een blauwe broek en een lichtblauw overhemd met het woord Policia op zijn borstzak. De man, die niet zo lang was als Nick, had dik zwart haar, zwarte ogen en een kin als een olijf. Het gezicht, vastberaden en trots, keek Nick onverstoorbaar aan.
  
  'Ik ben voor senhor Dennison gekomen,' zei Nick. 'Bent u de sheriff hier?'
  
  'Ik ben de Chef van Politie,' verbeterde de man Nick. 'Bent u weer zo'n journalist? Ik heb mijn verhaal al verteld.'
  
  'Nee, ik ben een vriend van senhor Dennison,' antwoordde Nick. 'Ik ben vandaag aangekomen om hem te bezoeken. Mijn naam is Carter, Nick Carter.' Hij overhandigde de man zijn papieren. De man bestudeerde de papieren en keek Nick met een onderzoekende blik aan.
  
  'Bent u de Nick Carter waarvan ik wel eens gehoord heb?' vroeg hij.
  
  'Dat hangt ervan af wat u gehoord hebt,' zei Nick glimlachend.'
  
  'Ik denk dat u het wel bent,' zei de politiechef, terwijl hij het krachtig gebouwde lichaam nog eens bekeek. 'Ik ben Jorge Pilatto. Is dit een officieel bezoek?'
  
  'Nee,' zei Nick. 'Tenminste, ik ben niet in mijn officiële functie naar Brazilië gekomen. Ik kwam een oude vriend bezoeken, maar dat is anders uitgepakt. Ik zou graag Todds lijk willen zien.'
  
  'Waarom, senhor Carter?' vroeg Jorge Pilatto. 'Hier is mijn officiële rapport. U mag het lezen.'
  
  'Ik wil het lichaam zien,' herhaalde Nick.
  
  'Denkt u soms dat ik mijn vak niet goed versta?' zei hij. Nick zag dat de man geprikkeld was. Jorge Pilatto was snel op zijn tenen getrapt: te snel. "Dat beweer ik niet. Ik zei dat ik het lijk wilde zien. Als u erop staat, zal ik eerst senhor Dennisons weduwe om toestemming vragen.'
  
  Jorge Pilatto's ogen schoten vuur. Toen ontspande zijn gezicht en hij schudde zijn hoofd op een bijna onderdanige manier. 'Deze kant op,' zei hij.
  
  ' Kn als u klaar bent, zal ik het leuk vinden verontschuldigingen te krijgen van de bekende Amerikaan die ons met zijn bezoek vereerd.'
  
  Nick luisterde niet naar het onverholen sarcasme en volgde Jorge Pilatto naar een kleine kamer achter in de gevangenis. Nick zette zich schrap. Zo'n confrontatie was altijd iets afschuwelijks. Hoe vaak je het ook meegemaakt hebt en zeker als het een goede vriend betreft. Jorge tilde het grijze laken op en Nick liep naar de dode gestalte. Hij dwong zichzelf het lijk alleen maar te zien als een lichaam, een organisme dat bestudeerd moest worden. Hij bekeek het rapport dat aan de rand van de tafel was bevestigd. 'Kogel achter linker oor, door de rechter slaap er weer uit.' Dat was duidelijke taal. Hij draaide het hoofd van de ene naar de andere kant, voelde aan de handen en voeten.
  
  Nick keek weer naar het rapport, met zijn lippen op elkaar geperst en draaide zich naar Jorge Pilatto, die, dat wist hij, hem voortdurend nauwkeurig in de gaten hield.
  
  'U zegt dat hij ongeveer vier uur geleden vermoord is?' vroeg Nick. 'Hoe komt u daarbij?'
  
  'Mijn assistent en ik vonden hem in zijn wagen op de weg van zijn plantage naar de stad. Ik had een half uur daarvoor daar nog gepatrouilleerd, ben teruggegaan naar de stad en heb voor de laatste controle mijn assistent opgepikt. Het moet binnen een half uur gebeurd zijn.'
  
  'Behalve wanneer het toen niet gebeurd is.'
  
  Nick zag Jorge Pilatto's ogen groter worden. 'Noemt u mij een leugenaar?' siste hij.
  
  'Nee,' zei Nick. 'Ik zeg alleen maar dat het op een ander tijdstip is gebeurd.'
  
  Nick draaide zich om en ging weg. Hij had iets anders ontdekt. Jorge Pilatto had wat op zijn kerfstok. Hij was onzeker en voelde dat hij niet wist wat hij wel behoorde te weten. Daarom was hij zo snel geprikkeld en kwaad. Nick wist dat hij door deze houding heen moest breken. Hij moest de man zijn tekortkomingen doen inzien als hij met hem samen wilde werken. En hij wilde met hem werken. Een politiechef kon invloed hebben op dit soort zaken. Hij kende de mensen, de toestanden, de persoonlijke vijanden en heel wat andere bruikbare informatie. Nick liep het gebouw uit, het zonlicht in. Hij wist dat Jorge Pilatto achter hem stond.
  
  Hij bleef bij de deur van de auto staan en draaide zich om. 'Bedankt voor uw moeite,' zei Nick. 'Ate logo.'
  
  'Espere,' zei de man. 'Wacht. Waarom bent u zo zeker van wat u zegt, senhor?'
  
  Op deze vraag had Nick gewacht. Het betekende dat de man zijn geprikkelde houding had laten vallen; gedeeltelijk tenminste. Het was in ieder geval een begin. Nick antwoordde niet, maar ging weer naar de kamer.
  
  'Beweeg het hoofd eens, alstublieft,' zei hij.
  
  Toen Jorge dit deed, zei Nick: 'Stijf, hè? Dat is rigor mortis. Het is in alle ledematen ingetreden en dat zou niet het geval zijn als Todd pas vier uur geleden vermoord was. Hij is eerder vermoord, ergens anders en toen naar de plek gereden waar u hem hebt gevonden. U dacht dat het roof was, omdat zijn portefeuille is verdwenen. Dat heeft de moordenaar alleen gedaan om de schijn te wekken.'
  
  Nick hoopte dat Jorge Pilatto een beetje door kon denken en intelligent was. Hij wilde de man niet vernederen. Hij wilde hem alleen doen inzien dat hij zich had vergist. Hij wilde hem laten weten
  
  dat ze samen moesten werken om de juiste toedracht te vinden.
  
  'Ik denk dat ik het ben die zich moet verontschuldigen,' zei Jorge en Nick zuchtte opgelucht.
  
  'Niet nodig,' antwoordde hij. 'Dit smerige spel leer je maar op één manier: de harde manier, door ervaring. Maar ik vind dat we eerlijk tegenover elkaar moeten zijn.'
  
  Jorge Pilatto perste een ogenblik zijn lippen op elkaar en glimlachte toen. 'U hebt gelijk, senhor Carter,' gaf hij toe. 'Ik ben hier pas zes maanden chef van de politie. Ik ben gekozen door de mensen hier uit de bergen na onze eerste vrije verkiezing. De eerste keer dat ze het recht hadden te kiezen, in plaats van willoze slaven te zijn.'
  
  'Wat deed u hiervoor?'
  
  'Ik heb een tijdje gestudeerd en heb later in de cacaoplantages gewerkt. Ik was altijd in de weg geïnteresseerd en ik ben één van de mensen geweest die de kiezers aangemoedigd hebben zich in groepen te verenigen. De mensen hier zijn arm. Ze zijn nauwelijks meer dan menselijk vee, die op de koffie en cacaoplantages werken. Goedkope slaven. Een groep van onze mensen, gesteund door een machtig man, organiseerde het volk, zodat ze zelf invloed op het bestuur konden uitoefenen. We wilden hen laten zien hoe ze hun omstandigheden konden verbeteren door zelf te stemmen. De weinige ambtenaren uit de streek worden gecontroleerd door de rijke plantagehouders
  
  en de rijke boeren. Ze negeren de behoeftes van het volk en worden zodoende rijk. Toen de sheriff stierf, stelde ik een verkiezing voor en de mensen konden voor de eerste keer hun politiechef kiezen. Ik wil een goed ambtenaar zijn. Ik wil de juiste dingen doen voor de mensen die mij hebben gekozen.'
  
  'In dat geval,' zei Nick, 'moeten we uitzoeken wie Dennison heeft vermoord. Ik neem aan dat zijn auto buiten staat. Laten we eens een kijkje gaan nemen.'
  
  De auto van Dennison stond op een kleine binnenplaats naast het gebouw geparkeerd. Op de voorbank vond Nick bloed, dat nu droog en hard was. Met een pennenmes van Jorge schraapte Nick er wat van in zijn zakdoek.
  
  'Ik zal dit naar ons laboratorium sturen,' zei hij. 'Ik wil graag helpen, senhor Carter,' zei Jorge. 'Ik zal doen wat ik kan.'
  
  'Het eerste watje kunt doen, is mij Nick noemen,' zei N3. 'Het tweede is me vertellen wie Todd Dennison dood wilde hebben.'
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 3
  
  
  
  
  Jorge Pilatto had op een klein fornuisje een pot hete, sterke Braziliaanse koffie gezet. Nick zat zijn koffie te nippen, terwijl hij luisterde naar de politiechef, die vertelde over de mensen, het land en het leven in de bergen. Hij was van plan geweest Jorge in te lichten over de aanvaller op de estrada, maar toen hij zat te luisteren besloot hij het maar niet te doen. De Braziliaan had zulke vooropgezette ideeën, dat Nick eraan twijfelde of zijn emoties hem wel in staat zouden stellen de situatie objectief te beoordelen. Toen Nick vertelde over de ongelukken die de bouw van de plantage hadden geteisterd, reageerde Jorge nogal naïef.
  
  'Ontevreden werklieden?' echode hij. 'Absoluut niet. Er is maar één groep mensen die zou profiteren bij senhor Todds dood. De rijke plantagebezitters en de rijke landeigenaars. Er zijn er ongeveer tien die de macht in handen hebben. Ze hebben een, hoe noem je dat, een Verbond sinds een paar jaar. Het Verbond beheerst alles wat ze kan.
  
  Zij houden de lonen laag en de meeste bergmensen hebben van het Verbond geleend om in leven te blijven. Zodoende hebben ze voortdurend schulden. Het Verbond maakt uit of een man wel of niet werkt en hoeveel hij verdient als hij werkt. Senhor Dennison zou dat allemaal hebben veranderd. Daardoor zouden de leden van het Verbond meer moeite moeten doen om werkkracht te krijgen en dus de lonen moeten verhogen en de mensen een betere behandeling geven. Die plantage was de eerste bedreiging van hun macht over het volk en het land. Zij- zouden er dus voordeel bij hebben als de plantage niet voltooid zou worden. Zij moeten hebben besloten dat de tijd van handelen was aangebroken. Nadat ze eerst hebben geprobeerd te voorkomen dat senhor Dennison het land kreeg, hebben ze een huurmoordenaar aangetrokken.'
  
  Nick leunde achterover en zette alles wat Jorge gezegd had op een rijtje. Hij wist dat de Braziliaan wachtte op zijn instemming. Snel en ongeduldig als Jorge was, leek het hem alsof hij uren moest wachten.
  
  'Kunt u zich nu een beeld vormen, senhor Nick?' vroeg hij.
  
  'Het is zo klaar als een klontje, niet?'
  
  'Het is duidelijk, ja,' zei Nick. 'Te duidelijk. Ik heb altijd geleerd argwanend te zijn tegenover dingen die te duidelijk zijn. Je kunt gelijk hebben, maar ik denk er liever nog even over na. Die man, die je voor de verkiezing tot politiechef steunde, wie was dat?'
  
  Jorge's gezicht kreeg een eerbiedige uitdrukking, alsof hij over een heilige sprak.
  
  'Dat is Rojadas,' zei hij.
  
  'Rojadas,' zei Nick in zichzelf, terwijl hij het archief van namen en mensen naging, dat in een speciale afdeling van zijn hersenen was opgeborgen. De naam zei hem niets.
  
  'Ja, Rojadas,' ging Jorge verder. 'Hij kwam uit Portugal, waar hij als uitgever van een paar kleine kranten had gewerkt. Hij leerde daar hoe je met geld om moet gaan en een goed leider van het volk kunt zijn. Hij heeft een nieuwe politieke partij opgericht, die door het Verbond wordt gehaat en gevreesd. Het is een partij voor de arbeiders, de arme boeren en hij heeft een groepje organisatoren om zich heen verzameld. Zij leggen de boeren uit waarom ze moeten stemmen en zien erop toe dat dit ook werkelijk gebeurt. Hier heeft Rojadas allemaal voor gezorgd: leiderschap, kennis en geld. Er zijn mensen die zeggen dat Rojadas een extremist, een herrieschopper is, maar dat zijn degenen die van het Verbond een hersenspoeling hebben gehad.'
  
  'En die Rojadas en zijn groep zijn er verantwoordelijk voor dat de mensen jou hebben gekozen.'
  
  'Ja,' gaf de politiechef toe. 'Maar ik ben niet één van Rojadas mensen, amigo. Ik ben eigen baas. Ik neem van niemand orders aan, reken daar maar op.'
  
  Nick glimlachte. De man was nogal snel op zijn tenen getrapt. Hij stond zeker op zijn onafhankelijkheid, maar je kon gemakkelijk op zijn persoonlijke trots inspelen om hem te beïnvloeden. Dat had Nick zelf trouwens ook al gedaan. Toch geloofde Nick nog steeds dat hij hem kon vertrouwen.
  
  'Wat is de naam van die nieuwe groep, Jorge?' vroeg Nick. 'Of hebben ze geen naam?'
  
  'Jawel. Rojadas noemt het de Novo Dia, de Nieuwe Dag Partij. Rojadas, senhor Nick, is een toegewijd man.'
  
  Dat waren Hitler, Stalin en Genghis Khan ook geweest, dacht Nick, allemaal toegewijde mensen. Het hangt er maar van af waar je je aan wijdt.
  
  'Ik wil Rojadas wel eens ontmoeten,' zei hij.
  
  'Dat zal ik met plezier regelen,' antwoordde de politiechef. 'Hij woont hier niet ver vandaan, in een verlaten missiepost vlakbij de Barra do Pirai. Hij en zijn mannen hebben daar hun hoofdkwartier ingericht.'
  
  'Muito obrigado,' zei Nick, terwijl hij opstond. 'Ik ga nu terug naar Rio om mevrouw Dennison op te zoeken. Maar er is nog één belangrijk ding dat je voor me kunt doen. Jij en ik weten dat Todd Dennisons dood geen gewone roofoverval was. Ik wil dat je, net zoals je eerst deed, een bericht hierover rondstuurt. Ik wil ook dat je erbij zegt, dat ik, als persoonlijke vriend van Todd, mijn eigen onderzoek houd.'
  
  Jorge keek vreemd op. 'Sorry, senhor Nick,' zei hij. 'Maar waarschuwt u ze zo niet dat u achter hen aanzit?'
  
  'Dat denk ik wel,' grinnikte Nick. 'Maar dat is de snelste manier om contact met hen te krijgen. Ik ben te bereiken op Todds kantoor, of bij mevrouw Dennison.'
  
  De terugreis naar Rio verliep snel en rustig. Bij de plaats waar de Cadillac in het ravijn was gestort minderde hij even vaart. De wagen was niet te zien, omdat hij in het dichtbegroeide stuk onderaan de rotsen lag. Het zou misschien dagen, weken, zelfs maanden duren voordat hij gevonden werd. Dan zou het als een van de vele ongelukken gerapporteerd worden. Diegene die hem had gestuurd zou nu wel weten wat er was gebeurd.
  
  Hij dacht na over de landeigenaars van het Verbond en over de dingen die Jorge had gezegd.
  
  Toen hij in Rio aankwam, vond hij het appartement van Dennison in het Copacabana gedeelte van de stad, aan de Rua Constant Ramos die de Praia de Copacabana overzag, dat prachtige stuk strand, dat bijna de hele stad omzoomde. Voor er een bezoek te brengen ging hij naar een postkantoor en verzond twee telegrammen. Eén ging naar Bill Dennison en zei hem dat hij tot nader bericht op school moest blijven. Het andere telegram ging naar Hawk en Nick gebruikte daarvoor de eenvoudige code. Het kon hem niet zoveel schelen als iemand het decodeerde. Toen ging hij naar de Rua Constante Ramos 445, Dennisons appartement.
  
  Nadat hij gebeld had ging de deur open en Nick keek in een paar lichtgrijze ogen, die onder een lok kort, vlasblond haar smeulden. Hij zag hoe de ogen snel over zijn machtige torso gleden. 'Mevrouw Dennison?' vroeg hij. 'Ik ben Nick Carter.'
  
  Het gezicht van het meisje klaarde op. 'Oh god, wat ben ik blij dat u er bent,' zei ze. 'Ik verwachtte u al sinds vanmorgen. U zult het wel gehoord hebben ...?'
  
  Er stond een machteloze woede in haar ogen te lezen. Nick zag dat ze haar vuisten balde.
  
  'Ja, ik heb het gehoord,' zei hij. 'Ik ben al naar Los Reyes geweest en heb de politiechef opgezocht. Daarom ben ik later gekomen.'
  
  Vivian droeg een oranje pyjama met een laag uitgesneden front, dat haar kleine puntige borstjes accentueerde. Niet gek, dacht hij en hij probeerde het meteen uit zijn hoofd te zetten. Ze zag er anders uit dan hij had verwacht. Nu had hij geen idee gehad hoe ze eruit zou zien, maar in ieder geval wist hij niet dat Todd zo'n zwoele smaak had.
  
  'U kunt zich niet voorstellen hoe blij ik ben dat u hier bent,' zei ze, terwijl ze zijn arm nam en hem het appartement binnen leidde. 'Ik kan het allemaal niet meer verwerken.'
  
  Haar lichaam tegen zijn arm voelde zacht en warm aan, haar gezicht was rustig beheerst en haar toon sober. Alleen haar ogen pasten niet bij het geheel. Ze bracht hem in een enorme zitkamer, gemeubileerd volgens de moderne Zweedse stijl, met een raam over de gehele lengte van de kamer, die uitzicht bood over de oceaan. Toen ze binnenkwamen stond een ander meisje van de L-vormige bank op. Ze was langer dan Vivian Dennison en totaal verschillend. Ze droeg een eenvoudige witte jurk, die als gegoten zat. Grote, zwarte ogen keken Nick aan. Haar mond was groot en gevoelig, haar lange, zwarte, glanzende haar golfde tot op haar schouders. Ze had ronde, volle borsten en het lange, smalle uiterlijk van de Braziliaanse meisjes, die totaal verschillen van de bleke, Engelse schoolmeisjes. Het was een vreemde combinatie, die twee en Nick merkte dat hij net even té lang naar haar keek.
  
  'Dit is Maria Hawes,' zei Vivian Dennison. 'Maria is ... of laat ik zeggen was ... Todds secretaresse.'
  
  Nick zag de woedende blik die Maria Hawes naar Vivian Dennison toe wierp. Hij zag ook dat Maria Hawes rode randen om die prachtige, zwarte ogen had. Toen ze begon te spreken, was hij er zeker van dat zij had gehuild. Haar stem, zacht en fluweelachtig, klonk aarzelend en onbeheerst.
  
  'Het... het is me een genoegen, senhor,' zei ze zachtjes. 'Ik was net van plan weg te gaan.'
  
  Ze wendde zich tot Vivian Dennison. 'Ik ben op het kantoor als u me nodig heeft.' De twee vrouwen keken elkaar even aan en zeiden niets, maar hun ogen spraken boekdelen. Nick bekeek ze even. Ze waren zo tegengesteld aan elkaar. Hoewel hij het nergens op kon baseren, wist hij dat ze elkaar haatten. Hij keek naar Maria Hawes die de deur uitging, naar haar smalle heupen en stevige achterste.
  
  'Ze heeft veel aantrekkelijke kanten, niet?' zei Vivian. 'Ze had een Braziliaanse moeder en een Engelse vader.'
  
  Nick keek naar Vivian, die zijn koffer pakte en hem in een zijkamer zette. 'Jij blijft hier, Nick,' zei ze. 'Todd zou het zo gewild hebben. Dit is een groot appartement en de logeerkamer is geluiddicht. Je zult alle vrijheid krijgen die je hebben wilt.'
  
  Ze deed de luiken voor het raam open en het zonlicht stroomde naar binnen. Ze liep volkomen beheerst. Vreemd, die Maria Hawes had veel meer ontdaan geleken. Maar, realiseerde hij zich, de een kan zijn gevoelens beter onderdrukken dan de ander. Vivian ging even weg en kwam terug, gekleed in een donkerblauwe jurk, kousen en schoenen met hoge hakken. Ze ging op de lange bank zitten en nu pas leek ze een verdrietige weduwe. Nick besloot haar te vertellen wat hij van het ongeluk dacht. Toen hij klaar was, schudde Vivian haar hoofd.
  
  'Ik kan het niet geloven,' zei ze. 'Het is zelfs te afschuwelijk om aan te denken. Het moet een roofoverval zijn geweest. Het moet gewoon. Ik kan het me niet voorstellen. Oh, god. Er zijn zoveel dingen die jij niet weet, die ik met jou wil bepraten. Grote god, ik moet met iemand kunnen praten.'
  
  De telefoon onderbrak hun gesprek. Het was de eerste van een lange stroom van reacties op Todds dood. Er kwamen telefoontjes van zakenrelaties, collega's en vrienden uit Rio. Nick zag hoe Vivian ze allemaal met haar koele efficiency behandelde. Het was er weer, het gevoel dat ze totaal verschilde van de vrouw die hij had verwacht hier te vinden. Ergens, dacht hij, had hij een veel zachter, huiselijker type verwacht. Dit meisje beheerste alles en was volkomen evenwichtig, te evenwichtig. Ze zei tegen iedereen de juist dingen op de juiste manier, terwijl er toch iets niet helemaal overkwam zoals het hoorde. Misschien was het de blik van die lichtgrijze ogen, die hij steeds ontmoette, terwijl zij zat te bellen. Nick vroeg zich af of hij niet te kritisch of argwanend werd. Misschien was zij het type dat alles opkropte en zich pas liet gaan als ze alleen was.
  
  Uiteindelijk nam zij de hoorn van de haak en legde hem naast de telefoon.
  
  'Ik kan geen telefoon meer zien,' zei Vivian, terwijl ze op haar horloge keek. 'Ik moet naar de bank. Ze hebben al drie keer gebeld. Er zijn een paar papieren die ik moet tekenen. Maar ik wil nog met je praten, Nick. Laten we het vanavond doen, als alles wat rustiger is en we alleen kunnen zijn.'
  
  'Goed,' zei hij. 'Ik moet ook nog een paar dingen doen. Ik kom na het eten terug.'
  
  Ze greep zijn hand en ging vlak voor hem staan, zodat haar borsten tegen zijn jasje drukten.
  
  'Ik ben blij dat je hier bent, Nick,' zei ze. 'Je weet niet hoe fijn het is om op dit moment een goede vriend van Todd bij me te hebben. Hij heeft me veel over jou verteld.'
  
  'Ik ben blij dat ik je kan helpen,' zei Nick en hij vroeg zich af waarom die ogen altijd iets anders zeiden dan haar lippen.
  
  Ze gingen samen naar beneden en toen ze weg was, zag Nick vanachter een groene plant een andere bekende te voorschijn komen.
  
  'Jorge!' riep Nick. 'Wat doe jij hier?'
  
  'Dat bericht dat ik had verstuurd,' zei de politiechef, 'heeft zijn doel niet gemist. Het was koud één uur verzonden, toen het Verbond mij opbelde. Zij willen jou ontmoeten. Ze wachten op je in de cocktailbar van het hotel Delmonido, hier tegenover.' De politiechef zette zijn pet op zijn hoofd. 'Ik had niet gedacht dat uw plan zo snel resultaten zou opleveren, senhor Nick,' zei hij.
  
  'Ga gewoon naar binnen en vraag naar senhor Digrano. Hij is de voorzitter van het Verbond.'
  
  'Prima,' antwoordde Nick. 'We zullen zien wat ze te zeggen hebben.'
  
  'Ik zal hier wachten,' zei Jorge. 'Je zult wel niet met een bewijs terug komen, maar je zult zien dat ik gelijk heb.'
  
  De bar van het hotel was goed verlicht voor een cocktailbar. Nick werd naar een lage, ronde tafel in een hoek van de ruimte gebracht. Aan die tafel zaten vijf mensen. Senhor Digrano stond op. Het was een lange, strenge man die goed Engels sprak en hij was duidelijk de zegsman van de anderen. Ze waren allemaal van het type goed verzorgd uitziende, gereserveerde en formele mannen. Met een superieure, uitgestreken blik in hun ogen bekeken ze Nick.
  
  'Un coquetel, senhor Carter?' vroeg Digrano.
  
  'Aguardente, porfavor,' antwoordde Nick, terwijl hij in de duidelijk voor hem gereserveerde, lege stoel ging zitten. De cognac die hij kreeg was een Portugese cognac van zeer goede kwaliteit.
  
  'Eerst, senhor Carter,' begon Digrano, 'condoleren wij u met de dood van uw vriend senhor Dennison. U vraagt zich misschien af waarom wij u zo snel wilden zien.'
  
  'Laat mij raden,' zei Nick. 'U wilt mijn handtekening hebben.'
  
  Digrano glimlachte beleefd. 'We zullen uw intelligentie niet beledigen door spelletjes te spelen,
  
  senhor Carter,', ging hij verder. 'Wij zijn geen kinderen en ook geen diplomaten. Wij zijn mannen die weten wat we willen. Door de tragische dood van uw vriend, senhor Dennison, zal zijn plantage ongetwijfeld onvoltooid blijven. Na verloop van tijd zal de hele zaak, de plantage en zijn moord vergeten zijn, als er niet een hele toestand van wordt gemaakt. Wanneer het. inderdaad een zaak wordt, komt er een onderzoek en zullen er anderen komen om de plantage af te maken. Wij vinden dat hoe minder aandacht het krijgt, des te beter het voor iedereen is. Begrijpt u dat?'
  
  'Kortom,' glimlachte Nick vriendelijk, 'u vindt dat ik me met mijn eigen zaken moet bemoeien.'
  
  Digrano knikte en glimlachte naar Nick.
  
  'Zo is het precies,' zei hij.
  
  'Wel, amigos,' zei Nick. 'Dan kan ik jullie dit zeggen; dat ik niet eerder wegga eer ik heb uitgevonden wie Todd Dennison heeft vermoord en waarom.'
  
  Senhor Digrano wisselde een paar woorden met de anderen, dwong zichzelf te glimlachen en keek Nick weer aan.
  
  'Ons voorstel is dat u geniet van Rio en het Carnaval en dat u daarna gewoon naar huis gaat, senhor Carter,' zei hij. 'Het zou verstandig zijn dat te doen. Eerlijk gezegd zijn wij gewend meestal onze zin te krijgen.'
  
  'Dat ben ik ook, heren,' zei Nick, terwijl hij opstond. 'Ik stel voor dat we dit zinloze gesprek beëindigen. Nog bedankt voor de cognac.'
  
  Hij voelde hun blikken in zijn rug priemen, toen hij het hotel verliet. Ze hadden hun tijd niet met onzin verspild. Ze hadden hem openlijk bedreigd en meenden het ongetwijfeld. Zij wilden dat de plantage onvoltooid zou blijven. Daar bestond geen twijfel over. Hoe ver zouden zij gaan om hem over te halen ermee op te houden? Behoorlijk ver, waarschijnlijk. Maar waren zij werkelijk verantwoordelijk voor de moord op Todd Dennison, of grepen zij gewoon hun kans om de plantage onvoltooid te laten? Zij waren duidelijk koude en meedogenloze zware jongens, die voor geweld niet terugdeinsden. Ze dachten dat ze met openlijke bedreigingen hun doel konden bereiken. Toch ergerde de eenvoud van alles hem nog steeds. Misschien dat Hawks antwoord op zijn telegram wat licht in de zaak zou brengen. Ergens had hij het gevoel dat het om veel meer ging dan dit kleine groepje mensen. Hij hoopte dat hij ongelijk had, want als alles inderdaad zo simpel was, kon hij tenminste nog wat vakantie houden. Even schoot het beeld van Maria Hawes door zijn hoofd.
  
  In een bocht van de weg stond Jorge op hem te wachten. Iedereen zou geïrriteerd raken door Jorge's ik-heb-het-je-wel-gezegd houding. Nick, echter, begreep deze trotse, vurige en onzekere man, hij had zelfs sympathie voor hem.
  
  Nick wilde hem eerst inlichten over het voorval met de Cadillac en het telegram aan Hawk, maar besloot toen dit toch maar niet te doen. Als de jarenlange ervaring hem iets geleerd had, dan was dat wel voorzichtigheid. Het soort voorzichtigheid dat hem zei iedereen te wantrouwen totdat hij volkomen zeker van zijn zaak was. Er kon altijd meer achter Jorge's vreemde houding zitten. Hij dacht van niet, maar hij was er niet zeker van en dus vertelde hij hem alleen maar over de bedreigingen die tegenover hem waren geuit. Toen hij zei dat hij geen enkele conclusie trok, stond Jorge vreemd te kijken.
  
  'Zij waren de enigen die voordeel zouden hebben bij senhor Todds dood, zij bedreigen je en nog ben je er niet zeker van?' raasde hij. 'Dit is ongelooflijk. Het is zo klaar als een klontje.'
  
  'Als ik het goed heb,' zei Nick langzaam, 'dacht jij dat Todd het slachtoffer was van een roofoverval. Dat was ook zo klaar als een klontje.'
  
  Hij zag hoe Jorge zijn kaakspieren spande en wit van woede werd. Hij wist dat hij hem op een zeer wrede manier te pakken had, maar dat was de enige manier om dat bord voor zijn kop weg te halen.
  
  'Ik ga terug naar Los Reyes,' zei Jorge bits. 'Als je me nodig hebt ben ik op mijn kantoor te bereiken.'
  
  Nick keek hoe Jorge woest wegreed en slenterde toen naar het Praia, het strand. Door de vallende duisternis was het strand bijna verlaten. De boulevard was echter behoorlijk druk bezet door meisjes met mooie, lange benen, smalle heupen en volle, ronde borsten. Elke keer als hij naar hen keek, moest hij aan Maria Hawes denken en aan haar intrigerende schoonheid. Haar zwarte haren en donkere ogen bleven hem bezig houden. Hij vroeg zich af hoe het zou zijn om haar beter te kennen. Meer dan interessant, dat wist hij zeker. Overal waren er tekens van het komende Carnaval. Dat was de tijd dat de hele stad explodeerde in een massale, feestende massa mensen. De hele stad was versierd met slingers en gekleurde lichten. Nick stond even stil bij een groepje dat samba's repeteerde, die speciaal voor het Carnaval waren gecomponeerd. Zij zouden deelnemen aan de talloze danswedstrijden, die tijdens het Carnaval gehouden zouden worden. Nick liep verder en tegen de tijd dat hij het einde van de Praia de Copacabana had bereikt, was het al donker en besloot hij terug te gaan. De nette, goed onderhouden gebouwen eindigden in een net van nauwe steegjes vol met winkelpanden. Toen hij zich omdraaide, versperden drie dikke mannen, die een stuk of negen strandparasols droegen, zijn weg. Ze hadden de parasols in een bundel onder hun armen geklemd, maar de parasols die bovenop lagen vielen er steeds tussenuit. Toen Nick om hen heen liep, pakte één van de mannen een stuk touw uit zijn zak en probeerde de parasols vast te binden.
  
  'Por favor, senhor,' riep hij naar Nick. 'Kunt u misschien een handje helpen?'
  
  Nick glimlachte en liep naar hen toe. 'Hier, alstublieft,' zei de man en hij wees naar de plek waar hij een knoop wilde leggen. Nick legde zijn hand op de knoop en kon nog net zien hoe een parasol, als een grote stormram, op hem afkwam en tegen zijn slaap knalde. Nick tolde weg en zag sterretjes. Hij zakte door zijn knieën en viel op de grond. Hij vocht om bij bewustzijn te blijven. De mannen pakten hem ruw beet en smeten hem een eind verderop weer op de grond. Hij bleef stil liggen en gebruikte zijn enorme wilskracht om bij bewustzijn te blijven.
  
  'We kunnen hem hier vermoorden,' hoorde hij één van de mannen zeggen. 'Laten we het doen en 'm smeren.'
  
  'Nee,' hoorde hij een ander commanderen. 'Het zou te toevallig zijn als de vriend van de eerste Amerikaan ook dood en beroofd gevonden zou worden. Je weet dat we verder geen enkele verdenking mogen doen rijzen. Onze opdracht is dat we hem in zee gooien. Haal jij de auto maar.'
  
  Nick bleef stil liggen maar zijn hoofd werd alweer helder. Verdomme! dacht hij. Het oudste trucje van de wereld en hij was er als een groentje ingelopen. Hij zag drie paar benen voor zijn gezicht staan. Hij lag op zijn zij, zijn linkerarm onder zich. Terwijl hij zijn hand tegen de tegels klemde, verzamelde hij al zijn kracht in zijn geweldige schouderspieren en ramde met zijn benen tegen de enkels van zijn belagers. Ze vielen boven op hem, maar zo snel als een kat stond hij overeind. Ze hadden de zware parasols tegen de muur van een gebouw neergezet. Snel pakte Nick er één van en stootte één van de mannen ermee in zijn maag. De man stortte bloedspugend tegen de vlakte.
  
  Eén van de andere twee kwam met gespreide armen op hem afgestormd. Nick ontweek hem met gemak, pakte een arm beet en smeet hem tegen de muur. Hij hoorde het geluid van versplinterende botten en de man plofte op de grond. De derde trok plotseling een mes. Hugo, Nicks stiletto, zat nog veilig op zijn plaats onder zijn rechtermouw en hij besloot hem daar maar te laten zitten. Deze mannen waren amateurs, dat wist hij zeker. Ze waren onhandig geweest en hun bewegingen onbehendig. Nick bukte toen de derde man hem probeerde te steken. Hij liet de man dichterbij komen en deed toen net alsof hij ging springen. De man reageerde onmiddellijk door met zijn mes een steekbeweging te maken. Toen de man dit deed, greep Nick de arm en draaide die uit de kom. De man gilde van de pijn. Om helemaal zeker te zijn gaf hij hem nog een karateslag in zijn nek en liet de man toen vallen.
  
  Het was snel en gemakkelijk gegaan. Het enige souvenir van het gevecht was een blauwe plek op zijn slaap. Vergeleken bij de man van de Cadillac was dit wel een stelletje klungels, vond Nick. Hij doorzocht snel hun zakken. Eén had een portefeuille met een identiteitskaart. Hij was regeringsambtenaar. Een andere had behalve wat onbelangrijke papieren eveneens een identiteitskaart bij zich. Hij wist hun namen, ze konden opgespoord worden, maar dan moest hij de politie erin mengen en dat wilde Nick niet. Nog niet, tenminste. Het zou alles alleen maar veel ingewikkelder maken. Maar er was één ding dat ze alle drie bij zich hadden: een kleine, keurige, witte kaart. Ze waren helemaal blanco, op een kleine, rode stip in het midden na. Waarschijnlijk was het een of ander teken, maar het zei Nick niets. Hij stopte de drie kaarten in zijn zak en ging verder.
  
  Toen hij langzaam naar Vivian Dennisons appartement wandelde, dacht hij maar aan één ding: iemand was er blijkbaar erg op gebrand om hem kwijt te raken. Als deze drie klungels door het Verbond waren gestuurd, wilden de leden hun tijd niet verspillen. Toch vermoedde hij dat het Verbond er alleen maar op uit was hem bang te maken en niet om hem te doden en deze drie waren van plan geweest hem te doden. Misschien dat Vivian Dennison wat duidelijkheid kon brengen in deze vreemde wirwar.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 4
  
  
  
  
  Vivian was thuis en wachtte op Nick. Ze zag de blauwe plek meteen toen hij de badkamer inging om zich wat op te frissen. Ze keek door de deur hoe Nick zijn jasje uitdeed en zijn overhemd losknoopte. Door de spiegel kon hij zien hoe zij zijn krachtig gespierde lichaam stond te begluren. Ze vroeg hem wat er was gebeurd en toen hij het haar vertelde gleed er een angstige trek over haar gezicht. Ze draaide zich om en ging de zitkamer in. Nick kreeg, toen hij de badkamer uit kwam, een stevige borrel.
  
  'Ik dacht dat je dit wel zou kunnen gebruiken,' zei ze. 'Ik in ieder geval wel.' Ze had nu een lange zwarte japon aan, die helemaal tot de grond was dichtgeknoopt. De rij kleine knoopjes paste niet in de knoopsgaten, maar in kleine lusjes. Nick nam een slok en ging op de lange bank zitten. Vivian was naast hem gaan zitten, met haar glas in haar schoot.
  
  'Wat betekent een witte kaart met een rode stip in het midden?' vroeg hij.
  
  Vivian dacht even na. 'Ik heb nog nooit zo'n kaart gezien,' zei ze. 'Maar dat is het symbool van de Novo Dia partij, die groep extremisten uit de bergen. Ze gebruiken het voor al hun spandoeken en posters. Hoezo?'
  
  'Ik zag het laatst ergens,' antwoordde Nick laconiek. Rojadas dus. De man van het volk, de grote weldoener, Jorge's geweldige leider. Waarom probeerden drie getrouwen hem te vermoorden? Iedereen kwam in actie.
  
  Vivian had haar drankje weggezet en zoals ze daar zat leek het net alsof ze moeite had niet in tranen uit te barsten. Alleen die ronde, volle en kille ogen, die naar hem staarden pasten niet bij het geheel. Hoe hij ook zocht hij kon er geen enkel spoor van verdriet in ontdekken.
  
  'Het is een verschrikkelijke dag geweest, begrijp je?' zei ze. 'Het lijkt wel of de wereld in elkaar zal storten en er niemand is die het kan voorkomen. Ik zou zoveel willen zeggen en toch kan ik het niet. Ik heb hier geen vrienden, geen echte vrienden. We zijn hier nog niet lang genoeg geweest om echte vrienden te maken en ik leg niet zo gemakkelijk kontakten met mensen. Daarom weet je niet half hoe blij ik ben dat jij hier bent, Nick.' Even legde zij haar hand op de zijne. 'Maar ik moet ergens over praten. Iets dat erg belangrijk voor me is, Nick. In de loop van de dag is mij één ding duidelijk geworden. Ik weet van de moord op Todd en ik waardeer dat jij het helemaal uit wil pluizen. Maar ik wil dat jij iets voor mij doet, zelfs als jij denkt dat het geen zin heeft. Ik wil dat je alles maar vergeet, Nick. Ja, ik geloof dat dat uiteindelijk het beste is. Laat alles maar. Wat gebeurd is, is gebeurd. Todd is dood en dat kan niet veranderd worden. Het kan me niet schelen wie het gedaan heeft, of waarom, of hoe. Hij is weg en dat is het enige dat voor mij telt.'
  
  Werkelijk? vroeg Nick bijna, maar hij verroerde geen spier. Alles maar vergeten. Dat verzoek stond nummer één op de plaatselijke top tien. Iedereen scheen dat te willen. Die vent van de Cadillac, het Verbond, Rojadas' drie prutsers en nu Vivian Dennison. Zij wilden allemaal dat hij ermee ophield.
  
  'Je bent geschokt, hè?' vroeg Vivian. 'Je bent verrast door wat ik zei.'
  
  'Ik ben moeilijk te verrassen,' zei Nick.
  
  'Ik weet niet of ik het uit kan leggen, Nick,' zei Vivian. 'Het komt door een heleboel dingen. Zodra ik alle zaken heb afgehandeld, wil ik vertrekken. Ik wil hier absoluut niet langer blijven dan nodig is. Er zijn teveel pijnlijke herinneringen. Ik wil niet op een onderzoek naar Todds dood wachten. En Nick, als Todd om de een of andere reden vermoord is, wil ik die reden niet weten. Misschien had hij speelschulden. Hij was misschien in een verdacht zaakje betrokken geraakt. Misschien was het een andere ... vrouw.'
  
  Allemaal perfecte, logische mogelijkheden, gaf Nick toe, behalve dan dat Todd Dennison deze dingen niet eens in zijn hoofd zou halen. En hij was er vrijwel zeker van dat zij dat ook wist, hoewel zij weer niet door had, dat hij het óók wist. Hij liet haar verder gaan. Dit werd steeds interessanter.
  
  'Begrijp je het, Nick?' zei ze met een trillende stem en trillende, kleine, puntige borstjes. 'Ik wil Todd alleen maar herinneren zoals hij was. Een hoop trammelant maken brengt hem niet terug. Zijn moordenaar vinden brengt hem niet terug. Het zou alleen maar een hoop ellende veroorzaken. Misschien is het verkeerd om zo te denken, maar dat kan me niets schelen. Het enige wat ik wil, is samen met mijn herinneringen vluchten. Oh, Nick, ik ... ik ben zo van streek.'
  
  Ze zat tegen zijn schouder te snikken, haar hoofd stijf tegen hem aangedrukt, terwijl haar lichaam trilde. Haar hand had ze in zijn overhemd, op zijn massieve borstspieren gelegd. Plotseling tilde ze haar hoofd op en maakte hongerige, smakkende geluiden naar hem. Het kon best zijn dat ze volkomen eerlijk en alleen maar in de war was. Dat was mogelijk, alleen dacht hij van niet. Hij wist dat hij daarachter moest zien te komen. Als zij spelletjes met hem speelde zou zij snel merken dat hij de troeven had. Als hij gelijk had, wist hij dat Todd het zou weten en hem zou begrijpen. Als hij het mis had, zou hij zich uitputten in verontschuldigingen aan zijn oude vriend. Maar hij moest het te weten zien te komen.
  
  Nick leunde voorover en omcirkelde met zijn tong haar lippen. Zij kreunde toen hij zijn lippen op de hare perste en met zijn tong haar mond onderzocht. Als een bankschroef omklemde zij met haar armen zijn nek. Hij deed de knopen van haar jurk los en voelde de warmte van de gespannen borstjes. Ze had niks onder de jurk aan en hij nam de borst in zijn hand. Het was zacht en opwindend en de tepel was al hard. Hij zoog eraan en omdat Vivian zo begon te worstelen viel de japon van haar af en ontblootte zo haar zachte buik, haar smalle heupen en het zwarte driehoekje. Vivian werd helemaal wild en trok zijn broek omlaag.
  
  'Oh, god, god,' hijgde ze, haar ogen kneep ze dicht en haar beide handen wreven over zijn lichaam. Zij klemde haar armen om zijn nek en haar benen om zijn lichaam, haar tepels kietelden zijn borstkas. Hij neukte haar zo snel mogelijk en zij hijgde van genot. Toen ze klaarkwam, gilde ze het uit, liet hem los en viel achterover. Nick bekeek haar. Hij wist nou een hele hoop meer. Haar grijze ogen bestudeerden hem nauwlettend. Ze draaide zich om en hield haar handen voor haar gezicht.
  
  'Mijn god,' snikte ze. 'Wat heb ik gedaan? Wat moet je wel niet van me denken?'
  
  Verdomme! vloekte hij in zichzelf. Ze had de uitdrukking in zijn ogen gezien en begrepen dat hij haar rol als treurende weduwe ongeloofwaardig vond. Ze trok de jurk weer aan, maar knoopte hem niet dicht en leunde tegen zijn borst.
  
  Ik schaam me zo,' snikte ze. 'Ik schaam me zo verschrikkelijk. Ik wil er eigenlijk niet over praten, maar ik moet wel.'
  
  Ze krabbelde snel terug, merkte Nick.
  
  'Todd had het zo druk met die plantage,' snikte ze. 'Hij had me al maanden niet meer aangeraakt, niet dat ik het hem kwalijk neem. Hij had teveel problemen en was abnormaal uitgeput en verward. Maar ik ben uitgehongerd, Nick en vanavond met jou hier naast me, kon ik me gewoon niet meer inhouden. Je begrijpt het wel, hè, Nick. Het is belangrijk voor me dat je het begrijpt.'
  
  'Natuurlijk begrijp ik het, schatje,' zei Nick sussend. 'Zulke dingen gebeuren soms gewoon.' Tegen zichzelf zei hij, dat zij net zo min een bedroefde weduwe was als hij de koningin van het carnaval, maar zij moest blijven denken dat ze slim was. Nick trok haar weer tegen zijn borst.
  
  'Die Rojadas,' vroeg Nick voorzichtig, terwijl hij met de tepel van haar borst speelde, 'kende Todd hem persoonlijk?'
  
  'Ik zou het niet weten, Nick,' zuchtte ze tevreden. 'Todd hield me altijd buiten zijn zakenleven. Ik wil er niet meer over praten, Nick. Laten we het er morgen over hebben. Als ik terug in de States ben, wil ik dat we bij elkaar blijven. Alles zal dan anders zijn en ik weet dat we dan veel meer plezier van elkaar zullen hebben.'
  
  Ze wilde duidelijk verdere vragen uit de weg gaan. Hij wist niet precies wat ze met deze zaak te maken had, maar de naam Vivian Dennison moest wel op de lijst komen, een lijst die steeds langer werd.
  
  'Het is al laat, pop,' zei Nick, terwijl hij haar rechtop zette. 'Het is al lang bedtijd geweest.'
  
  'Goed, ik ben ook moe,' gaf ze toe. 'Natuurlijk zal ik niet samen met jou slapen, Nick. Ik hoop dat je dat begrijpt. Wat er nu gebeurd is, wel ... dat is gebeurd, maar het zou niet goed zijn als we nu met elkaar naar bed gingen.'
  
  Ze speelde haar spelletje weer. Haar ogen bevestigden dat. Goed, hij kon zijn rol net zo aan als zij. Dat kon hem niets schelen.
  
  'Natuurlijk, schatje,' zei hij. 'Je hebt volkomen gelijk.'
  
  Hij stond op en trok haar naar zich toe, perste haar tegen zich aan. Langzaam duwde hij zijn gespierde knie tussen haar benen. Haar ademhaling ging sneller, haar spieren spanden zich verlangend. Hij duwde haar kin omhoog, zodat hij haar in haar ogen kon kijken. Ze had moeite om haar rol te blijven spelen.
  
  'Ga maar naar bed, schat,' zei hij. Ze had moeite om haar lichaam onder controle te houden. Haar lippen zeiden hem welterusten en haar ogen noemden hem een klootzak. Ze draaide zich om en liep naar de slaapkamer. Bij de deur draaide ze zich weer om.
  
  'Doe je wat ik je gevraagd heb, Nick?' vroeg ze smekend als een klein meisje. 'Je laat die nare zaak voor mij vallen, hè?'
  
  Ze was niet zo slim als ze wel dacht, maar hij moest toegeven dat ze haar spelletje consequent doorspeelde.
  
  'Natuurlijk, schatje,' antwoordde Nick en hij zag hoe haar ogen de zijne zochten, om te zien of hij de waarheid sprak. 'Ik zou tegen jou niet kunnen liegen, Vivian,' voegde hij eraan toe. Het scheen haar tevreden te stellen en ze ging weg. Hij loog niet. Hij zou ermee ophouden. Zodra hij alles wist. Toen hij naar bed ging, bedacht hij dat hij nog nooit met een vrouw naar bed was geweest en er zo weinig plezier aan had gehad.
  
  De volgende ochtend werd het ontbijt geserveerd door een dienstmeisje. Vivian had een sombere, zwarte jurk met een witte kraag aan. Telegrammen en brieven kwamen van over de hele wereld en zij was tijdens het ontbijt voortdurend aan het telefoneren. Er waren twee telegrammen voor Nick, beide van Hawk, afgeleverd door een speciale koerier van Todds kantoor, waar ze naartoe waren gestuurd. Hij was blij dat Hawk ook de eenvoudige code gebruikte. Hij kon het al lezend vertalen. Het eerste telegram stelde hem zeer tevreden, omdat het zijn eigen vermoeden bevestigde.
  
  'Alle bronnen in Portugal nagegaan. Geen Rojadas bekend bij kranten en kantoren. Hier ook geen dossier onder die naam. Heb Britse en F ranse inlichtingendienst ook gevraagd. Niets bekend. Heb je een leuke vakantie?'
  
  'Erg leuk,' gromde Nick.
  
  'Wat zei je?' vroeg Vivian, terwijl ze haar telefoongesprek onderbrak.
  
  'Niks,' zei Nick. 'Alleen een telegram van een soort derderangs grapjas.'
  
  Dat het spoor van die Portugese journalist doodliep, had niets te betekenen, maar dat AXE geen dossier over de man had, dat wilde toch wel wat zeggen. Jorge zei dat hij niet uit dit land kwam, dus moest hij een buitenlander zijn. Nick betwijfelde dat Jorge hem sprookjes vertelde. Jorge en de anderen hadden het verhaal natuurlijk in goed vertrouwen geslikt. Nick opende het tweede telegram.
  
  'Twee en een half miljoen illegaal ingescheept goud, met bestemming Rio, onderschept. Heb je er iets aan? Goed vakantieweer?'
  
  Nick verfrommelde de telegrammen en stak ze in brand. Nee, hij had er niets aan, maar er moest een verband zijn, dat was zeker. Rojadas en geld, er was een directe lijn tussen die twee. Zoveel geld was er niet nodig om een politiechef van een
  
  bergstadje te kiezen, maar Rojadas gaf geld uit en kreeg het van iemand. Twee en een half miljoen in goud, daar kan je een heleboel mensen mee kopen, of een heleboel dingen. Geweren, bijvoorbeeld. Als Rojadas van buitenaf gefinancierd werd, dan was de vraag: door wie en waarom? En waar paste Todds dood in het geheel?
  
  Hij zei Vivian gedag en verliet de flat. Hij moest Rojadas ontmoeten, maar eerst zou hij naar Maria Hawes gaan. Een secretaresse weet vaak meer dan een echtgenote. Hij herinnerde zich de rode kleur om die grote, zwarte ogen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 5
  
  
  
  
  De rode randen om die prachtige ogen waren verdwenen, maar ze stonden nog wel droevig. Maria Hawes had een rode jurk aan. Haar volle, ronde borsten spanden tegen de stof.
  
  Todds kantoor bleek een kleine ruimte in het centrum van de stad te zijn. Maria was alleen op het kantoor. Hij wilde rustig met haar kunnen praten en was bang geweest voor een lawaaierig en rommelig kantoor. Ze verwelkomde hem met een vermoeide glimlach, die niettemin vriendelijk was. Nick had al ongeveer een idee in zijn hoofd wat hij wilde gaan doen. Het zou ruw en meedogenloos worden, maar het werd nu tijd om resultaten te boeken. Die zouden komen en snel ook.
  
  'Senhor Carter,' zei Maria Hawes. 'Hoe gaat het? Heeft u al iets ontdekt?'
  
  'Heel weinig,' antwoordde Nick. 'Maar daarom ben ik niet gekomen. Ik kwam voor jou.'
  
  'Ik ben gevleid, senhor,' zei het meisje.
  
  'Noem me naar Nick,' zei hij. 'Ik zou dat officiële gedoe niet met jou willen.'
  
  'Goed, senhor... Nick,' verbeterde zij zichzelf. 'Wat wilt u?'
  
  'Niet veel, of een hele boel,' zei hij. 'Dat hangt ervan af hoe je het bekijkt.' Hij liep om het bureau heen om naast haar stoel te gaan staan.
  
  'Ik ben hier op vakantie, Maria,' zei hij. 'Ik wil wat plezier hebben, dingen zien, een eigen gids hebben en samen met iemand lol maken op het Carnaval.'
  
  Er kwam een kleine rimpel op haar voorhoofd. Ze was onzeker en Nick maakte haar een beetje in de war. Uiteindelijk begon ze het toch door te krijgen.
  
  'Ik bedoel dat jij een tijdje bij me blijft,' zei hij. 'Je zult er geen spijt van krijgen, schatje. Ik heb gehoord dat Braziliaanse meisjes heel anders zijn dan andere vrouwen. Dat wil ik wel eens aan den lijve ondervinden.'
  
  Haar ogen werden zwarter en ze perste haar lippen op elkaar. Hij zag dat het nog maar even zou duren, voordat ze in woede zou uitbarsten.
  
  Hij boog zich snel voorover en zoende haar op haar zachte, volle lippen. Ze kon zich niet omdraaien, omdat hij haar stevig had vastgegrepen. Maria rukte zich los en sprong op. Die vriendelijke ogen waren nu gitzwart en schoten vuur naar Nick. Haar borsten gingen op en neer, op het ritme van haar snelle ademhaling.
  
  'Hoe durft u?' schreeuwde ze tegen hem. 'Ik dacht dat u senhor Todds beste vriend was en dit is het enige waar u nu aan kunt denken. Heeft u geen respect voor hem, geen eer, geen innerlijke beschaving? Ik ... ik ben geschokt. Wilt u dit kantoor onmiddellijk verlaten.'
  
  'Rustig maar,' ging Nick verder. 'Je bent alleen maar een beetje in de war. Ik kan ervoor zorgen dat je alles vergeet.'
  
  'U ... u ...,' stamelde zij, door haar woede niet in staat de juiste woorden te vinden. 'Ik weet niet hoe ik u moet noemen. Senhor Todd vertelde me geweldige dingen over u, toen hij hoorde dat u zou komen. Het is maar goed dat hij niet geweten heeft hoe u werkelijk bent. Hij zei dat u de beste geheim agent was, dat u trouw en eerlijk was en een echte vriend. En nu komt u hier en vraagt u mij een beetje lol met u te gaan maken, terwijl senhor Todd pas één dag dood is. Hoepel op, hoort u mij! Donder op!'
  
  Nick lachte in zichzelf. Zijn eerste vraag was beantwoord. Dit was geen bedrog of toneelspel. Alleen maar echte, onvervalste woede. Toch was hij nog niet helemaal tevreden.
  
  'Goed,' zei hij nonchalant. 'Ik was toch al van plan om met het onderzoek op te houden.'
  
  Haar ogen werden groot van woede. Ze klapte in haar handen van verbazing. 'Ik ... ik geloof dat ik u verkeerd verstaan heb,' zei ze. 'Hoe kunt u zoiets zeggen? Dat is niet eerlijk. Wilt u dan niet weten wie senhor Todd vermoordde? Interesseert u zich voor niets anders dan lol maken?'
  
  Ze zweeg, probeerde zich in bedwang te houden en vouwde haar armen voor die prachtige, volle borsten. Ze sprak koel en kortaf. 'Luister,' begon ze, 'volgens wat ik van senhor Todd gehoord heb, bent u de enige die achter de waarheid kan komen. Goed, u wilt samen met mij het Carnaval doorbrengen? U wilt de Braziliaanse meisjes leren kennen? Ik zal het doen, ik zal alles doen, als u mij belooft senhor Todds moordenaar te vinden. We gooien het op een akkoordje, ok?'
  
  Nick glimlachte breed. De gevoelens van het meisje gingen diep. Ze was bereid een hoge prijs te betalen voor wat zij juist vond. Ze was de eerste die niet vroeg ermee op te houden. Dat gaf hem moed. Het werd tijd om haar in te lichten, besloot hij.
  
  'Goed, Maria Hawes,' zei hij. 'Kalm maar, je hoeft geen enkel handeltje met mij te drijven. Ik moest gewoon iets te weten komen en dit was de snelste manier.'
  
  U moest iets te weten komen?' zei ze, terwijl ze hem verward aankeek. 'Over mij?'
  
  'Ja, over jou,' antwoordde hij. 'Ik moest iets weten. Ik testte eerst jouw trouw aan Todd.'
  
  'U testte mij,' zei ze een beetje pruilend.
  
  'Ik testte jou,' zei Nick. 'En je bent er goed uitgekomen. Ik laat het onderzoek niet vallen, Maria, niet voordat ik achter de waarheid ben gekomen. Maar ik heb hulp nodig en betrouwbare informatie. Geloof je me, Maria?'
  
  'Ik wil u geloven, senhor Carter?' zei ze. Haar ogen stonden weer vriendelijk en keken hem openhartig aan.
  
  'Dat kun je,' zei hij. 'Hield jij van Todd, Maria?' Het meisje draaide zich om en keek door het kleine raampje in het kantoor naar buiten. Toen ze antwoordde, sprak ze langzaam. Ze koos zorgvuldig haar woorden, terwijl ze uit het raam bleef kijken.
  
  'Liefde?' zei ze met een droevige stem. 'Ik wilde dat ik wist wat het werkelijk betekent. Ik weet niet of ik van senhor Todd hield. Ik weet wel dat hij de fijnste en aardigste man is die ik ooit heb ontmoet. Ik had veel respect en een diepe bewondering voor hem. Misschien was het een soort liefde, wat ik voor hem voelde. Als ik van hem gehouden heb is dat trouwens mijn eigen geheim. We hebben nog nooit een avontuurtje gehad. Hij had een diep gevoel voor rechtvaardigheid. Daarom bouwde hij ook die plantage. Geen van ons beiden zou ooit iets doen waardoor we onze waardigheid tegenover elkaar zouden verliezen. Ik ben niet preuts, maar mijn gevoelens voor senhor Todd gingen te diep om hem te misbruiken.'
  
  Ze draaide haar hoofd naar Nick. Haar ogen stonden droevig en trots en gaven haar een onweerstaanbare schoonheid. Een schoonheid van geest en lichaam.
  
  'Misschien dat ik niet helemaal gezegd heb wat ik wilde zeggen, senhor Carter,' zei ze. 'Maar het is iets erg persoonlijks. U bent de enige met wie ik er ooit over heb gesproken.'
  
  'En je was erg duidelijk, Maria,' zei Nick. 'Ik begrijp het volkomen. Je weet ook dat niet iedereen voor Todd voelde als jij deed. Er zijn er die vinden dat ik alles maar moet vergeten, Vivian Dennison bijvoorbeeld. Zij zegt dat wat gebeurd is, is gebeurd en de moordenaar vinden verandert dat niet.'
  
  'Heeft zij u dat verteld?' zei Maria, terwijl er een woedende uitdrukking op haar gezicht kwam. 'Misschien komt het doordat het haar niets kan schelen. Heeft u daar wel eens aan gedacht?'
  
  'Daar heb ik wel eens aan gedacht,' zei Nick, terwijl hij probeerde niet te lachen. 'Waarom denk jij daaraan?'
  
  'Omdat ze zich nooit interesseerde voor senhor Todd, noch voor zijn werk, noch voor zijn problemen,' antwoordde Maria Hawes kwaad. 'Zij interesseerde zich niet voor dingen die voor hem belangrijk waren. Het enige wat ze deed was ruzie met hem maken over die plantage. Zij wilde dat hij de bouw stop zette.'
  
  'Dat weet je zeker, Maria?'
  
  'Ik heb het haar zelf horen zeggen. Ik heb ze met elkaar horen bekvechten,' zei ze. 'Ze wist dat de plantage geld zou gaan kosten, veel geld. Geld dat ze liever aan zichzelf wilde uitgeven. Zij wilde dat senhor Todd zijn geld uitgaf aan grote villa's en jachten in Europa.'
  
  Toen Maria sprak straalden haar ogen een mengsel van woede en walging uit. Het was geen ordinaire, vrouwelijke jaloezie, niet bij dit eerlijke, oprechte meisje. Ze minachtte Vivian werkelijk en Nick gaf haar gelijk.
  
  'Ik zou graag willen dat je me alles wat je weet vertelt,' zei Nick. 'Die Rojadas,'kenden Todd en hij elkaar?'
  
  Maria's ogen werden donkerder. 'Rojadas benaderde senhor Todd een paar dagen geleden, maar het was topgeheim. Hoe wist u dat?
  
  'Ik lees koffieprut,' zei Nick. 'Ga verder.'
  
  'Rojadas bood senhor Todd een grote som geld voor de plantage zoals die nu is, half afgemaakt. Senhor Todd weigerde.'
  
  'Zei Rojadas waarom hij die half af gemaakte plantage wilde hebben?'
  
  'Rojadas zei dat hij hem wilde hebben, zodat zijn partij hem kon afmaken. Volgens hem waren zij eerlijke mensen die het volk wilden helpen en daarbij zou het hen een hoop nieuwe aanhangers bezorgen. Maar senhor Todd vond dat er een luchtje aan de zaak zat. Hij vertelde me dat hij Rojadas niet geloofde, dat hij de kennis, vakmensen en uitrusting niet bezat om de plantage af te maken en te onderhouden. Rojadas wilde dat senhor Todd vertrok.'
  
  'Ja,' peinsde Nick hardop. 'Het zou logischer geweest zijn als hij Todd had gevraagd te blijven om de plantage af te maken. Dat deed hij dus niet. Wat zei Rojadas toen Todd weigerde?'
  
  Hij keek woedend en senhor Todd was ongerust. Hij zei dat hij de vijandigheid van de grote landeigenaars wel aankon, dat was openlijk. Maar Rojadas was angstaanjagend.'
  
  'Je zei dat Rojadas veel veld bood. Hoeveel?'
  
  'Meer dan twee miljoen dollar.'
  
  Nick floot zachtjes tussen zijn tanden. Nu kon hij ook Hawks telegram begrijpen. Die tweeënhalf miljoen in goud, die ze onderschept hadden, was bestemd voor Rojadas om Todds plantage te kopen. Het toeval speelde toch niet zo'n grote rol. Maar de echte antwoorden, zoals wie en waarom iemand met zoveel geld zou komen, bleven nog steeds open.
  
  Daar moet een arme boer lang voor potten,' zei Nick tegen Maria. 'Hoe wilde Rojadas al dat geld aan Todd geven? Heeft hij het over een bankrekening gehad?'
  
  'Nee, senhor Todd zou een tussenpersoon moeten ontmoeten, die het geld zou overhandigen.'
  
  Nick voelde zijn bloed sneller stromen, wat altijd gebeurde als hij op het goede spoor zat. Een tussenpersoon betekende maar één ding. Diegene die het geld ter beschikking zou stellen wilde persé niet het risico lopen dat Rojadas er met de poen vandoor zou gaan. Alles werd goed geregeld door iemand achter de schermen. Todds plantage en zijn dood konden misschien een klein onderdeel zijn van iets veel groters. Hij draaide zich weer om naar het meisje.
  
  'Een naam, Maria,' zei hij. 'Ik heb een naam nodig. Heeft Todd de naam van die tussenpersoon genoemd?'
  
  'Ja, ik heb het opgeschreven. Ik heb het zo gevonden,' zei ze, terwijl ze in een la met papieren zat te bladeren. 'Hier is het, Albert Sollimage. Hij is een importeur en zijn zaak is in de Pier Maua wijk.'
  
  Nick stond op en controleerde met een gewoontegebaar de Luger in zijn schouderholster. Met een vinger duwde hij Maria's kin omhoog.
  
  'Geen test meer, Maria. Ook geen akkoordjes,' zei hij. 'Als het allemaal voorbij is kunnen we misschien op een andere manier samenwerken. Je bent een heel mooi meisje.'
  
  De heldere zwarte ogen stonden vriendelijk en Maria glimlachte. 'Dat zou ik best willen, Nick,' zei ze op veelbelovende toon. Nick kuste haar op de wang voordat hij wegging.
  
  
  
  De Pier Maua wijk was in het noordelijk gedeelte van Rio. Het was een kleine winkel met een eenvoudig uithangbord: Import Artikelen - Albert Sollimage. De etalageruit was zwart geschilderd, zodat je van buiten niet naar binnen kon kijken. Het was een nogal rommelige straat, vol pakhuizen en vervallen gebouwen. Nick parkeerde zijn auto op de hoek en ging te voet verder. Dit was een spoor dat hij niet kwijt wilde raken. Een tussenpersoon voor twee miljoen dollar was meer dan een eenvoudige importeur. Hij zou veel bruikbare informatie hebben en Nick was van plan die te krijgen, op welke manier dan ook. Dit begon in een snel tempo een grote zaak te worden. Hij was nog steeds van plan Todds moordenaar te vinden, maar hij raakte er hoe langer hoe meer van overtuigd dat hij alleen maar een topje van de ijsberg had gezien. Als hij Todds moordenaar pakte, zou hij nog veel meer te weten komen. Hij begon te raden wie erachter zou kunnen zitten. De Russen? De Chinezen? Ze waren tegenwoordig overal actief. Hij was nog steeds aan het piekeren toen hij de winkel in liep. Het was een kleine ruimte met een smalle toonbank aan de ene kant, waarop een paar vazen en houten beeldjes stonden. Verspreid op de grond en in kisten lagen balen stof. Twee kleine raampjes aan de zijkanten waren afgesloten met stalen rolluiken. Een kleine deur leidde naar het achterste gedeelte van de winkel. Nick drukte op een bel die aan de toonbank zat. Het rinkelde vriendelijk en hij wachtte. Niemand verscheen en hij drukte weer. Hij riep en luisterde of hij een geluid van achter in de winkel hoorde. Hij hoorde niets. Plotseling had hij een kil gevoel, dat zesde zintuig voor moeilijkheden dat hij nooit negeerde. Hij liep om de toonbank heen en stak zijn hoofd door de nauwe deurpost. De achterkamer was tot het plafond vol gestopt met rijen houten kisten. Ertussen waren smalle gangetjes.
  
  'Meneer Sollimage?' riep Nick weer. Hij ging de kamer in en tuurde door het eerste nauwe gangetje. Zijn spieren spanden zich onwillekeurig toen hij het lichaam op de grond zag liggen. Langs de kisten stroomde een straal rood vocht dat uit een gaatje in de slaap van de man kwam. Zijn ogen waren open. Nick knielde bij het lijk en haalde uit een binnenzak een portefeuille. In de portefeuille stond Albert Sollimage.
  
  Plotseling voelde hij zijn nekharen bewegen, het oerinstinct dat een onderdeel van zijn hersens uitmaakt. Dat instinkt zei hem dat de dood vlakbij was. De ervaring zei hem dat er geen tijd was om zich om te draaien. Knielend bij de dode man kon hij maar één beweging maken en die maakte hij. Hij nam een duik over het lichaam heen. Tijdens die sprong voelde hij een scherpe, doordringende pijn van een voorwerp dat langs zijn slaap scheerde. De dodelijke klap was mis, maar toch verscheen er een straaltje bloed op zijn slaap. Toen hij opstond, zag hij zijn aanvaller over het lichaam stappen en hem naderen. De man was lang, droeg een zwart pak en had dezelfde gezichtsvorm als de man van de Cadillac. Hij hield een wandelstok in zijn rechterhand, één waaraan wat geknutseld was. Nick zag de vijf centimeter lange spijker aan het handvat van de wandelstok zitten. Geruisloos, smerig en zeer effectief. Nu werd Nick duidelijk wat er met Sollimage was gebeurd. De man naderde nog steeds en Nick liep achteruit. Hij zou spoedig tegen de muur lopen en in de val zitten. Nick liet Hugo uit de schede in zijn mouw glijden en voelde de geruststellende scherpte van het koude staal van de stiletto in zijn hand.
  
  Hij wierp Hugo onverwacht. Zijn aanvaller had het echter net op tijd gezien en duwde zich tegen de stapel kisten. De stiletto schoot langs zijn borst. Nick volgde het mes met een sprong en kreeg een klap met de wandelstok. De man kwam weer op Nick af. Hij zwaaide de wandelstok als een zeis door de lucht. Nick had nauwelijks nog ruimte. Hij wilde geen lawaai maken, maar lawaai was nog altijd beter dan vermoord te worden. Hij pakte de Luger uit zijn schouderholster. Zijn aanvaller was echter alert en snel en toen hij zag dat Nick de Luger trok, ramde hij de spijker in Nicks arm. De Luger viel op de grond. Terwijl de man de spijker in Nicks arm duwde, trapte hij het wapen weg. Dit was niet één van Rojadas' klungels, maar een goed getrainde, professionele moordenaar, bedacht Nick zich. Maar door de spijker in Nicks arm te slaan, was de man in zijn bereik gekomen.
  
  Met zijn tanden op elkaar geklemd gaf hij de man een linkse op zijn kaak. Het was net genoeg om Nick wat tijd te geven. De man stond op zijn benen te tollen, terwijl Nick zijn arm losrukte en een nauw gangetje indook. De man had de Luger ergens tussen de kisten geschopt. Nick wist dat hij zonder het wapen iets anders nodig had en snel ook. De lange man was te gevaarlijk met zijn dodelijke wandelstok. Nick sloop een andere gang in. Hij hoorde het zachte geluid van rubber zolen achter hem. Te laat, de gang liep dood. Hij draaide zich om en zag dat zijn tegenstander de enige uitgang blokkeerde. De man had nog geen woord gezegd: het kenmerk van de professionele moordenaar.
  
  De taps toelopende muren van kisten en kratten waren een perfecte val en gaven de man en zijn wapen een maximum aan voordeel. De moordenaar naderde langzaam. De rotzak had geen haast, hij wist dat zijn prooi niet kon ontsnappen. Nick liep nog steeds naar achteren om zich tijd en ruimte te geven. Plotseling sprong hij omhoog en trok aan de bovenste kist van een hoge stapel. Even balanceerde de kist op de rand en toen viel hij op de grond. Nick rukte het deksel van de kist en gebruikte het als schild. Met het deksel voor hem rende hij zo hard als hij kon naar voren. Over de rand van het deksel zag hij de man wanhopig met zijn stok steken, maar Nick maaide hem als een bulldozer neer. Hij liet het zware deksel boven op de man vallen. Nick tilde het weer op en zag een met bloed besmeerd gezicht. De lange man draaide zich op zijn zij en stond weer op. Hij was spijkerhard. Opnieuw deed hij een uitval.
  
  Nick ving hem met zijn knie op en gaf hem een dreun op zijn kaak na. De man viel rochelend op de grond en Nick zag dat hij zijn hand in zijn jaszak stopte.
  
  Hij haalde een klein pistool tevoorschijn, niet veel groter dan een Derringer. Nicks schop, perfect gemikt, raakte het pistool net toen de man vuurde. Het resultaat was een knal, die niet veel harder was dan van een klappertjespistool en een gapende wond boven het rechteroog van de man. Verdomme, vloekte Nick. Dit was niet zijn bedoeling geweest. De man zou hem informatie hebben kunnen verschaffen.
  
  Nick doorzocht de zakken van de man. Net zoals de chauffeur van de Cadillac had hij geen identiteitspapieren bij zich. Toch waren sommige dingen nu duidelijk. Dit was geen plaatselijke operatie. Professionele mensen gaven de bevelen. Een paar miljoen dollar was voor Rojadas bestemd om Todds plantage te kopen. Het geld was onderschept, waardoor ze snel moesten handelen. Het tot zwijgen brengen van de tussenpersoon, Sollimage, was het belangrijkste punt. Nick had het gevoel dat. hij op een kruitvat zat en niet wist waar of wanneer het zou ontploffen. Hun besluit te moorden, geen enkel risico te nemen, was een duidelijke aanwijzing dat de explosie snel zou komen. Hij wist niet waar hij het Verbond of Vivian moest plaatsen. Dat was nu ook niet belangrijk. Hij had een ander spoor nodig, zodat hij wat meer van Sollimage te weten kon komen. Misschien dat Jorge hem kon helpen. Nick besloot hem alles te vertellen.
  
  Hij pakte de wandelstok op en bestudeerde het wapen nauwkeurig. Hij ontdekte dat je door de kop van de stok te draaien de spijker kon laten verdwijnen. Met bewondering bekeek hij het handgemaakte en knap uitgedachte ding. Iets voor Speciale Effecten om met zo'n ding voor de dag te komen, dacht hij. Zeker niet iets wat een paar revolutionaire boeren hadden kunnen bedenken. Nick liet de stok naast het lichaam van Albert Sollimage vallen. Zonder het moordwapen kon dat kleine ronde gaatje in zijn slaap nogal een raadsel zijn.
  
  Nick stak Hugo in de schede, raapte de Luger op en verliet de winkel. Er waren een paar mensen op straat en hij liep langzaam naar zijn auto. Hij reed weg, draaide de Avenida Presidente Vargas in en was op weg naar Los Reyes. Eenmaal op de estrada, gaf hij vol gas en scheurde door de bergen.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 6
  
  
  
  
  Toen Nick in Los Reyes arriveerde was Jorge weggeroepen. Een agent in uniform, blijkbaar een assistent, vertelde hem dat de chef over ongeveer een uur terug zou komen. Het scheen dat twee boeren heibel hadden over een omheining. Nick besloot buiten in de warme zon te wachten. Terwijl hij naar de langzame bewegingen van het stadje keek, wenste hij dat hij ook in zo'n tempo kon leven. Toch was dit een wereld omringd door grote haast: mensen die elkaar zo snel mogelijk wilden afmaken, opgehitst door ambitieuze types. Ook dit stadje was er al door aangetast. Er waren ondergrondse krachten, sluimerende haat en ingehouden wraakgevoelens, die bij de minste of geringste gelegenheid konden losbarsten. Deze onschuldige, vredige mensen werden op een sluwe manier gebruikt door geslepen, meedogenloze mannen. De rust van het stadje maakte Nick alleen maar nog ongeduldiger en hij was blij toen Jorge eindelijk kwam opdagen.
  
  In het kantoor vertelde Nick over de drie mannen die geprobeerd hadden hem te vermoorden. Toen hij klaar was, legde hij de drie witte kaarten met een rode stip erop, op het bureau. Jorge klemde zijn kaken op elkaar. Hij zei niets toen Nick verder ging. Toen Nick klaar was, leunde Jorge in zijn draaistoel achterover en bleef Nick lang en peinzend aankijken.
  
  'Je hebt veel gezegd, senhor Nick,' zei Jorge. 'In een erg korte tijd heb je veel ontdekt. Ik kan je nergens antwoord op geven, behalve op één ding en dat zijn de drie die je aanvielen. Ik ben er zeker van dat ze door het Verbond waren gestuurd. Het feit dat ze alle drie Novo Dia kaarten bij zich hadden, heeft helemaal niets te betekenen.'
  
  'Volgens mij betekent dat verdomd veel,' weerlegde Nick.
  
  'Nee, amigo,' zei de Braziliaan. 'Ze kunnen best lid van de Novo Dia partij zijn en desalniettemin gehuurd door het Verbond. Rojadas, mijn vriend, heeft vele mensen om zich heen verzameld. Het zijn niet allemaal engelen. De meesten hebben bijna geen onderwijs gehad, want het zijn vrijwel allemaal armen. Ze hebben bijna alles in hun leven gedaan. Als het Verbond een hoge beloning heeft uitgeloofd, waarvan ik wel zeker ben, dan was het niet moeilijk er drie man voor te vinden. 'En wat zeg je van het geld dat Rojadas senhor Todd aanbood?' vroeg Nick. 'Waar haalde hij dat vandaan? Laat ik je op een briefje geven dat die illegale, onderschepte scheepslading het geld voor Rojadas was.'
  
  'Misschien had Rojadas geld geleend,' antwoordde Jorge koppig. 'Is dat verkeerd? Hij heeft het geld nodig. Volgens mij heb je een komplexs. Alles wat gebeurd is betrek je op Rojadas. Jij wilt hem zwart maken en dat maakt mij erg achterdochtig.'
  
  'Als hier iemand met een complex rondloopt, kameraad, dan zou ik zeggen dat jij het bent. Je weigert de feiten onder ogen te zien. Op die manier zul je niet veel zaken oplossen.'
  
  Hij zag dat Jorge, die in zijn stoel ronddraaide, nijdig begon te worden. 'Ik zie de feiten,' zei hij kwaad. 'Het belangrijkste is dat Rojadas een man van het volk is. Hij wil het volk helpen. Waarom zou zo iemand willen voorkomen dat senhor Todd zijn plantage afmaakt? Geef daar nou eens antwoord op!'
  
  'Zo'n man zou de bouw van de plantage niet stoppen,' gaf Nick toe.
  
  'Eindelijk,' schreeuwde Jorge triomfantelijk. 'Het kan toch niet duidelijker?'
  
  'Daar begin je weer met je duidelijkheid,' antwoordde Nick. 'Ik zei dat zo'n man dat niet zou doen. Dus wat als Rojadas nou eens niet zo'n man is?'
  
  Jorge deinsde terug, alsof hij een klap in zijn gezicht had gekregen. Hij fronste zijn wenkbrauwen. 'Wat probeer je te zeggen?' gromde hij.
  
  'Als Rojadas nou een extremist is die macht wil hebben, gesteund door iemand in het buitenland?' vroeg Nick, zich bewust van de kans dat Jorge in woede zou uitbarsten. 'Wat heeft zo'n man vooral nodig? Hij moet een stel ontevreden mensen hebben. Een volk zonder hoop of goede vooruitzichten. Hij moet een volk hebben dat hem gehoorzaamt. Op die manier kan hij ze gebruiken. De plantage van senhor Todd zou dat veranderd hebben. Het zou, zoals je zelf gezegd hebt, goede lonen, baantjes en nieuwe kansen voor het volk brengen. Het zou hun leven direct en indirect verbeterd hebben. Dit kan zo'n man zich niet veroorloven. Voor zijn eigen doeleinden moeten de mensen achterlijk, rusteloos en straatarm blijven. Diegenen die hoop en materiële verbetering hebben gekregen, kunnen niet zo makkelijk gemanipuleerd en gebruikt worden als mensen die geen hoop meer hebben. De plantage, zelfs als hij bijna af was, zou hem zijn greep over de mensen hebben doen verliezen.'
  
  'Ik wil niet langer naar dit gezwam luisteren,' schreeuwde Jorge, terwijl hij opstond. 'Met welk recht kom je hier zulke onzin verkopen? Waarom probeer je die man zwart te maken, de enige die geprobeerd heeft deze arme mensen te helpen? Je wordt door drie mannen aangevallen en je verdraait de feiten zo dat je het Rojadas kan verwijten. Waarom?'
  
  'Het Verbond probeerde niet de plantage van senhor Todd te kopen,' zei Nick. 'Ze gaven toe dat ze blij waren dat de bouw was gestopt. Ze waren doodeerlijk. En er is nog iets dat ik je moet vertellen. Ik heb inlichtingen over Rojadas ingewonnen. Niemand in Portugal kent hem.'
  
  'Ik geloof je niet,' schreeuwde Jorge terug. 'Jij bent alleen maar een afgezant van de rijken. Je bent hier niet om deze moordzaak op te lossen, maar om Rojadas kapot te maken. Dat is wat je aan het proberen bent. Jullie zijn allemaal vette katten in Amerika. Je kunt niet uitstaan dat iemand van jouw soort beschuldigd wordt van moord.'
  
  De Braziliaan zat met zijn handen te friemelen. Met moeite kon hij zich in bedwang houden. Hij stond rechtop, met zijn hoofd trots en uitdagend omhoog.
  
  'Ik wil dat je onmiddellijk weggaat,' zei Jorge. 'Ik kan je door het Ministerie laten verwijderen door te zeggen dat ik informatie heb dat jij een herrieschopper bent. Ik wil dat je Brazilië verlaat.'
  
  Nick zag dat het geen zin had door te gaan. Jorge Pilatto's houding kon alleen maar door hemzelf veranderd worden. Nick moest op Jorge's boerenverstand en persoonlijke trots rekenen. Hij besloot om die trots nog een laatste zet te geven. 'Goed,' zei Nick, toen hij bij de deur stond. 'Ik ken nu 'het enige dorp in de wereld met een blinde politiechef.'
  
  Hij liep weg en toen Jorge uitbarstte, was hij blij dat hij niet zo goed Portugees verstond.
  
  Toen hij in Rio aankwam was het al avond. Hij ging naar Vivian Dennisons appartement. Nick had last van de wond aan zijn arm. Die wond was ongetwijfeld geïnfecteerd. Hij moest er wat jodium opdoen. Hij had altijd een klein verbanddoosje in zijn koffer.
  
  Nick dacht voortdurend dat het tijdstip naderde, waarop iets zou gebeuren. Dat wist hij niet door feiten, maar door zijn instinkt. Vivian Dennison speelde een gemeen spelletje en hij zou haar vanavond onder handen nemen. Als ze iets belangrijks wist, zou hij het horen voordat de avond om was.
  
  In pyjama deed ze de deur open, trok hem in de kamer en perste haar mond op de zijne. Met neergeslagen ogen deed ze weer een stap terug.
  
  'Neem me niet kwalijk, Nick,' zei ze. 'Maar omdat ik de hele dag niets van je had gehoord, was ik ongerust. Ik moest het gewoon doen.'
  
  Je moest me gewoon even een voorproefje geven, schatje, zei Nick in zichzelf. Hij excuseerde zich en ging zijn kamer in om zijn arm te verzorgen. Toen hij klaar was, ging hij weer naar haar toe. Ze wachtte op hem op de bank.
  
  'Wil je een drankje voor me maken?' vroeg ze. 'De bar is daar, Nick. Gooi je er niet te veel water in?'
  
  Nick liep naar de bar en tilde het deksel op. De achterkant van het deksel was aluminium, net een spiegel. Hij kon Vivian zien zitten gluren. Er hing een bepaalde geur in de kamer, rook Nick. Een geur die er gisteren, noch vannacht geweest was. Het was een geur die hij kende, maar niet dadelijk kon thuisbrengen.
  
  'Wat dacht je van een Manhatten?' vroeg hij, terwijl hij de vermouthfles pakte.
  
  'Geweldig,' antwoordde Vivian. 'Ik weet zeker dat jij hele lekkere maakt.'
  
  'Redelijk,' zei Nick, nog steeds bezig de geur te identificeren. Hij boog zich naar een klein, goudkleurig pedaalemmertje en liet het zegel van de fles erin vallen. Terwijl hij dat deed zag hij een half opgerookte sigaar op de bodem liggen. Natuurlijk, nu wist hij het. Het was de geur van een goede Havanna.
  
  'Wat heb je vandaag gedaan?' vroeg hij vriendelijk, terwijl hij de drankjes roerde. 'Heb je bezoek gehad?'
  
  'Niemand behalve het dienstmeisje,' antwoordde Vivian. 'Ik heb het grootste gedeelte van de ochtend zitten bellen en vanmiddag ben ik met pakken begonnen. Ik wilde geen bezoek. Ik wilde alleen zijn.'
  
  Nick zette de drankjes op de koffietafel en wist wat hij ging doen. Haar bedrog had nu lang genoeg geduurd. Wat zij er precies mee te maken had, wist hij nog niet, maar een eerste klas snol was ze in ieder geval wel. Hij dronk zijn Manhattan in één teug leeg en zag Vivian verbaasd kijken. Nick ging naast haar op de bank zitten en glimlachte.
  
  'Goed, Vivian,' zei hij vrolijk. 'Het spel is uit. Biecht maar op.'
  
  Ze keek verward en fronste haar wenkbrauwen. 'Wat?' vroeg ze. 'Ik begrijp je niet, Nick.'
  
  'Jij begrijpt het best,' glimlachte hij. Het was zijn dodelijke glimlach en ongelukkigerwijs kende zij die niet. 'Begin maar te praten. Als je niet weet waar je moet beginnen, vertel me dan eerst wie je bezoeker vanmiddag was.'
  
  'Nick,' lachte ze zachtjes. 'Ik begrijp je echt niet. Wat is er aan de hand?'
  
  Hij sloeg haar hard met zijn vlakke hand in haar gezicht. Haar Manhattan vloog door de kamer en door de kracht van de klap viel ze op de grond. Hij trok haar omhoog en sloeg haar weer, deze keer alleen niet zo hard. Ze viel op de bank. Nu stond er echte angst in haar ogen te lezen.
  
  'Ik doe dit niet graag,' zei Nick tegen haar. 'Het is niet mijn manier van doen, maar mijn moeder zei altijd dat ik wel meer dingen zou moeten doen die ik niet leuk zou vinden. Zo, schatje, ik stel voor dat je nu begint te praten, anders doe ik het op de harde manier. Ik weet dat hier vanmiddag iemand was. Er ligt een sigaar in de pedaalemmer en het hele huis ruikt naar sigarenrook. Als je van buiten komt, zoals ik, valt dat meteen op. Daar had je niet op gerekend, hè? Nou, wie was het?'
  
  Ze keek kwaad naar hem en draaide haar hoofd bokkig opzij. Hij greep haar korte, blonde haar en sleepte haar voort. Toen ze de grond raakte, schreeuwde ze het uit van de pijn. Terwijl hij haar nog steeds bij haar haar vasthield, trok hij haar hoofd omhoog en hief dreigend zijn hand. 'Nee! Oh, nee, alsjeblieft!' smeekte ze met doodsangst in haar ogen.
  
  'Alleen al voor Todd zou ik je met plezier een paar meppen willen verkopen,' zei Nick. 'Maar ik ben hier niet om mijn persoonlijke gevoelens te uiten. Ik ben hier om de waarheid te horen. Nou, wil je praten, of klappen hebben?'
  
  'Ik zal praten,' snikte ze. 'Alsjeblieft, laat me los ... Je doet me pijn!'
  
  Nick tilde haar aan haar haren op en ze gilde opnieuw. Hij gooide haar op de bank. Ze ging rechtop zitten en keek hem met een mengsel van respect en haat aan.
  
  'Geef me eerst een ander drankje,' zei ze. 'Alsjeblieft, ik ... ik heb er een nodig.'
  
  'Goed,' zei hij. 'Ik ben niet onredelijk.' Hij ging naar de bar en begon een andere Manhattan te mixen. Een goede borrel zou misschien haar tong wat losser maken. Toen hij de drankjes schudde, keek hij in de aluminium achterkant van het bardeksel. Vivian Dennison zat niet meer op de bank en plotseling zag hij haar hoofd weer verschijnen. Ze was opgestaan en liep langzaam naar hem toe. In één hand hield ze een erg scherpe briefopener met een koperen handvat in de vorm van een draak.
  
  Nick bewoog zich niet, behalve om de Manhattan van de mixer in een glas te doen. Ze was nu bijna bij hem en hij zag haar hand omhoog gaan om hem neer te steken. Met een bliksemsnelle beweging gooide hij het glas Manhattan over zijn schouder in haar gezicht. Ze knipperde onwillekeurig met haar ogen. Hij greep de briefopener en draaide haar arm om. Vivian schreeuwde, maar Nick hield haar arm op haar rug.
  
  'Nu zul je praten, jij kleine leugenaarster,' zei hij. 'Heb jij Todd vermoord?'
  
  Hij had daar eerst niet aan gedacht, maar nu zij hem wilde vermoorden, achtte hij haar daartoe best in staat.
  
  'Nee,' hijgde ze. 'Nee, ik zweer het!'
  
  'Wat had je ermee te maken?' vroeg hij, terwijl hij haar arm verder draaide.
  
  'Alsjeblieft,' krijste ze. 'Alsjeblieft, stop, je vermoordt me ... stop!'
  
  'Nog niet,' zei Nick. 'Maar ik zal het zeker doen als jij niet praat. Wat had jij met de moord op Todd te maken?'
  
  'Ik vertelde hen... ik vertelde hen wanneer hij van de plantage terug zou komen, wanneer hij alleen zou zijn.'
  
  'Jij verraadde Todd,' zei Nick. 'Jij verraadde je eigen man.'.Hij smeet haar tegen de rand van de bank en hield haar aan haar haar vast. Hij moest zich inhouden om haar niet koud te maken.
  
  'Ik wist niet dat ze hem zouden vermoorden,' hijgde ze. 'Je moet me geloven, ik wist het niet. Ik ... ik dacht dat ze hem alleen bang wilden maken.'
  
  'Ik zou je niet eens meer geloven als je me vertelde dat ik Nick Carter was,' schreeuwde hij tegen haar. 'Wie zijn zij?'
  
  'Dat mag ik je niet vertellen,' zei ze. 'Ze zullen me vermoorden.'
  
  Hij sloeg haar weer en hoorde haar tanden rammelen. 'Wie was hier vanmiddag?'
  
  'Nee. Dat mag ik niet zeggen,' zei ze snikkend. 'Ze zullen me vermoorden. Dat hebben ze me zelf gezegd.'
  
  'Het ziet er niet best voor je uit,' gromde Nick tegen haar. 'Want ik ga je vermoorden als je het niet vertelt.'
  
  'Dat doe je niet,' zei ze, met een blik die haar angst niet langer kon verbergen. 'Dat doe je niet,' herhaalde ze, 'maar zij wel.'
  
  Nick vloekte in zichzelf. Ze wist dat ze gelijk had. Hij zou haar niet vermoorden, niet zo, niet onder normale omstandigheden. Hij pakte haar bij haar pyjama vast en schudde haar als een lappenpop heen en weer.
  
  'Misschien vermoord ik je niet, maar ik zal ervoor zorgen dat je me smeekt het wel te doen,' snauwde hij tegen haar. 'Wat kwamen ze hier vanmiddag doen? Waarom waren ze hier?'
  
  'Ze wilden het geld,' zei ze, naar adem snakkend.
  
  'Welk geld,' vroeg hij, terwijl hij de stof om haar nek strakker aantrok.
  
  'Het geld dat Todd opzij had gelegd om de plantage het eerste jaar draaiende te houden,' schreeuwde ze. 'Je ... je wurgt me.'
  
  'Waar is het?'
  
  'Dat weet ik niet,' zei ze. 'Ergens op een bank. Het was voor een fonds van de bedrijfsonkosten. Todd dacht dat de plantage aan het eind van het eerste jaar wel winst zou maken.'
  
  'Wie zijn zij?' vroeg hij weer, maar ze liet zich niet overdonderen. Ze werd koppig en knorrig.
  
  'Ik vertel het je niet,' zei ze.
  
  'Wat heb je ze vanmiddag verteld?' probeerde Nick weer. 'Ze zijn vast niet zonder iets weggegaan.'
  
  Hij zag de kleine verandering in de blik van haar ogen en wist meteen dat ze weer ging liegen. Hij trok haar omhoog, zodat ze stond. 'Nog één leugen en ik zal je niet vermoorden, maar jij zal mij smeken je af te maken,' zei hij wild. 'Wat heb jij ze vanmiddag verteld?'
  
  'Ik heb ze verteld wie wel weet waar het geld is, de enige persoon die het weet: Maria.'
  
  Nick voelde zijn vingers strakker de strot van Vivian omklemmen en zag weer de angstige blik in haar ogen verschijnen.
  
  'Ik zou je eigenlijk moeten vermoorden,' zei hij. 'Maar ik heb andere, betere plannen met jou. Jij gaat met mij mee. Eerst pikken we Maria op en dan gaan we naar een zekere politiechef die ik zijn gang met jou laat gaan.'
  
  Hij duwde haar de gang in, terwijl hij haar bij haar arm vasthield. 'Laat me andere kleren aantrekken,' protesteerde ze.
  
  'Geen tijd,' antwoordde hij. Nick duwde haar de gang in. 'Waar jij naar toe gaat geven ze jou wel een nieuwe jurk en een nieuwe bezem.'
  
  Hij dacht aan Maria Hawes. Deze valse, egoïstische heks had haar ook verraden. Maar ze zouden Maria niet vermoorden, nog niet, tenminste. In ieder geval, niet zo lang ze haar mond zou dichthouden. Toch wilde hij naar haar toe gaan en haar naar een veilige plaats brengen. De onderschepte geldzending werd hard gemist. Dat betekende dat het voor andere doeleinden was bestemd. Hij vroeg zich af of het niet beter was om Vivian hier in haar appartement te laten en haar aan het praten te brengen. Hij vond het niet zo'n goed idee, maar als het moest kon hij het doen. Nee, besloot hij, eerst Maria Hawes. Vivian had hem verteld waar Maria woonde. Het was met de auto tien minuten rijden. Toen ze bij de draaideur in de lobby kwamen, nam Nick samen met haar één ruimte. Hij zou haar niet laten ontsnappen. Ze waren net door de draaideur heen toen er geweerschoten klonken. In een bliksemsnelle reactie liet hij zich op de grond vallen en trok Vivian met zich mee. Maar de dood is razendsnel. Hij hoorde het ploppende geluid van kogels die zich in een lichaam drongen.
  
  Het meisje viel voorover. Met zijn Luger in zijn hand draaide hij haar om. Ze was dood, er waren drie kogels in haar borstkas gedrongen. Hoewel hij wist dat hij niets zou zien keek hij toch. De vogels waren gevlogen. Ze hadden haar opgewacht en bij de eerste de beste gelegenheid toegeslagen. Er kwamen nu andere mensen aanrennen. 'Blijf bij haar,' zei Nick tegen de eerste die aankwam. 'Ik ga een dokter halen.'
  
  Hij rende de hoek om en sprong in zijn auto. Iets wat hij nu totaal niet nodig had was de politie van Rio. Hij vond het stom van zichzelf dat hij Vivian niet aan het praten had gebracht. Alles was ze wist was met haar in het graf gegaan.
  
  Met een levensgevaarlijke snelheid reed hij door de stad. Het gebouw waar Maria Hawes woonde bleek een klein, onopvallend pension te zijn. Ze woonde op nummer 2A.
  
  Hij drukte op de bel en rende de trap op. De deur van het appartement stond op een kier. Plotseling had hij een diep vermoeden dat werd bevestigd toen hij de deur openduwde. Hij hoefde niet te roepen, want ze was hier niet meer. Het appartement was één puinhoop: de laden waren omgekeerd, de stoelen en tafel omgegooid en de kasten overhoop gehaald. Ze hadden haar al in handen. Maar de rotzooi die hij voor zich zag, vertelde hem één ding: Maria had het nog niet verteld. Als dat wel het geval was geweest, hadden ze haar kamer niet centimeter voor centimeter hoeven doorzoeken. Ach, ze zouden haar wel aan het praten krijgen, daar was hij zeker van. Maar zolang ze haar mond hield, was ze veilig. Er was misschien nog tijd om haar te bevrijden, als hij maar wist waar ze zat.
  
  Zijn ogen, getraind op het vinden van kleine details, die anderen over het hoofd zouden zien, dwaalden rond. Er lag iets bij de deur, op het tapijt van de gang. Roodachtige, dikke modder. Hij pakte er wat van en rolde het tussen zijn vingers. Het was goede, zware modder en hij had het eerder gezien in de bergen. De schoen of laars die het binnen moest hebben gebracht, kwam direct vanuit de bergen. Maar waar? Een van de grote boerderijen van het Verbond misschien? Of bij Rojadas' hoofdkwartier in de bergen. Nick besloot Rojadas te nemen.
  
  Hij rende naar beneden en reed zo snel als hij kon naar de estrada. De oude missiepost, had Jorge hem verteld, was in de bergen, vlakbij de Barra do Pirai.
  
  Hij had Vivian naar Jorge willen brengen om hem te overtuigen, maar nu had hij nog even weinig bewijs als eerst. Terwijl hij over de weg scheurde, zette Nick alle feiten op een rijtje. Als hij de juiste conclusies trok, werkte Rojadas voor een paar grote bazen. Hij gebruikte anarchistische klungels, maar hij had ook een paar professionals, zonder twijfel gekregen van dezelfde mensen die ook zijn geld verzorgden. De grote bazen wilden veel meer dan de bouw van Todds plantage stopzetten, dat wist hij zeker. En het Verbond was niet meer dan een vervelende bijkomstigheid. Tenzij ze hun krachten voor een gemeenschappelijk doel hadden verenigd. Dat was al eerder voorgekomen, overal en heel vaak. Het was een mogelijkheid, maar het leek Nick vrij onwaarschijnlijk. Als Rojadas en het Verbond besloten hadden samen te werken, zou vrijwel zeker het aandeel van het Verbond uit geld bestaan. De leden konden individueel of collectief het geld voor het bod aan Todd hebben verzameld. Maar dat hadden ze niet gedaan. Het geld kwam uit het buitenland en weer vroeg Nick zich af waarvandaan. Hij had het gevoel dat hij binnenkort alles te weten zou komen.
  
  De afslag naar Los Reyes lag nu al achter hem. Waarom moest Jorge nou zo de pest aan hem hebben? Hij kwam bij een bocht met een wegwijzer. De ene pijl wees naar links en de andere naar rechts. Op het bord stond: 'Barra do Mansa-links,' en 'Barra do Pirai-rechts.'
  
  Nick sloeg rechtsaf en kon even later de dam in het noorden zien liggen. Toen hij verder reed kwam hij bij een groepje huizen. Alle huizen waren donker, behalve één. Hij zag het vuile, houten bord met 'Bar' erop. Hij stopte en ging naar binnen. Gepleisterde muren en een paar ronde tafels, dat was de bar. Een verlaten man, die achter de tap stond, groette hem. De tapkast was van steen en deed primitief aan.
  
  'Por favor,' vroeg Nick. 'Onde fica a mission velho?'
  
  De man glimlachte. 'De oude missiepost,' zei hij. 'Het hoofdkwartier van Rojadas? Neem de eerste oude bergweg links. Ga recht omhoog. Als je de top hebt bereikt, zul je de oude missiepost aan de andere kant zien liggen.'
  
  'Muito obrigado,' zei Nick, terwijl hij zich naar buiten haastte. Het gemakkelijke gedeelte was voorbij, dat wist hij. Hij vond de oude bergweg en joeg de auto over de steile, nauwe paden omhoog. Er was een open plek en hij besloot zijn auto daar neer te zetten. Hij ging te voet verder.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 7
  
  
  
  
  De zwaargebouwde man, gekleed in een wit hemd en een witte broek, veegde een straaltje zweetdruppels van zijn voorhoofd en blies een wolk rook in de stilte van de kamer. Met zijn linker hand trommelde hij zenuwachtig op het bureau. De geur van de Havannasigaar vulde de eenvoudige kamer, die tegelijk kantoor en woonruimte was. De man spande zijn krachtige schouderspieren en haalde een paar keer diep adem. Hij wist dat hij eigenlijk in bed moest zijn om zich voor te bereiden op amanha ... op morgen. Het enige wat hij altijd trachtte te nemen was een goede nachtrust. Hij wist dat hij toch niet kon slapen. Morgen zou de grote dag zijn. Vanaf morgen zou de naam Rojadas naast Lenin, Mao en Castro een plaats in de geschiedenisboeken krijgen. Hij kon nog steeds niet slapen van de zenuwen. In plaats van vertrouwen en opwinding voelde hij de laatste dagen rusteloosheid en zelfs een beetje angst. Het was nu voor het grootste gedeelte verdwenen, maar het had langer geduurd dan hij had gedacht. De moeilijkheden en problemen stonden nog té vers in zijn geheugen. Sommige problemen waren zelfs nog niet helemaal opgelost.
  
  Misschien was de woede van de laatste weken er nog steeds. Hij was een voorzichtig man, iemand die zorgvuldig te werk ging en ervoor zorgde dat alle nodige voorzorgsmaatregelen getroffen waren. Het moest gewoon op die manier gebeuren. Hij had het meest de pest. in als hij plotseling en noodzakelijk veranderingen in zijn plannen aan moest brengen. Daarom had hij de laatste dagen zo'n rothumeur en last van zijn zenuwen. Hij ijsbeerde met grote, zware stappen door de kamer. Af en toe stond hij even stil om een trekje aan zijn sigaar te nemen. Hij dacht na over de dingen die gebeurd waren en voelde zijn woede weer opborrelen. Waarom moest het leven nou ook zo verrekte onvoorspelbaar zijn? Het begon allemaal met de eerste Americano, die Dennison met zijn rot plantage. Totdat die Americano met zijn 'geweldige' plannen kwam, had hij altijd de mensen uit de bergen in zijn macht gehad. Hij kon hen maken of breken. En toen plotseling, in één nacht, was de hele sfeer veranderd. Zelfs Jorge Pilatto, de naïeve gek, had voor Dennison en zijn plannen partij gekozen. Niet dat dat belangrijk was. Het volk was het grote probleem.
  
  Eerst had hij geprobeerd de bouw van de plantage zodanig te vertragen dat de Americano zijn plannen op zou geven. Maar die weigerde op te geven en het was steeds meer op een plantage gaan lijken. Tegelijkertijd begon het volk steeds meer hoop op een betere toekomst en betere vooruitzichten te krijgen, 's Nachts had hij ze voor het halfklare hoofdgebouw van de plantage zien bidden. Hoewel hij het idee niet leuk vond, wist hij dat er actie moest komen. De bevolking nam een verkeerde houding aan en moest weer naar zijn hand gezet worden. Gelukkig voor hem was het tweede gedeelte van het plan veel beter opgezet. Zijn leger goed opgeleide en goed getrainde mannen stond klaar. Er waren voor het eerste gedeelte van het plan genoeg geweren en er was zelfs een reservelegertje. Toen de plantage bijna klaar was, kon Rojadas alleen nog maar besluiten zijn plannen sneller uit te voeren.
  
  De eerste stap was het zoeken van een andere manier om de Americano te pakken. Hij had een dienstmeisje voor de Dennisons in Rio geplaatst. Het was eenvoudig om het echte dienstmeisje te laten verdwijnen en daar een ander neer te planten. De informatie die het meisje doorgaf bracht Rojadas geluk en bleek van onschatbare waarde te zijn. De senhora Dennison was net zo geïnteresseerd in het stoppen van de bouw van de plantage als hij. Daar had ze haar eigen redenen voor. Ze hadden de koppen bij elkaar gestoken en maakten een paar afspraken. Ze "was van het type nogal zelfverzekerde, hebberige, kortzichtige, eigenlijk domme vrouwen. Hij had ervan genoten haar te gebruiken. Rojadas lachte kort en krachtig. Het leek allemaal zo eenvoudig.
  
  Toen Dennison was opgeruimd, dacht hij dat dat het einde zou zijn en zette zijn eigen rooster weer in werking. Kort daarna verscheen er een tweede Americano. Het bericht dat hij toen direct van het hoofdkwartier kreeg was alarmerend en tegelijk indrukwekkend. Hij moest uiterst voorzichtig te werk gaan en onmiddellijk toeslaan. De aanwezigheid van die man, ene Nick Carter, had heel wat stof doen opwaaien. Eerst dacht hij dat ze in het hoofdkwartier schromelijk overdreven. Ze zeiden dat hij een especialisto, een specialist in het spionagevak, was. De beste van de wereld zelfs. Ze konden met hem geen risico's nemen. Rojadas perste zijn lippen op elkaar. Het hoofdkwartier was niet ten onrechte ongerust geweest. Hij veegde een straaltje zweet van zijn wenkbrauw. Als ze geen speciale agenten hadden gestuurd, zou die Nick Carter zelfs voor meer moeilijkheden hebben kunnen zorgen. Hij was blij dat ze zijn man Sollimage op tijd hadden kunnen bereiken.
  
  Hij wist dat het al te laat was om het plan stop te zetten, maar vervloekte het toeval, al die kleinigheden die verkeerd waren gegaan. Als hij de definitieve afrekening met die Dennison had uitgesteld, had alles misschien veel rustiger kunnen verlopen. Maar hoe kon hij in godsnaam weten dat die N3 onderweg naar Rio en bevriend met Dennison was? Ah, altijd dat stomme toeval! En dan dat góudschip dat in Amerika was onderschept. Die Nick Carter wist dat ook. Hij was net een geleid projectiel, net zo onwankelbaar en meedogenloos. Het zou leuk zijn als hij hem kwijt kon raken.
  
  En dan nog dat meisje. Hij had haar in handen, maar ze was koppig. Niet dat het hem niet zou lukken alles eruit te krijgen, maar ze was iets heel aparts. Hij wilde haar niet voor de honden gooien. Ze was té mooi. Hij zou haar zijn vrouw kunnen maken en hij likte zijn zware, dikke lippen al af. Uiteindelijk zou hij niet langer een duistere leider van een kleine extremistische groep zijn, maar iemand van wereldformaat. Zo'n vrouw als zij zou wel bij hem passen. Rojadas gooide zijn sigaar weg en nam een flinke teug water uit het glas dat op het nachtkastje stond. De meeste vrouwen zien altijd wel vrij snel wat het beste voor hen is. Misschien dat als hij alleen naar haar toeging en een vriendelijk, rustig gesprek hield, hij enig resultaat zou krijgen.
  
  Ze was al langer dan vier uur in een van de kleinste cellen beneden. Het had haar tijd om na te denken gegeven. Hij keek op zijn horloge. Het zou hem wel zijn nachtrust kosten, maar hij kon het altijd proberen. Als hij haar zover kon krijgen dat ze zou zeggen waar het geld was, zouden de zaken er al veel beter voorstaan. Het betekende dan ook dat ze met hem in zee wilde gaan. Hij voelde zich van binnen tintelen van opwinding. Toch moest hij voorzichtig zijn. Het zou ook moeilijk voor hem worden zijn handen thuis te houden. Hij zou haar willen strelen en liefkozen, maar daar had hij nu geen tijd voor.
  
  Rojadas streek zijn dikke, vette haar naar achteren en deed de deur open. Hij liep snel de stenen trap af, sneller dan je zou verwachten van zo'n zware man. De deur van de kleine ruimte, die eens de kluis van een oude monnik was geweest, was vergrendeld. Door een kleine opening in de deur kon hij Maria in een hoekje zien zitten. Ze deed haar ogen open toen hij de grendel van de deur schoof en stond op. Hij kon net een glimp van haar kruis opvangen. Een onaangeroerde empada, een vleestaart, lag op een bord naast haar. Hij ging naar binnen, deed de deur achter zich dicht en glimlachte tegen het meisje.
  
  'Maria, liefje,' zei hij vriendelijk. Hij had een rustige vriendelijke stem, die ondanks zijn kalmte nog behoorlijk ver hoorbaar was. 'Het is dom om niet te eten. Dat is geen manier van doen.'
  
  Hij zuchtte en schudde zijn hoofd droevig. 'We moeten eens praten, jij en ik,' zei hij tegen haar. 'Je bent een te intelligent meisje om onredelijk te zijn. Je zou me ontzettend goed met mijn werk kunnen helpen, Maria. Je kunt de wereld aan je voeten hebben, schatje. Denk na, je kunt een toekomst krijgen waar ieder meisje je om zal benijden. Er is geen enkele reden voor jou om niet met mij samen te werken. Jij bent die Americanos helemaal niets schuldig. Ik wil je geen kwaad doen, Maria. Je bent daar veel te mooi voor. Ik heb je hier gebracht om je te overtuigen, te laten zien wat goed is.'
  
  Rojadas slikte even toen hij naar de ronde, volle borsten van het meisje keek.
  
  'Je moet trouw zijn aan je volk,' zei hij. Zijn ogen keken naar haar rood satijnen lippen. 'Je hoort achter ons te staan en niet tegen ons te zijn, schatje.'
  
  Hij bekeek haar lange, slanke benen. 'Denk aan je toekomst. Vergeet het verleden. Ik ben in jouw welzijn geïnteresseerd, Maria.'
  
  Hij friemelde zenuwachtig met zijn handen. Eigenlijk wilde hij haar borsten kneden en haar lichaam tegen zich aanvoelen, maar dat zou alles verpesten. Hij moest het heel handig aanpakken. Dat zou ze waard zijn. Hij hield zich in en sprak rustig, vriendelijk en op een vaderlijke manier. 'Zeg eens iets, schatje,' zei hij. 'Je hoeft niet bang te zijn.'
  
  'Loop naar de maan,' antwoordde Maria. Rojadas beet op zijn lip en probeerde zich in te houden, maar het lukte niet.
  
  'Wat is er met je aan de hand?' barste hij uit. 'Doe niet zo stom! Wie denk je dat je bent, Jeanne d'Arc? Je bent niet groot genoeg, niet belangrijk genoeg de martelares te spelen.'
  
  Hij zag dat ze hem venijnig aan stond te staren en stopte zijn donderrede. Hij glimlachte weer.
  
  'We zijn allebei doodmoe, schatje,' zei hij. 'Ik heb alleen maar het beste met je voor. Maar ja, morgen praten we wel verder. Denk nog maar een nachtje. Je zult merken dat Rojadas begrijpt en vergeeft, Maria.'
  
  Hij ging de cel uit, deed de grendel op de deur en ging naar zijn kamer. Ze was net een tijgerin en hij had zijn tijd alleen maar verspild. Maar als het niet goedschiks ging, dan maar kwaadschiks. Sommige vrouwen zijn alleen maar de moeite waard als ze doodsbang zijn. Voor haar zou dat de volgende dag nog moeten blijken. Gelukkig was hij van die Amerikaanse agent af. Dat was tenminste één kopzorg minder. Hij kleedde zich uit en viel meteen in slaap. Klaas Vaak komt altijd snel bij mensen met een schoon geweten ... en bij diegenen die helemaal geen geweten hebben.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 8
  
  
  
  
  De schaduw kroop naar een richel en verkende de toestand op het lager gelegen plateau, dat door het maanlicht goed zichtbaar was. De missiepost was op een open plek gebouwd en had rondom een tuin. Er was een hoofdgebouw en twee bijgebouwen, die een kruisvormige constructie vormden. De gebouwen waren door open gangen met elkaar verbonden. Doordat er kerosine lampen aan de buitenmuren en gangen brandden, hing er een middeleeuwse sfeer. Nick verwachtte min of meer een rij zwijgende monniken te zullen zien lopen. Zelfs in het donker kon hij zien dat het hoofdgebouw goed onderhouden was. Op het kruispunt van het hoofdgebouw met de bijgebouwen stond een vrij hoge toren met een grote klok. De twee bijgebouwen waren niet veel soeps. Beide waren slecht onderhouden. Het linkergebouw leek net een lege schelp en de ramen hadden geen glas. Het dak was gedeeltelijk ingestort, waardoor de vloer bezaaid was met puin.
  
  Nick bekeek alles nog eens goed. Behalve het zachte kerosinelicht, leek de missiepost verlaten. Er waren geen bewakers, er was geen patrouille: het leek totaal uitgestorven. Rojadas voelde zich hier helemaal veilig, dacht Nick, of Maria Hawes hadden ze ergens anders gebracht. Er was altijd een kans dat Jorge toch gelijk had en dat alles gewoon toevallig zo gebeurde. Misschien was Rojadas er al vandoor? Zo niet, waarom had hij dan geen wachtposten uitgezet? Het was natuurlijk duidelijk dat hij achter het meisje aan zou komen. Hij kon maar op één manier antwoorden krijgen en dus bewoog hij zich tussen het struikgewas en tussen de hoge bomen naar de missiepost. De ruimte aan de voorkant was te kaal, dus liep hij met een boog naar rechts.
  
  Aan de achterkant van het hoofdgebouw was de scheiding niet groter dan 15 à 20 meter. Toen hij daar aankwam, zag hij drie nogal vreemd uitziende schoolbussen staan. Hij keek op zijn horloge. Er was vannacht nog genoeg tijd, maar hij wist dat als hij naar binnen wilde, het nu moest gebeuren, gedekt door de duisternis. Hij bleef aan de rand van het bos staan, keek nog eens om zich heen en rende toen naar de achterkant van het hoofdgebouw. Nadat hij nog een keer had rondgekeken, glipte hij naar binnen. Het was schemerig in het gebouw, maar door de kerosinelampen zag hij dat hij zich in de vroegere kapel bevond. Er kwamen vier gangen op deze ruimte uit.
  
  Nick hoorde gelach, het gelach van een man en vrouw. Hij besloot een andere gang te proberen en glipte er net in toen hij een telefoon hoorde rinkelen. Het kwam van de verdieping daarboven, bereikbaar via een stenen trapje aan het eind van de gang. Iemand nam de telefoon op en hij hoorde een gedempte stem. Het hield plotseling op en het was even stil. Toen brak er een hels kabaal los. Eerst klonk het geluid van een sirene, gevolgd door korte kreten, scheldwoorden en het geluid van voetstappen. Omdat het doordringende geluid van de sirene maar door bleef gaan, besloot Nick in de kapel dekking te zoeken.
  
  Hoog in de muur was een klein raam, waaronder een bank' stond. Nick ging erop staan en keek door het raam naar buiten. Op het erf waren nu ongeveer dertig man, waarvan de meesten niet meer dan een korte broek aanhadden. Blijkbaar had het alarm hun slaap onderbroken, want hij zag ook een stuk of tien vrouwen, die met hun blote borsten of in dunne hemdjes rondliepen. Nick zag een man naar buiten komen en de leiding nemen. Het was een grote, zwaar gebouwde man met dit zwart haar, dikke lippen in een groot hoofd met een kalme, heldere stem.
  
  'Pressa!', commandeerde hij. 'Schiet op! Maak een cirkel in het bos en loop hiernaartoe. Als hij naar binnen is geglipt, krijgen we hem wel te pakken.'
  
  Terwijl de anderen gingen zoeken, draaide de grote man zich om en beval een vrouw met hem mee naar binnen te komen. De meesten hadden geweren of pistolen en patronenriemen over hun schouders. Nick ging weer op de grond staan. Het was duidelijk dat ze hem zochten.
  
  Hij was ongezien en blijkbaar onverwacht naar binnen geglipt en na een telefoontje breekt er plotseling een hel los. Dat telefoontje was de aanleiding, maar wie had gebeld, wie zou hem hier verwachten? Nick fluisterde zachtjes een naam ... Jorge. Het moest Jorge wel zijn. De politiechef had natuurlijk ontdekt dat Nick het land niet verlaten had, dacht meteen aan Rojadas en sloeg snel alarm. Hij voelde een golf van teleurstelling door hem heen gaan. Had Jorge wat met Rojadas te maken, of was dit weer zo'n stomme zet van hem? Maar ja, hij had nu geen tijd om daarover na te denken. Hij moest zich verbergen en wel zo snel mogelijk. De mensen buiten naderden al en hij hoorde hen naar elkaar roepen. Rechts van hem was een andere stenen trap die op een L-vormig balkon uitkwam. Vroeger, dacht hij, had hier waarschijnlijk het koor gestaan. Voorzichtig liep hij over het balkon en ging een gang in. Aan het einde van de gang zag hij een deur op een kier staan.
  
  ROJADAS-PRIVATO luidde de tekst op een bord aan de deur. Het was een grote kamer. Tegen een van de muren stond een bed en er was een klein zijkamertje met een w.c. en een wastafel. Tegen de muur er tegenover stond een groot, eikenhouten bureau, dat bezaaid lag met tijdschriften en een kaart van Rio de Janeiro. Maar zijn aandacht werd vooral getrokken door de posters van Fidel Castro en Che Guevara, die boven het bureau hingen. Nicks gedachten werden onderbroken door wat gestommel onderaan de trap. Ze waren weer terug in het gebouw.
  
  'Doorzoek iedere kamer,' hoorde hij de rustige stem zeggen. 'Schiet op!'
  
  Nick rende naar de deur en keek het halletje in. Aan de andere kant van het halletje was een stenen wenteltrap. Zo zacht als hij kon rende hij ernaartoe. Hoe verder hij naar boven ging, hoe smaller de trap werd. Hij wist nu vrijwel zeker waar hij op uitkwam... de klokkentoren! Hij kon zich daar verbergen tot alles rustig was geworden en dan Maria gaan zoeken. Eén ding wist hij zeker: er zouden geen vriendelijke paters naar boven komen om de klokken te luiden. Plotseling bevond hij zich weer in de nachtlucht en zag de omtrekken van de zware klokken. De trap kwam op een klein houten platform uit, dat gemaakt was voor de klokkenluiders. Als hij zich laag hield, bedacht Nick, kon hij vanaf het platform het hele erf overzien. Hij kreeg een idee. Als hij een paar karabijnen kon verzamelen, zou hij vanaf deze plek alles op het erf kunnen raken. Hij zou dan best een behoorlijke groep mensen op afstand kunnen houden, tenzij ze een stormloop zouden nemen. Dat was helemaal geen slecht idee.
  
  Om alles wat beter te kunnen zien, boog hij zich voorover en toen gebeurde het. Hij hoorde eerst een scherp gekraak, toen het versplinterende geluid van rot hout dat het begeeft. Hij voelde zich voorover in de zwarte schacht van de klokkentoren vallen. Door het automatische instinkt om zijn huid te redden, zocht hij wanhopig naar houvast. Hij voelde zijn handen de klokkentouwen grijpen. De ouwe, ruwe touwen schuurden zijn handen wel open, maar hij bleef hangen. Onmiddellijk begonnen de zware klokken te luiden. Verdomme, vloekte hij in zichzelf, dit was wel helemaal het verkeerde moment om zijn aanwezigheid letterlijk en figuurlijk aan de grote klok te hangen.
  
  Hij hoorde het geluid van stemmen en naderende voetstappen en even later werd hij door vele handen uit de touwen getrokken. Doordat de trap zo smal was moesten ze achter elkaar lopen, maar Nick werd nauwlettend in de gaten gehouden. 'Loop rustig achter ons aan,' commandeerde de eerste man, terwijl hij een karabijn op Nicks buik gericht hield. Nick keek over zijn schouder achterom en schatte dat ze ongeveer met z'n zessen waren. Hij zag dat de karabijn van de eerste man een fractie naar links zwaaide toen hij even achterover wankelde. Nick duwde het geweer snel tegen de muur. Op het zelfde ogenblik trapte hij uit alle macht tegen de maag van de man. Hij viel achterover en kwam bovenop twee anderen terecht. Nick werd door een paar handen bij zijn benen vastgegrepen, trapte ze weg, maar werd weer gepakt. Snel greep hij Wilhelmina en sloeg met de kolf van de Luger bovenop het hoofd van de man. Nick bleef aanvallen, maar kwam nauwelijks verder. Het verrassingselement was verdwenen.
  
  Plotseling werd hij weer van achteren bij zijn benen gegrepen en viel voorover. Onmiddellijk sprongen een paar mannen bovenop hem en namen hem de Luger af. Doordat de gang zo smal was kon hij zijn lichaam niet draaien. Ze sleurden hem de trap af, zetten hem overeind en hielden een karabijn vlak voor zijn gezicht.
  
  'Eén beweging en je bent er geweest, Americano,' snauwde de man. Nick hield zich kalm en werd gefouilleerd naar andere wapens.
  
  'Niets meer,' hoorde hij een man zeggen en een andere maakte een teken met zijn karabijn dat Nick door moest lopen. Nick lachte in zichzelf. Hugo nestelde zich nog veilig en komfortabel in zijn mouw.
  
  De dikbuikige man wachtte in het kantoor met een patronenholster om zijn schouder. Hij was de man die Nick buiten leiding had zien geven. Er verscheen een ironisch lachje op zijn vette gezicht.
  
  'Zo, senhor Carter,' zei hij. 'Eindelijk ontmoetten wij elkaar eens. Ik had niet verwacht dat u zichzelf zo spectaculair zou aankondigen.'
  
  'Ik hou ervan om met veel omhaal binnen te komen,' zei Nick onschuldig. 'Dat is nou eenmaal een gewoonte van mij. Verder is het onzin dat u verwachtte dat ik zou komen. U wist na dat telefoontje pas dat ik zou komen.'
  
  'Dat is waar,' lachte Rojadas weer. 'Men had mij verteld dat u samen met de weduwe Dennison vermoord was. Tsja, ik heb alleen maar een stelletje amateurs, ziet u.'
  
  Dat is waar, dacht Nick, terwijl hij Hugo tegen zijn arm voelde. Daarom was het ook niet helemaal veilig. De schutters die voor Vivian Denni-sons appartement stonden, hadden hen allebei zien vallen en waren gevlucht.
  
  'U bent Rojadas,' zei Nick.
  
  'Sim, ik ben Rojadas,' zei hij. 'En u bent het meisje komen redden, hè?'
  
  'Dat was ik wel van plan, ja,' zei Nick.
  
  'U zult haar morgenochtend zien,' zei Rojadas. 'Voor de rest van de nacht zult u veilig opgeborgen worden. Ik wil persé slapen. Dat is een van mijn eigenaardigheden, zou je kunnen zeggen. Trouwens, de komende dagen zal ik toch weinig tijd om te slapen krijgen.'
  
  'U zou midden in de nacht de telefoon ook niet op moeten nemen. Dat haalt je uit je nachtrust,' zei Nick.
  
  'U zou ook niet de weg in kleine cafeetjes moeten gaan vragen,' verweerde Rojadas zich. 'De boeren hier vertellen mij alles door.'
  
  Dus dat was het. De man van het kleine cafeetje waar hij gestopt had. Het was Jorge toch niet geweest. Ergens was hij daar blij om.
  
  'Breng hem naar beneden en sluit hem in een cel op. Wissel de wacht om de twee uur.'
  
  Rojadas draaide zich om en Nick werd in een van de cellen gestopt die vroeger voor monniken bestemd waren. Een man hield de wacht voor de deur. Nick ging op de grond liggen. Hij strekte zich uit en spande en ontspande zijn spieren een paar maal. Het was een techniek van een Indiase fakir om je geestelijk en lichamelijk volkomen te ontspannen. Binnen een paar minuten sliep hij rotsvast.
  
  
  
  Net toen het zonlicht, dat door een klein en hoog raam binnenstroomde, hem wekte, werd de deur opengemaakt. Twee wachten bevalen hem op te staan en brachten hem naar het kantoor van Rojadas. Hij was net bezig zijn scheermes op te bergen en de zeep van zijn gezicht te vegen.
  
  'Ik heb me één ding af gevraagd,' zei Rojadas tegen Nick, terwijl hij hem peinzend stond aan te kijken. 'Of je misschien nuttig kan zijn om het meisje aan het praten te krijgen. Ik heb haar gisteravond een paar voorstellen gedaan en daar heeft ze over na kunnen denken. Maar dat zullen we zo te weten komen. Als dat niet het geval is, kunnen jij en ik het misschien op een akkoordje gooien, daar zijn jullie Amerikanen bekend om.'
  
  'Wat zou ik ermee kunnen winnen?' vroeg Nick. 'Je leven natuurlijk,' antwoordde Rojadas vrolijk.
  
  'En wat gebeurt er dan met het' meisje?'
  
  'Die blijft natuurlijk leven, tenminste, als zij ons vertelt wat wij willen weten,' antwoordde Rojadas. 'Daarom heb ik haar hiernaartoe gebracht. Ik noem mijn mensen amateurs, omdat ze dat in feite ook zijn. Ik wilde niet dat ze nog meer fouten zouden maken. Ze mocht niet eerder vermoord worden, dan dat ik alles wist. Maar nu ik haar gezien heb, wil ik niet meer dat ze vermoord wordt.'
  
  Nick had nog een paar vragen, hoewel hij de antwoorden hoogst waarschijnlijk wel wist. Toch wilde hij het van Rojadas zelf horen. Hij besloot de man een beetje te sarren.
  
  'Blijkbaar denken je vrienden het zelfde over jou ... amateur en klungel,' zei hij. 'Zij schijnen je tenminste niet erg te vertrouwen.'
  
  Hij zag het gezicht van de man betrekken. 'Waarom zegje dat?' zei Rojadas nijdig.
  
  'Ze hadden voor het belangrijke werk hun eigen mensen achter de hand,' antwoordde Nick nonchalant. 'En de miljoenen werden door een tussenpersoon verhandeld. Dat zegt toch wel genoeg, dacht ik zo.'
  
  'De twee Russische agenten waren aan Castro's
  
  troepen toegevoegd,' schreeuwde Rojadas. 'Ze waren voor deze operatie aan mij uitgeleend. Het geld ging via een tussenpersoon om enig direct verband met mij te vermijden. President Castro had het speciaal voor dit plan opzij gelegd.'
  
  Zo zat het dus in elkaar. Fidel zat erachter. Die was dus weer moeilijkheden aan het maken. Eindelijk werd het Nick allemaal duidelijk. Die twee professionals waren uitgeleend. De klungels waren natuurlijk van Rojadas. Zelfs dat gedoe met dat goud werd hem nu duidelijk. Als de Russen of Chinezen erachter hadden gezeten, zouden ze ook ongerust over het geld zijn geweest. Niemand vind het leuk om zoveel poen kwijt te raken. Zij zouden alleen niet zo fanatiek gereageerd hebben. Zij zouden niet zo wanhopig naar ander geld op zoek gaan.
  
  Hij had het gevoel dat Maria's overlevingskansen erg klein zouden zijn, tenzij ze zou gaan praten. Rojadas was nu wanhopig. Natuurlijk dacht Nick er niet aan om met hem te onderhandelen. Hij zou zijn belofte breken zodra hij zijn informatie zou hebben. Maar hij kon er tenminste wat tijd mee winnen.
  
  'Je had het over onderhandelen,' zei Nick tegen de man. 'Onderhandelde je ook met Todd Dennison? Komen jouw afspraken op die manier tot een einde?'
  
  'Nee, hij was niet meer dan een koppig obstakel,' antwoordde Rojadas. 'Hij was een bijzaak die afgehandeld moest worden.'
  
  'Omdat de plantage het tegendeel van jouw propaganda van wanhoop en ellende bewees,' concludeerde Nick.
  
  'Precies,' gaf Rojadas toe, terwijl hij de rook van zijn sigaar uitblies. 'Nu reageert het volk zoals wij willen.'
  
  'Waarop?' vroeg Nick. Dit was de sleutel voor de oplossing. Dit zou alles volkomen duidelijk maken.
  
  'Op massamoord,' zei Rojadas. 'Carnaval begint vandaag. Rio zal een zee van feestneuzen zijn. Alle belangrijke regeringsmensen zullen er ook zijn om het feest te openen. Men heeft ons verteld dat de opening bij gewoond zal worden door de President, de gouverneurs van de verschillende staten, leden van het kabinet en door de burgemeesters van de grote steden van Brazilië. En tussen de feestneuzen zullen mijn mannen en ik zelf ook zijn. Om ongeveer twaalf uur, wanneer alle regeringsmensen bij elkaar zullen zijn om het feest te openen, slaan wij toe. Een perfecte gelegenheid met een perfecte dekmantel, niet?'
  
  Nick antwoordde niet. Dat was niet nodig, want ze wisten allebei het antwoord maar al te goed. Het feest zou inderdaad een perfecte dekmantel zijn. Het zou Rojadas de gelegenheid geven toe te slaan en te ontkomen. Even was hij van plan Hugo in die vette borst te steken. Zonder de massamoord zou er geen staatsgreep komen, iets wat ze duidelijk van plan waren. Maar Rojadas vermoorden zou dat waarschijnlijk niet verhinderen. Misschien dat hij met die mogelijkheid wel rekening had gehouden en een plaatsvervanger had aangewezen. Nee, nu ingrijpen zou hem waarschijnlijk voor niets zijn leven kosten en het plan niet stop zetten. Hij moest het spelletje zo lang mogelijk meespelen, om in ieder geval voor wat dan ook het geschiktste moment te kunnen kiezen. 'Ik veronderstel dat je er wel voor zal zorgen dat het volk reageert,' begon hij.
  
  'Natuurlijk,' zei Rojadas glimlachend. 'Er zal niet alleen chaos en verwarring zijn, maar ook een plaats voor een leider. Wij hebben de mensen zoveel mogelijk opgehitst, revolutie gezaaid, bij wijze van spreken. We hebben genoeg geweren voor de eerste fase. Ieder van mijn mannen zal na de moord de opstand in een stad leiden. Verder hebben we enkele militaire officieren omgekocht, v zodat die ook wat kunnen overnemen. Er zullen de gebruikelijke mededelingen en aankondigingen zijn als wij de macht overnemen. Het is alleen maar een kwestie van timing.'
  
  'En die nieuwe regering wordt door ene Rojadas geleid,' zei Nick.
  
  'Een juiste veronderstelling.'
  
  'Het onderschepte geld had je nodig om meer geweren en munitie te kopen en hoge omes op jouw hand te zetten.'
  
  'Je begint het door te krijgen, amigo. De internationale wapenhandelaren zijn kapitalisten in de meest ware zin van het woord. Zij zijn vrije ondernemers, verkopen aan iedereen en vragen meer dan de helft voorschot. Daarom is senhor Dennisons geld zo belangrijk. We hebben gehoord dat het geld uit gewone Amerikaanse dollars bestaat. Daar zijn die handelaren veel happiger op.'
  
  Rojadas wendde zich tot een van de bewakers. 'Breng het meisje hier,' beval hij. 'Als de jongedame nog steeds niet wil meewerken, zal ik hardere methoden moeten gaan gebruiken, tenzij ze naar jou zal luisteren, amigo.'
  
  Nick leunde tegen de muur en dacht snel na. Twaalf uur was het dodelijke ogenblik. Binnen vier uur zou een verstandige, moderne regering worden vernietigd. Binnen vier uur zou een belangrijk lid van de Verenigde Naties, zogenaamd uit naam van het volk, veranderen in een land vol onderdrukking en slavernij. Binnen vier uur zou het grootste, populairste Carnaval ter wereld niets anders dan een masker voor moord zijn, een Carnaval om te moorden in plaats van om te lachen. Dood zou de dag overheersen in plaats van geluk. Fidel Castro staarde hem spottend vanaf de muur aan. Nog niet, makker, mompelde Nick in zichzelf. Ik zal er wat op vinden. Ik weet nog niet hoe, maar het zal lukken, het moet lukken.
  
  Hij keek naar de deurpost toen Maria binnenkwam. Ze droeg een witte zijden blouse en een eenvoudige zware rok. Haar ogen keken medelijdend naar Nick, maar hij knipoogde naar haar. Ze was bang, dat kon hij zien, maar ze had een vastberaden uitdrukking op haar gezicht.
  
  'Heb je over de dingen die ik gisteravond heb gezegd nagedacht, schatje?' vroeg Rojadas lief. Maria keek met een blik vol verachting naar hem en draaide zich om. Rojadas haalde zijn schouders op en liep naar haar toe. 'Dan zullen we jou eens een lesje geven,' zei hij droevig. 'Ik had gehoopt dat het niet nodig zou zijn, maar jij maakt het me onmogelijk. Ik ben van plan te weten te komen waar dat geld is en jou als vrouw te nemen. Ik weet zeker dat jij na mijn kleine voorstelling bereid bent mee te werken.'
  
  Opzettelijk langzaam knoopte hij Maria's blouse los en trok hem opzij. Met zijn grote hand rukte hij haar bh af en ontblootte daardoor haar volle, zachte borsten. Maria bleek strak voor zich uitkijken.
  
  'Ze zijn zo prachtig, niet?' zei hij. 'Het zou een schande zijn als er iets mee gebeurde, hè, schatje?'
  
  Hij deed een stap achteruit en keek haar aan, terwijl ze haar blouse weer dicht knoopte. De rode randen om haar ogen waren de enige aanwijzing dat ze iets voelde. Ze bleef strak voor zich uit staren en perste haar lippen op elkaar.
  
  Hij wendde zich tot Nick. 'Ik zou haar nog steeds willen sparen, begrijp je?' zei hij. 'Dus zal ik één van de meisjes opofferen. Het zijn allemaal hoeren die ik hier heb gebracht, zodat mijn mannen zich een beetje kunnen ontspannen na de oefeningen.'
  
  Hij richtte zich tot een bewaker. 'Haal die kleine, die magere met haar grote borsten en rood haar. Je weet wat je te doen staat. Breng daarna deze twee naar het oude gebouw, naar de stenen trap achterin. Ik kom zo.'
  
  Toen Nick naast Maria liep, voelde hij haar hand de zijne grijpen. Haar lichaam trilde.
  
  'Je kan jezelf redden, Maria,' zei hij zachtjes. 'Waarom?' vroeg ze. 'Zeker om dat varken aan me te laten friemelen. Ik ga liever dood. Senhor Todd stierf omdat hij iets voor het Braziliaanse volk wilde doen. Als hij kan sterven, kan ik het ook. Rojadas zal het volk niet helpen. Hij zal ze onderdrukken en als slaven gebruiken. Ik vertel hem niets.'
  
  Ze kwamen bij het oudste gebouw aan en werden door de achterdeur naar binnen geleid. Er waren acht stenen treden aan de achterkant. Waarschijnlijk had hier vroeger het altaar gestaan. Ze moesten van de bewaker bovenaan de trap gaan staan en de mannen gingen achter hen staan. Nick zag door een zij-ingang twee wachten een bloot, worstelend en vloekend meisje naar binnen sleuren. Ze sloegen haar en gooiden haar op de grond. Daarna sloegen ze houten palen in het vuil en bonden haar met gespreide armen en benen
  
  vast. Het meisje bleef schreeuwen en Nick hoorde haar smeken waarom zij het nou juist moest zijn. Ze was mager en had uitgezakte, lange borsten en een klein, plat buikje. Plotseling was Nick zich bewust van de aanwezigheid van Rojadas, die naast Maria stond. Hij gaf een teken en de twee mannen haastten zich het gebouw uit. Het meisje bleef snikkend en vloekend achter.
  
  'Luister en kijk goed, schatje,' zei Rojadas tegen Maria. 'Er is honing tussen haar borsten en benen gesmeerd. Dit zullen we ook met jou doen, liefje, tenzij je besluit mee te werken. We moeten nu even rustig wachten.'
  
  Nick zag hoe het meisje worstelde om vrij te komen, waardoor haar borsten steeds op en neer gingen. Maar ze hadden haar goed vastgebonden. Toen trok plotseling een beweging bij de muur tegenover hem zijn aandacht. Maria had het ook gezien en kneep uit angst in zijn arm. De bewegingen werden een schaduw, de schaduw van een grote rat, die voorzichtig verder de zaal in liep. Toen zag Nick er weer één, en nog één en er kwamen er steeds meer te voorschijn. De vloer was bezaaid met geweldig grote ratten en ze kwamen nog steeds overal uit te voorschijn: uit oude holen, uit de pilaren en uit de gaten in de hoeken van de zaal. Ze liepen allemaal aarzelend naar het meisje, stopten even om de lucht van de honing op te snuiven en gingen weer verder. Het meisje had haar hoofd opgetild en zag nu ook de ratten op haar afkomen. Ze draaide haar hoofd zoveel mogelijk om Rojadas te zien en begon wanhopig te gillen.
  
  'Laat me los, Rojadas,' smeekte ze. 'Wat heb ik gedaan? Oh, god, nee ... ik smeek je, Rojadas! Ik heb het niet gedaan, wat het ook was, ik heb het niet gedaan!'
  
  'Het is voor een goed doel,' riep Rojadas terug. 'Sodemieter op met je goede doel!' schreeuwde ze. 'Oh, in godsnaam, laat me gaan. Alsjeblieft!' De ratten bleven op een klein afstandje wachten en er kwamen nog steeds nieuwe bij. Maria kneep nog harder in Nicks arm. De eerste rat, een groot, grijs, smerig beest, was naar haar toegelopen en ging op de buik van het meisje rond trippelen. Ze begon afgrijselijk te krijsen toen er nog een andere rat op haar sprong. Nick zag twee andere op haar benen klauteren. De eerste rat had de honing op de linkerborst gevonden en zette gretig zijn tanden in het vlees. Het meisje schreeuwde zo afschuwelijk als Nick nog nooit had gehoord. Maria wilde haar hoofd omdraaien, maar Rojadas hield haar bij haar haar vast.
  
  'Nee, nee, schatje,' zei hij. 'Ik wil dat je niets mist.'
  
  Het meisje schreeuwde nu onophoudelijk. Het geluid werd door de muren weerkaatst, wat alles nog verschrikkelijker maakte.
  
  Nick zag een troep ratten bij haar benen en er stroomde nu bloed van haar borsten. Haar geschreeuw werd dreinend en jammerend. Eindelijk gaf Rojadas een bevel aan de twee wachten, die een paar schoten in de lucht losten. De ratten vluchtten alle kanten op, terug naar hun veilige holen.
  
  Nick trok Maria's hoofd tegen zijn schouder en plotseling zakte zij in elkaar. Ze was niet flauw gevallen, want ze hield zich aan zijn benen vast en beefde als een rietje. Het meisje beneden lag stil en kreunde alleen nog maar een beetje. Ze was nog niet dood, het arme schepsel.
  
  'Breng ze naar buiten,' beval Rojadas toen hij naar buiten liep. Nick zette Maria overeind en hield haar stevig vast. Beduusd liepen ze naar buiten.
  
  'Nou, schatje?' zei Rojadas, terwijl hij haar kin met een dikke vinger omhoog duwde. 'Praat je nu wel? Ik zou het naar vinden om jou als tweede diner aan die smerige beesten te moeten geven.' Maria sloeg Rojadas recht in zijn gezicht en het geluid daarvan weergalmde over het hele erf.
  
  'Ik heb liever de ratten dan jou tussen mijn benen,' zei ze razend. Rojadas keek opgewonden naar de hatelijke blik in Maria's ogen.
  
  'Breng haar naar binnen en maak haar gereed,' beval hij de bewakers. 'Doe er maar flink veel honing op. Doe ook maar wat op haar bittere lippen.'
  
  Nick voelde zijn spieren spannen toen hij zich klaar maakte om Hu go in de palm van zijn hand te laten vallen. Hij moest nu in actie komen en hoopte dat als Rojadas een plaatsvervanger had, hij die ook te pakken kon krijgen. Hij kon niet toekijken hoe Maria zich op zou offeren. Net toen hij van plan was Hugo in zijn hand te laten glijden, hoorde hij schoten. Het eerste schot velde de rechterwacht. Het tweede schot trof de andere wacht precies in zijn slaap. Rojadas zocht dekking achter een regenton, terwijl het erf hevig werd bestookt. Nick greep Maria's hand. De schutter lag op de rand van de richel en bleef razendsnel doorvuren.
  
  'Rennen!' schreeuwde Nick. 'We worden gedekt!' Nick trok het meisje met zich mee en rende zo snel als hij kon naar de tegenoverliggende bosjes. De schutter bleef op ramen en deuren schieten, zodat iedereen in dekking moest blijven. Een paar van Rojadas' mannen schoten vanuit de missiepost terug, maar hun schoten troffen geen doel. Nick en Maria hadden genoeg tijd om de bosjes te bereiken en klommen nu tegen de rotswand op. Doornen en bramen sneden hun overal en Nick zag Maria's blouse scheuren, waardoor hij een groot gedeelte van die overheerlijke borsten kon zien. Het vuren werd gestaakt en Nick bleef wachten om te luisteren. Het enige wat hij hoorde waren wat vage geluiden en kreten. De bomen belemmerden het zicht. Maria leunde met haar hoofd tegen zijn schouder en drukte zich stijf tegen hem aan.
  
  'Dank je, Nick, dankjewel,' zei ze halfsnikkend. 'Ik deed het daar in mijn broek van angst. Mijn maag zit helemaal in de knoop.'
  
  'Je hoeft mij niet te bedanken, liefje,' zei hij. 'Bedank die schutter met zijn geweren maar.' Hij wist dat de onbekende meer dan één geweer moest hebben. De man had te snel en te regelmatig geschoten om te kunnen herladen. Tenzij hij niet alleen was.
  
  'Maar je bent me hier komen zoeken,' zei ze, terwijl ze hem stevig vasthield. 'Jij riskeerde je leven om mij te redden. Dat is geweldig, Nick. Niemand die ik ken zou dat gedaan hebben. Ik zal je later nog eens goed bedanken, Nick. Dat is zeker.' Hij stond te denken of hij haar nou moest vertellen dat hij daar geen tijd voor had, omdat hij nog zoveel moest doen. Hij besloot het maar niet te doen. Ze was nu gelukkig. Waarom zou hij haar pret dan bederven? Een beetje dankbaarheid tonen is goed voor een meisje, speciaal voor eentje die mooi is.
  
  'Kom,' zei hij. 'We moeten terug naar Rio zien te komen. Misschien dat ik de ramp toch nog net kan tegenhouden.'
  
  Hij was net bezig Maria overeind te helpen, toen hij een stem hoorde roepen.
  
  'Senhor Nick, hier ben ik, rechts!'
  
  'Jorge!' schreeuwde Nick, toen hij de man tevoorschijn zag komen. Hij droeg twee geweren in de ene hand en één in de andere. 'Ik vroeg me af... ik hoopte.'
  
  De man omhelsde Nick hartelijk. 'Amigo,' zei de Braziliaan. 'Ik moet weer mijn excuses aanbieden. Ik ben zeker ontzettend stom, hè?'
  
  'Nee,' antwoordde Nick. 'Niet stom, maar een beetje koppig. Je bent nu toch hier? Dat bewijst het wel.'
  
  'Ik kon de dingen die je had gezegd maar niet uit mijn hoofd zetten,' zei Jorge een beetje droevig. 'Ik begon na te denken en een hoop dingen die ik altijd naar een hoekje van mijn brein wegduwde, kwamen nu naar boven. Alles werd me duidelijk. Misschien zat het me dwars dat je had gezegd dat Los Reyes een blinde politiechef heeft. In ieder geval, ik kon er niet meer onderuit. Ik zette mijn gevoelens opzij en bekeek de dingen zoals een politiechef zou doen. Toen ik over de radio hoorde dat Vivian Dennison was vermoord, wist ik dat er iets scheef zat. Ik wist wel dat je niet op mijn bevel het land zou verlaten. Dat is niet jouw manier van doen, senhor Nick. Dus vroeg ik mezelf af waar je dan naar toe zou gaan? Het antwoord was gemakkelijk genoeg. Ik ben hier gekomen, heb gewacht en het eens goed bekeken. Ik heb genoeg gezien.'
  
  Plotseling hoorde Nick geronk van zware motoren. 'De schoolbussen,' zei hij. 'Ik zag er drie achter de missiepost staan. Ze gaan de weg op. Waarschijnlijk gaan ze ons zoeken.'
  
  'Deze kant op,' zei Jorge. 'Er is hier een oude grot, die dwars door de berg heen gaat. Ik heb er als jongen vaak gespeeld. Ze vinden ons daar nooit.'
  
  Met Jorge voorop en Maria in het midden liepen ze over de rotsachtige grond. Ze hadden net ongeveer honderd meter gelopen, toen Nick riep. 'Wacht eens,' zei hij. 'Luister. Escute!'
  
  'De motoren,' zei Jorge, terwijl hij zijn wenkbrauwen fronste. 'Ze gaan verder. Ze stoppen niet om ons te zoeken!'
  
  'Natuurlijk niet,' schreeuwde Nick kwaad. 'Wat stom van me. Ze gaan naar Rio. Dat is het enige wat Rojadas nu kan doen. Er is geen tijd meer om ons achterna te zitten. Hij brengt zijn mensen daar naar toe, die zich dan opstellen in de menigte, klaar om toe te slaan.'
  
  Hij wachtte even en zag een verwarde uitdrukking op Jorge's en Maria's gezicht. Hij had helemaal vergeten dat ze niet op de hoogte waren. Toen Nick klaar was met vertellen, zagen ze er een beetje bleek uit. Hij ging alle "mogelijkheden om het plan te verijdelen na. Er was geen tijd genoeg meer om de president of de andere staatslieden te bereiken. Zij zouden ongetwijfeld onderweg zijn of festiviteiten bijwonen. Zelfs als hij hen zou kunnen bereiken, zouden ze hem waarschijnlijk toch niet geloven. Tijdens het Carnaval is Rio vol met lolbroeken. Tegen de tijd dat ze dat telefoontje zouden nagaan, gesteld dat ze dat deden, was het toch al te laat.
  
  'Luister, mijn politiewagen staat een eindje verderop,' zei Jorge. 'Laten we terug naar de stad gaan en kijken of we iets kunnen doen.'
  
  Nick en Maria volgden hem en een paar minuten later reden ze met loeiende sirenes door de bergen naar Los Reyes.
  
  'We weten niet eens hoe ze er op het Carnaval uit zullen zien,' zei Nick woedend, terwijl hij met zijn vuisten tegen het portier beukte. Hij had nog nooit zo'n gevoel van onmacht gehad. 'Je kunt er wel zeker van zijn dat ze zich verkleden. Net zoals een paar honderdduizend andere mensen.' Nick wendde zich tot Maria. 'Heb je ze ergens over horen praten?' vroeg hij het meisje. 'Heb je ze over het Carnaval horen praten, iets wat ons zou kunnen helpen?'
  
  'Buiten mijn cel hoorde ik een paar vrouwen de mannen plagen,' herinnerde zij zich. 'Ze noemden hen steeds Chac en zeiden Muito prazer, Chac ... prettig met je kennis te maken, Chac. Zij amuseerden zich er wel mee.'
  
  'Chac?' herhaalde Nick. 'Wat heeft dat nou weer te betekenen?'
  
  Jorge fronste zijn wenkbrauwen weer en stuurde de wagen de snelweg op. 'Die naam betekent iets,' zei hij. 'Het heeft een verband met de geschiedenis of een legende. Laat me eens even nadenken. Geschiedenis ... legende ... wacht ik heb het! Chac was een god van de Maya-indianen. De god van de regen en donder. Zijn volgelingen staan onder dezelfde naam bekend ... Chac, de roden werden ze genoemd.'
  
  'Dat is het dan,' riep Nick. 'Ze gaan zich als Maya-goden verkleden, zodat ze elkaar kunnen herkennen en samen kunnen werken. Waarschijnlijk zullen ze wel enigszins volgens een vast plan werken.'
  
  De politiewagen stopte voor het bureau en Jorge keek Nick aan. 'Ik ken een paar mensen in de bergen die wel doen wat ik zeg. Zij vertrouwen me. Zij zullen me geloven. Ik zal ze verzamelen en naar Rio brengen. Hoeveel mannen heeft Rojadas bij zich, senhor Nick?'
  
  'Ongeveer vijfentwintig.'
  
  'Ik kan er niet meer dan tien meebrengen. Maar misschien is dat net genoeg, als we er maar zijn voordat Rojadas toeslaat.'
  
  'Hoe lang zal het duren eer jij je mannen bij elkaar hebt?'
  
  Jorge grijnsde. 'Dat is het ergste van alles. De meesten hebben geen telefoon. Ik zal ze één voor één moeten halen. Dat kost veel tijd.'
  
  'En tijd is net iets wat we hard nodig hebben,' zei Nick. 'Rojadas is al onderweg en hij zal nu wel zijn mannetjes in de menigte plaatsen, klaar om op zijn teken toe te slaan. Ik ga wat tijd proberen te rekken, Jorge. Ik ga alleen verder.'
  
  De politiechef was verbaasd. 'Alleen, senhor Nick. Alleen tegen Rojadas en zijn mannen? Ik ben bang dat zelfs jou dat niet lukt.'
  
  'Niet als de regeringsmensen daar al als doelwit staan opgesteld. Maar ik kan voor twaalf uur in Rio zijn. Ik zal Rojadas' mannen bezig houden, zodat ze niet kunnen gaan moorden. Tenminste, ik hoop dat dat zal lukken. En als het lukt heb je net genoeg tijd om je mannen te gaan halen. Het enige wat zij hoeven te weten is dat ze iedereen die verkleed is als Maya-god moeten grijpen.'
  
  'Succes, amigo,' zei de Braziliaan. 'Neem mijn wagen maar. Ik heb hier nog een paar andere.'
  
  'Denk je werkelijk dat je ze lang genoeg bezig kunt houden?' vroeg Maria toen ze naast hem in de auto ging zitten. 'Je bent maar in je eentje, Nick.'
  
  Hij deed de sirene aan en scheurde weg.
  
  'Schatje, ik ga het zeker proberen,' zei hij grimmig. 'Het is niet alleen vanwege Rojadas en zijn beweging, of vanwege de ramp die het voor Brazilië zou betekenen. Er zit veel meer achter. De grote jongens achter de schermen kijken nu of een klein, stom dictatortje als Fidel het klaarspeelt. Als het lukt, betekent dat, dat in de toekomst een hele stroom van dit soort omwentelingen over de hele wereld zal komen. Dat kunnen we niet toestaan. Dat kan Brazilië niet toestaan. Dat kan ik niet toestaan. Als je mijn chef kende zou je begrijpen wat ik bedoel.'
  
  Nick glimlachte even naar haar, een glimlach van durf, vertrouwen, moed en stalen zenuwen. Hij was in zijn eentje, zei Maria weer in zichzelf, terwijl zij naar de naast haar zittende knappe, ruige man keek. Zo een had ze nog nooit gekend. Zij wist dat als iemand het kon doen, hij het zeker was. Ze bad stilletjes voor zijn veiligheid.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 9
  
  
  
  
  'Mag ik met je mee?' vroeg Maria buiten voor de deur van haar flat. Zij hadden de rit in recordtijd gemaakt. 'Ik kan je misschien ergens mee helpen.'
  
  'Neen,' zei Nick. 'Ik heb al mijn handen vol aan mijn eigen veiligheid.'
  
  Hij wilde weglopen, maar zij hield hem vast en kuste hem vlug met haar zachte, natte en opwindende lippen. Ze liet hem los en rende het gebouw in. 'Ik zal voor je bidden,' zei ze half snikkend.
  
  Nick ging naar het Floriano Square. Jorge had gezegd dat daar waarschijnlijk de opening plaats zou vinden. De straten waren al vol feestende mensen en het was onmogelijk er met een auto te rijden. De enige die door de massa bewogen, waren de praalwagens, elk met een eigen onderwerp en meestal stampvol schaars geklede meisjes. Ook al was zijn doel nog zo belangrijk en dodelijk, hij kon de schoonheid van de meisjes om hem heen toch niet negeren. Sommigen waren
  
  blank, anderen licht bruin en weer anderen bijna zwart, maar allemaal waren ze uitgelaten en vrolijk. Nick probeerde er drie te ontwijken, maar het was te laat. Hij werd beetgepakt en gedwongen mee te dansen. De bikini's die ze droegen, leken wel geleend van vijf jaar oude kleuters. 'Blijf bij ons, lekkere jongen,' zei een van hen, terwijl ze lachte en haar borsten tegen hem aandrukte. 'Je zal je amuseren, dat beloof ik je.'
  
  'Ik geloof je wel, mokkeltje,' antwoordde Nick lachend. 'Maar ik heb een afspraak met een god.'
  
  Hij glipte uit hun greep, gaf haar een klap op haar achterste en ging verder. Het plein was een kleurrijk gebeuren. Het podium was, op een paar waarschijnlijk lagere officieren na, leeg. Hij zuchtte opgelucht. Het podium zelf was vierkant en bestond uit een verplaatsbare staalconstructie. Hij ontweek weer een paar pretmakers en zocht in de menigte naar een kostuum van een Maya-god. Het was moeilijk. De mensen krioelden door elkaar heen en er was een grote verscheidenheid aan kostuums. Hij keek nog eens goed rond en plotseling zag hij de praalwagen op ongeveer twintig meter afstand van het podium. De praalwagen stelde een kleine Maya-tempel voor en was gemaakt van papier-maché. Er zaten ongeveer tien man op, gekleed in half lange capes, lange broeken, sandalen, maskers en helmen met pluimen erop. Nick lachte grimmig. Rojadas kon hij al zien zitten. Hij was de enige met een oranje pluim op zijn helm en stond vooraan op de praalwagen.
  
  Nick keek snel rond en pikte zo de andere mannen in de menigte op. Toen werd zijn aandacht getrokken door de kleine, vierkante voorwerpen, die de mannen aan een riem om hun pols hadden. Ze hadden walkie-talkies. Hij vloekte. Rojadas had dit gedeelte van het plan tenminste goed opgezet. De walkie-talkies zouden het hem wel moeilijker maken, dat wist hij. Net zoals de praalwagen. Rojadas kon daarvandaan alles overzien. Hij zou snel bevelen geven, zodra hij Nick met een van zijn mannen bezig zou zien.
  
  Nick liep langs de huizenrij aan de kant van het plein verder, omdat daar wat minder mensen waren. Het enige wat hij kon doen, was zich in de feestende meute storten. Hij stond net alles te bekijken, toen hij een koud, hard voorwerp tegen zijn ribben voelde porren. Hij draaide zich om en zag een man naast zich staan. De man droeg een zakenkostuum, had hoge jukbeenderen en kort geknipt haar,
  
  'Begin maar naar achteren te lopen,' zei hij. 'Langzaam. Eén verkeerde beweging en je bent er geweest.'
  
  Nick liep terug naar het gebouw. Hij wilde net iets tegen de man zeggen, toen hij een keiharde klap tegen zijn oor kreeg. Hij zag rode en gele sterretjes, voelde dat hij in een gang werd getrokken en verloor het bewustzijn ...
  
  Zijn hoofd bonsde en hij zag een vaag licht door zijn half geopende ogen. Hij deed hen helemaal open en probeerde het draaien voor zijn ogen te stoppen. Vaag kon hij de muur en twee in zakenpakken geklede figuren aan weerszijde van het raam onderscheiden. Nick probeerde te zitten, maar zijn handen en voeten waren gebonden. De eerste man liep naar hem toe en sleepte hem naar een stoel voor het raam. De kamer was blijkbaar een goedkope hotelkamer. Door het raam kon hij het hele gebeuren op het plein overzien. De twee mannen zwegen en Nick zag dat eentje een vierenvijftiger in zijn hand hield. Hij wees met het pistool naar het raam.
  
  'Je kan het van hieruit zien gebeuren,' zei hij tegen Nick, met een onmiskenbaar Russisch accent. Dit waren niet Rojadas' mannen en Nick beet zich op zijn lip. Het was zijn eigen schuld. Hij had zijn aandacht teveel aan Rojadas en zijn mannen gewijd. Overigens had de rebellenleider hem zelf verteld dat hij maar met twee professionals samenwerkte.
  
  'Heeft Rojadas jullie verteld dat ik hem achterna zou zitten?' vroeg Nick.
  
  'Rojadas?' zei de man met het pistool verachtelijk grijnzend. 'Die weet niet eens dat we hier zijn. We zijn onmiddellijk hiernaartoe gestuurd om uit te zoeken waarom onze mensen geen rapport hebben uitgebracht. Toen we gisteren aankwamen en hoorden dat jij hier was, wisten we meteen wat er aan de hand was. Dat hebben we onze mensen verteld en we moesten jou zo snel moge lijk stoppen.'
  
  'En zodoende helpen jullie Rojadas met zijn coupe,' concludeerde Nick.
  
  'Zo is het,' gaf de Rus toe. 'Maar dat is voor ons maar een bijzaak. Natuurlijk willen onze mensen het wel zien lukken, maar ze willen er niet direct in betrokken raken. We hadden niet verwacht dat we jou zouden kunnen tegenhouden. Het ging onverwacht gemakkelijk.'
  
  Onverwacht, dacht Nick. Zeg dat wel. Eén van die onverwachte wendingen die de loop van de geschiedenis veranderen. Ze hadden bij het plein positie genomen, hem aan zien komen en ingegrepen. Terwijl hij uit het raam keek, voelde hij zich aan de ene kant ver en aan de andere kant dicht bij zijn doel.
  
  'We zouden je nu koud kunnen maken en daarna naar huis gaan,' zei die ene Rus weer. 'Maar net zoals jij, zijn we professionals. We nemen zo weinig mogelijk risico's. Er is beneden lawaai genoeg en een schot blijft waarschijnlijk wel onopgemerkt. Toch riskeren wij niets. We zullen wachten tot Rojadas en zijn mannen beginnen te schieten. Dan zal de carrière van de beroemde N3 eindigen. Ergens is het een schande dat het op deze manier, in een klein, rommelig hotelkamertje, moet gebeuren, hè?'
  
  'Daar ben ik het volkomen mee eens,' zei Nick.
  
  'Waarom laat je me niet vrij en vergeet alles?'
  
  Een kille glimlach verscheen op het gezicht van de Rus. Hij keek op zijn horloge. 'Het zal niet lang meer duren,' zei hij. 'Dan zullen we je voor eeuwig bevrijden.'
  
  De tweede man ging voor het raam staan en bekeek het gebeuren beneden hem. Nick zag degene met het pistool op een stoel gaan zitten en zijn benen in het kozijn leggen. De man bleef het wapen op Nick gericht houden. Zij zwegen, behalve als ze commentaar op een bikini of kostuum hadden. Nick probeerde de touwen om zijn polsen los te krijgen, maar tevergeefs. Zijn polsen deden pijn en hij voelde zijn bloed suizen. Hij begon wanhopig naar een uitweg te zoeken. Hij kon de afslachting niet machteloos gadeslaan. Dat zou veel pijnlijker zijn dan als een hond te worden neergeschoten. De tijd was al bijna om. Maar een kat in het nauw maakt rare sprongen. Nick kreeg een gewaagd, wanhopig plan.
  
  Hij bewoog overdreven duidelijk zijn benen, om de touwen te testen. De Rus zag het. Hij glimlachte kil en keek weer uit het raam. Hij wist zeker dat Nick hulpeloos was en daar had Nick nou net op gehoopt. Killmasters ogen flitsten heen en weer om de afstanden te schatten. Hij had maar één kans en als hij wilde slagen moest alles ook nog in de goede volgorde gaan.
  
  De man met het pistool wipte nog steeds met zijn benen op de vensterbank op de achterpoten van zijn stoel. Het pistool in zijn hand was precies op het juiste punt gericht en stond precies in de goede hoek. Nick verschoof voorzichtig zijn gewicht in de stoel en spande zijn spieren als veren die op het punt van afwinden staan. Hij bekeek alles nog eens goed, haalde diep adem en schopte uit alle macht.
  
  Zijn voeten raakten de achterpoten van de stoel met de Rus erop. De stoel schoof onder de man vandaan. De Rus haalde door een reflex de trekker over en schoot de ander midden in zijn gezicht. Degene met het pistool viel achterover op de grond. Nick sprong bovenop de man en kwam met zijn knieën precies op zijn nek terecht. Hij voelde hoe alle lucht uit het lichaam werd gedrukt en hoorde iets kraken. Hij spartelde op de grond en de Rus greep wanhopig naar zijn strot. Zijn gezicht was een afgrijselijke grimas. Hij probeerde te ademen en zijn armen maakte schokkende bewegingen. Zijn gezicht werd knalrood. Zijn lichaam schudde hevig, spande zich krampachtig en bleef plotseling stil liggen. Nick keek snel nog even naar de andere, die half uit het raam hing.
  
  Het was gelukt, maar hij had veel kostbare tijd verloren en hij was nog steeds vastgebonden. Centimeter voor centimeter bewoog hij zich naar het ouderwetse metalen bed. Sommige stukken van het frame waren ongelijk en een beetje scherp. Hij schuurde de touwen om zijn polsen erlangs. Eindelijk voelde hij de spanning van de touwen verminderen en kon hij met een draai van zijn armen de touwen losmaken. Hij maakte zijn enkels los, greep het pistool van de Rus en rende naar buiten.
  
  Hij rekende erop dat hij met Hugo en zijn paar krachtige handen Rojadas' mensen aankon. Er waren teveel mensen, teveel kinderen en teveel onschuldigen om vuurgevechten te riskeren. Toch was het misschien noodzakelijk. Hij stopte het pistool in zijn zak en rende de menigte in. Hij vermeed een groepje feestende mensen en baande zich een weg door de massa. Rojadas' mensen waren door hun kostuums makkelijk te vinden. Zij stonden nog steeds op dezelfde plaatsen. Terwijl Nick flink met zijn ellebogen bezig was, zag hij een beweging in de meute. Men had een bloco gemaakt, een stelletje feestneuzen die dagen zouden blijven dansen en steeds er mensen bijhaalden en verloren. De leider van de bloco stond vlakbij twee verklede moordenaars. Nick sloot zich aan het einde van de groep aan en ze begonnen een polonaise tussen de mensen te dansen. Nick werd zonder pardon meegesleurd. Toen ze langs de twee Maya-goden kwamen, sprong Nick snel uit de rij en sloeg met zijn stiletto, de stille, ongeziene boodschapper van de dood, toe. Het was niet bepaald Nicks stijl om mensen wild en zonder waarschuwing te vermoorden. Toch had hij geen medelijden met die twee. Zij waren adders die wachtten om onschuldige mensen aan te vallen, adders verkleed als feestgangers.
  
  Toen de ene man plotseling zijn kameraad in elkaar zag zakken, draaide hij zich om en zag Nick. Hij probeerde zijn pistool te trekken, maar weer sloeg de stiletto toe. Nick ving de man op en legde hem op de grond alsof hij stomdronken was.
  
  Maar Rojadas had het gezien en wist heel goed wat er aan de hand was. Nick keek naar de praalwagen en zag de rebellenleider in zijn walkie-talkie praten. Het kleine voordeel wat hij had gehad, het verrassingselement, was verdwenen, realiseerde hij zich toen hij drie Maya-goden zag naderen. Hij dook achter drie meisjes met grote, papier-maché fruitmanden op hun hoofden en liep naar de rij gebouwen. Hij kreeg een idee. Voor een deur stond een man verkleed als piraat. Nick besloop de man voorzichtig en greep hem plotseling vast. Doordat hij opzettelijk op bepaalde zenuwknoppen drukte, raakte de man buiten bewustzijn. Nick trok het kostuum aan en deed het ooglapje voor zijn oog.
  
  'Sorry, vriend,' zei hij tegen de bewusteloze feestganger.
  
  Toen hij verder ging, zag hij twee moordenaars een paar meter verderop verbaasd naar de meute kijken. Hij liep er naartoe, ging tussen hen in staan en nam Hugo in zijn linker hand. Beide handen raakte de mannen. Hij voelde ze hun adem uit stoten en zag ze in elkaar zakken.
  
  'Twee vliegen in één klap,' zei Nick. Hij zag de omstanders verbaasd kijken en glimlachte beminnelijk.
  
  'Kalm aan, amigo,' riep hij vrolijk. 'Ik zei nog zo dat je niet moest overdrijven.' De omstanders draaiden zich om en Nick trok de man overeind. De man strompelde verder en Nick gooide hem in een gebouw. Hij draaide zich nog net op tijd om, om een derde Maya-god met een groot jachtmes op hem af te zien stormen.
  
  Nick sprong achteruit het huis in. Het mes scheurde het piratenkostuum. Door de vaart die de man had, botste hij tegen Nick op en vielen ze beiden op de grond. Nick kreeg de harde rand van de helm tegen zijn hoofd. De pijn maakte hem razend. Hij pakte het hoofd van zijn aanvaller en sloeg het keihard tegen de grond. De man maakte zijn laatste stuiptrekkingen. Nick pakte de walkie-talkie, rende naar buiten en hield het ding bij zijn oor. Hij hoorde Rojadas woedend door de walkie-talkie schreeuwen.
  
  'Daar is hij,' krijste de leider. 'Ze hebben hem laten lopen, de idioten. Daar, die piraat met een rood doekje en een ooglap ... naast het grote gebouw. Pak hem! Snel!'
  
  Nick gooide de walkie-talkie weg en rende over een smal pad aan de rand van de menigte. Hij zag nog twee gepluimde moordenaars zich van de massa losmaken om hem achterna te gaan. Op dat ogenblik liep een feestganger, gekleed in een rood hemd, een rode cape en het masker van een duivel, voorlangs Nick en holde een nauw steegje in. Nick ging achter de duivel aan en toen ze het midden van het steegje bereikt hadden, greep hij hem. Hij deed het zo voorzichtig mogelijk. Nick zette de man tegen een muur en trok het duivelpak aan.
  
  'Ik ben als piraat begonnen en nu tot duivel gepromoveerd,' mompelde hij. 'Zo is het leven, makker.'
  
  Net liep hij uit de steeg, toen zijn belagers zich verspreiden en langs de rand van de menigte naar hem zochten.
  
  'Verrassing!' riep hij tegen de eerste, terwijl hij hem keihard in zijn maag stompte. Toen de man dubbelklapte, gaf Nick hem nog een kort tikje in zijn nek en liet de man voorover vallen. Hij snelde achter de anderen aan.
  
  'Kop of munt!' grinnikte Nick vrolijk, toen hij de arm van de tweede man vastpakte en hem tegen een lantaarnpaal aansmeet. Hij nam hem zijn pistool af en ging terug naar de andere om hetzelfde te doen. Deze twee zouden met hun pistolen nog moeilijkheden kunnen veroorzaken. Hij stopte om over de massa heen naar de praalwagen te kijken. Rojadas had alles gezien en stond driftig naar Nick te wijzen. Het was Nick tot nu toe aardig gelukt, maar hij begon wel verlangend in de straten naar Jorge en zijn mannen uit te kijken. Er was niets te zien en toen hij weer naar de praalwagen keek, zag hij dat Rojadas, blijkbaar erg ongerust, al zijn mannen achter hem aan had gestuurd. Zij vormden twee rijen en baanden zich een weg door de meute om hem met een tangbeweging in te sluiten. Plotseling zag Nick de massa in twee helften splijten. Hij stond vooraan een groep en zag vlak langs hem een andere praalwagen passeren.
  
  De wagen was bedekt met bloemen en een krans boven een bloementroon. Op de troon zat een meisje met hoogblond, krullerig haar, geflankeerd door andere meisjes met hoge kapsel en lange jurken. Omdat de menigte de praalwagen najouwde, keek Nick nog een keer. De meisjes waren allemaal net iets te zwaar opgemaakt en terwijl ze bloemen naar de menigte gooiden, waren hun bewegingen net iets te overdreven. 'Verrek zeg,' gromde Nick. 'Ik mag een boon zijn als dat geen travestieten zijn.'
  
  Sommigen holden achter de praalwagen aan en vingen de bloemen op die de 'meisjes' zo sierlijk mogelijk wegwierpen. De eerste rij van gepluimde kostuums bereikte de andere kant van de menigte. De duivel zorgde ervoor dat de praalwagen tussen hem en zijn tegenstanders bleef. Hij wist dat hij voor hen niet te zien was en versnelde zijn pas toen de wagen de rand van de menigte had bereikt. De lompe kar begon aan het einde van het plein een flauwe bocht te maken. Nick en een paar anderen holden er nog steeds naast. Terwijl de wagen keerde vroeg hij het 'blondje' om een roos. De gestalte leunde voorover om hem de bloem toe te reiken. Nick greep zijn pols en trok. Een rode jurk, zwarte, lange handschoenen en een blonde pruik vielen in zijn armen. Hij gaf een rechtse op zijn kaak, gooide de vent op zijn schouder en rende een zijstraat in. De mensen begonnen uitgelaten te lachen.
  
  Nick grinnikte omdat hij wist waarom ze lachten. Zij dachten aan de teleurstelling die hem te wachten stond. Hij legde de man op straat en trok het duivelkostuum uit. 'Probeer deze maat maar eens, schatje,' zei hij.
  
  Hij besloot slechts de bh achterwege te laten. Misschien zag hij er niet bepaald aantrekkelijk uit, maar een meisje moet het maar doen met wat ze heeft. Toen hij weer terugkwam, zag hij dat de twee rijen gekostumeerde moordenaars zich in een halve cirkel hadden opgesteld. Het geluid van een sirene en een naderende harmonie deden hem opschrikken.
  
  De regeringsmensen kwamen eraan! Snel keek hij even naar de praalwagen van Rojadas. Hij gaf door de walkie-talkie bevelen en Nick zag Rojadas' mannen zich weer onder de menigte mengen. Toen zag hij plotseling een blauw overhemd en een pet uit een steegje tevoorschijn komen. Achter hem holden een paar mannen, gekleed in werkpakken, bewapend met houwelen en scheppen. Jorge zag Rojadas' mannen en gaf zijn eigen mensen aanwijzingen. Nick liep een paar passen naar voren zodat een gepluimde moordenaar tegen hem opbotste.
  
  'Desculpe, senhorita,' zei de man. 'Sorry.'
  
  'Huplakee!' riep Nick terwijl hij de man een linkse gaf. De man kletterde op de straatstenen. Nick pakte hem zijn pistool af, leegde het magazijn en wierp het wapen weg. Een andere god was net op tijd om iemand met een rode jurk over zijn makker te zien buigen.
  
  'Joehoe,' riep Nick met een hoge stem. 'Hierheen, je vriend is geloof ik ziek.'
  
  De man kwam er snel aan. Nick wachtte tot hij dichtbij was en trapte toen met zijn hak vol spijkers bovenop de voet van die vent. De moordenaar boog zich automatisch voorover en gilde het uit van de pijn. Nick gaf hem snel een uppercut met zijn knie en de man viel voorover. Hij keek rond en zag Jorge's mannen bezig met de andere moordenaars. Toch lukte het niet. Ze zouden toch falen. Rojadas stond nog steeds op de praalwagen en bleef door zijn walkie-talkie bevelen uitdelen. Jorge en zijn mannen hadden al een heel stel gegrepen, maar Nick zag dat dat nog niet genoeg was. Rojadas had nog een stuk of zes mensen in de menigte staan. Nick deed de jurk, de pruik en de schoenen met hoge hakken snel uit. Hij wist dat Rojadas zijn mannen aan bleef sporen om zich aan het voorgenomen plan te houden. Hij bleef vol houden dat het nog steeds kon lukken.
  
  Het ergste was dat hij nog gelijk had ook.
  
  De hoge omes klommen nu het podium op. De praalwagen van Rojadas was te ver om nog op tijd te kunnen bereiken. Nick porde zich een weg. Rojadas kon hij niet meer bereiken, het podium misschien nog wel. Eerst probeerde hij zich slaand en duwend een weg te banen, maar toen dit niet lukte deed hij het maar kruipend. Hij had het podium al eerder vluchtig bekeken. Het kon helemaal uit elkaar gehaald worden.
  
  De lange stalen poten doemden eindelijk voor hem op. De poten waren met lange ijzeren pinnen bevestigd. Hij onderzocht de constructie en vond drie plaatsen waardoor het zou kunnen lukken. Hij boog zich voorover en stutte een van de dwarsbalken. Zijn voeten zakten weg in het gravel. Hij verschoof zijn gewicht en probeerde het opnieuw. De dwarsbalk sneed in zijn schouder en hij hoorde zijn hemd scheuren toen hij zijn rugspieren spande. De balk gaf mee, een heel klein beetje weliswaar, maar het was net genoeg. Hij trok de pen eruit, viel op zijn knieën en hijgde opgewonden.
  
  Hij luisterde en verwachtte min of meer openingssalvo's te zullen horen. Het was een kwestie van seconden, dat wist hij. De tweede pen ging veel gemakkelijker. Hij keek omhoog en zag de boel verzakken. De derde pen was het moeilijkst. Hij moest hem er eerst uittrekken en dan onder het podium vandaan duiken, anders zou hij verpletterd worden. De derde pen was het dichtst bij de rand van het podium en het laagst bij de grond. Hij zette zijn rug onder de dwarsbalk en hief hem op. De balk sneed hem in zijn huid en zijn rugspieren deden pijn. Hij trok uit alle macht aan de pen, maar het hielp niet. Opnieuw kromde hij zijn rug en rukte aan de pen. Ditmaal lukte het wel en hij dook eronder vandaan.
  
  Het podium zakte onder luid gegil in elkaar. Er zouden morgen heel wat regeringsmensen met builen en schrammen rondlopen. Maar Brazilië had tenminste nog een regering en de Verenigde Naties zouden een lid behouden. Net nadat het podium in elkaar gezakt was hoorde hij schoten weerklinken en hij lachte grimmig. Ze waren toch nog te laat. Hij stond op, ging op een paar balken staan en bekeek het tafereel. De menigte takelde de overgebleven moordenaars af. Jorge en zijn mannen hadden met een touw het plein afgezet. Maar de praalwagen was leeg en Rojadas was ontsnapt. Nick kon nog net een glimp oranje zich naar de verste hoek van het plein zien verwijderen.
  
  Die rotzak was nog steeds op vrije voeten. Nick sprong van zijn plek en rende om de puinhoop van het podium heen. Toen hij door de aan het plein grenzende zijstraatjes liep, hoorde hij het gejank van sirenes. Hij wist dat alle grote pleinen en lanen volgepakt met mensen waren en Rojadas wist dat ook. Die zou natuurlijk de achterafstraatjes nemen. Nick vloekte tegen zichzelf, omdat hij Rio niet goed genoeg kende om die smeerlap de weg af te snijden. Hij kon nog net op tijd de oranje hoed een hoek om zien schieten. De dwarsstraat moest op de volgende laan uitkomen en Nick ging net zoals Rojadas de eerste de beste steeg in. De man draaide zich om en Nick zag dat hij een pistool trok. Hij schoot één keer en Nick was gedwongen te stoppen en dekking te zoeken. Hij was even van plan zijn pistool te trekken, maar bedacht zich. Het zou beter zijn als hij Rojadas levend te pakken zou krijgen.
  
  Nick voelde zijn rugspieren pijn doen. Ieder normaal mens zou gestopt zijn, maar Nick klemde zijn tanden op elkaar en verhoogde zijn snelheid. Hij zag hoe de rebellenleider zijn helm weggooide. Nick lachte in zichzelf. Hij wist dat Rojadas zich nu rot zweette en in ademnood was. Nick bereikte de top van de heuvel en zag Rojadas een pleintje oversteken.
  
  Er kwam net een open trolleybus aandaveren. Overal hingen mensen aan het voertuig. Op het feit na dat ze nu gekostumeerd waren, was dit een alledaags gezicht. Rojadas sprong op de bus en Nick zette de achtervolging in. Anderen die nog met de bus meewilden, stopten toen zij zagen dat de gekostumeerde man de chauffeur met een pistool bedreigde. Rojadas had in één klap een vrijkaartje en een bus vol gijzelaars.
  
  Het was niet alleen een kwestie van geluk geweest. De man was hier opzettelijk naartoe gegaan. Hij had alles goed voorbereid.
  
  'De bondes, senhor,' riep Nick tegen één van de mensen. 'Welke kant gaat hij op?'
  
  'De heuvel af en dan naar het noorden,' antwoordde de jongen.
  
  'Waar stopt hij?' vroeg Nick weer. 'De eindhalte?'
  
  'In de Pier Maua wijk.'
  
  Nick perste zijn lippen op elkaar. De Pier Maua wijk! De winkel van de tussenpersoon, Alberto Sollimage, was daar. Daarom ging Rojadas daarnaar toe. Nick wendde zich weer tot de man naast hem.
  
  'Ik moet naar de Pier Maua wijk,' zei hij. 'Hoe kan ik daar komen, met een taxi misschien? Het is erg belangrijk.'
  
  'Behalve een paar bondes is niets meer in werking,' zei een jongen. 'Die man was een bandiet, hè?'
  
  'Een hele slechte,' zei Nick. 'Hij heeft net geprobeerd jullie president te vermoorden.'
  
  Het groepje mensen stond verbaasd te kijken.
  
  'Als ik op tijd in het Pier Maua district kom, kan ik hem misschien nog grijpen,' vervolgde Nick. 'Wat is de snelste weg? Jij weet misschien wel een binnenweg.'
  
  Een van de jongens wees naar een geparkeerde vrachtwagen.- 'Kunt u rijden, senhor?'
  
  'Ik kan rijden,' zei Nick. 'Heb jij de contactsleuteltjes?'
  
  'Wij duwen wel,' zei de jongen. 'De deur is open. Stuur jij maar. Het is grotendeels toch heuvelafwaarts, tenminste, het eerste stuk.'
  
  Uitbundig maakten de feestgangers zich gereed om de vrachtwagen te duwen. Nick grinnikte en ging achter het stuur zitten. Het was misschien niet het beste transportmiddel, maar iets beters was er niet. En het ging sneller dan rennen. Daar had hij nog niet aan gedacht. Hij wilde Rojadas grijpen en niet uitgeput tegenover hem komen te staan. Zijn helpers sprongen in de achterbak en hij zag de jongens bij de zij raampjes staan.
  
  'Volg het spoor van de trolley maar, senhor,' schreeuwde één van hen.
  
  Ze braken geen wereldrecord, maar kwamen wel vooruit. Steeds als de weg weer omhoog ging of vlak werd duwden zijn nieuwe helpers de vrachtwagen verder. Het waren bijna allemaal jongens en ze hadden er de grootste lol in. Nick wist vrijwel zeker dat Rojadas het pakhuis nu wel bereikt zou hebben en erop zou vertrouwen dat hij Nick op het plein had achtergelaten. Uiteindelijk kwamen ze bij de rand van de Pier Maua wijk aan en Nick stopte de wagen.
  
  'Muito abrigado, amigos,' riep Nick.
  
  'We gaan met u mee, senhor,' schreeuwde een jongen terug.
  
  'Nee,' antwoordde Nick vlug. 'Bedankt, maar deze man is gewapend en erg gevaarlijk. Ik kan beter alleen verder gaan.'
  
  Hij meende wat hij tegen hen zei. Overigens, zo'n hele kudde jongens zou veel te opvallend zijn. Nick wilde dat Rojadas bleef denken dat hij op het plein gestrand was.
  
  Hij wuifde gedag en holde de straat uit. Via een bochtige laan en een smal steegje kwam hij eindelijk bij de zwart geschilderde ramen van het winkeltje. De voordeur stond open, het slot was gebroken. Nick sloop voorzichtig naar binnen. De herinnering aan zijn vorige bezoek lag nog vers in zijn geheugen. Het was doodstil binnen. Er brandde licht achter in de zaak. Hij trok het pistool en ging het magazijn in. Op de grond lag een geopende kist. Uit de stukken hout die op de grond lagen, kon hij opmaken dat hij haastig was opengebroken. Hij knielde ernaast. Het was een vrij platte kist met een kleine rode stip erop. De binnenkant was gevuld met stro en Nick graaide er voorzichtig met zijn handen in. Het enige wat hij vond was een klein stukje papier.
  
  Het was een aanwijzing van de fabriek: Voorzichtig langzaam oppompen.
  
  Nick dacht diep na. Langzaam oppompen, herhaalde hij een paar maal, terwijl hij opstond. Hij keek weer naar de lege kist. Dat was het... een rubberboot! De Pier Maua wijk grensde aan de Guanabara Baai. Rojadas wilde er met een rubberboot vandoor gaan. Er was natuurlijk een af gesproken plek, één van de kleine kusteilandjes waarschijnlijk. Nick rende zo snel als hij kon naar de baai. Rojadas zou er veel tijd met het opblazen van de boot verloren hebben. Nick rende zijn benen onder zijn gat vandaan en zag al snel het blauwe water van de baai voor hem liggen. Rojadas kon nog niet uitgevaren zijn. Langs het strand was een lange rij pieren. Alles was helemaal verlaten, want iedereen was in het centrum gaan feesten. Toen zag hij een figuur aan de rand van een pier knielen. De boot lag op de houten planken van de pier.
  
  Nadat Rojadas zijn boot had gecontroleerd, duwde hij hem in het water. Nick pakte zijn pistool weer en richtte zorgvuldig. Hij wilde hem nog steeds levend te pakken krijgen. Met één schot maakte hij de boot lek. Hij zag Rojadas verbaasd naar het gat kijken. De man stond langzaam op en zag Nick met een op hem gericht pistool op hem afkomen. Hij deed zijn handen braaf omhoog.
  
  'Neem het pistool uit je holster en gooi het weg. Maar langzaam,' beval Nick.
  
  Rojadas gehoorzaamde en Nick trapte het pistool weg. Het plonsde in het water.
  
  'Je geeft het ook nooit op, hè, senhor?' zuchtte Rojadas. 'Het ziet ernaar uit dat jij gewonnen hebt.'
  
  'Inderdaad,' zei Nick laconiek. 'Pak die boot. Ze zullen graag willen weten waar die vandaan komt. Ze zullen de kleinste details van jouw plan willen weten.'
  
  Rojadas zuchtte en pakte de boot aan een kant vast. Niet opgepompt, was het niet meer dan een langwerpig, vormeloos stuk rubber. Hij sleepte het achter zich aan, toen hij begon te lopen. De man leek totaal verslagen, alle fut was schijnbaar uit hem. Daarom ontspande Nick zich een beetje, en toen gebeurde het!
  
  Toen Rojadas langs hem liep, slingerde hij het stuk rubber plotseling door de lucht en sloeg Nick ermee in zijn gezicht. Rojadas dook daarna bliksemsnel naar Nicks benen. Nick viel achterover en liet het pistool vallen. Door te draaien probeerde hij een trap te ontwijken, maar hij werd bij zijn slaap geraakt. Hij probeerde wanhopig het hout ergens vast te pakken, maar tevergeefs. Hij viel.
  
  Hij haalde diep adem en ging kopje onder. Net toen hij boven water kwam, zag hij Rojadas het pistool pakken en richten. Hij dook snel weer onder en de kogel ging rakelings langs zijn hoofd. Snel zwom hij onder de pier en kwam tussen de slijmerige palen weer boven water. Hij kon Rojadas langzaam heen en weer horen lopen. Plotseling bleef hij stil staan. Nick probeerde zo min mogelijk lawaai te maken. De man stond aan de rechterkant van de pier. Nick draaide zich om en keek. Hij was erop voorbereid dat hij de vette kop van de man over de rand zou zien hangen. Nick dook onmiddellijk onder toen Rojadas weer schoot. Twee schoten van Rojadas en één van Nick zelf maakten samen drie. Er waren nog maar drie kogels in het pistool, telde Nick. Hij zwom onder de pier vandaan en kwam met veel lawaai weer boven water. Rojadas draaide zich snel om en schoot verder. Nog twee, zei Nick in zichzelf. Hij dook weer onder, zwom onder de pier door en kwam aan de andere kant weer aan de oppervlakte. Stilletjes trok hij zich aan de rand van de pier op en zag Rojadas met zijn rug naar hem toegekeerd staan.
  
  'Rojadas,' riep hij. 'Kiekeboe!'
  
  De man draaide zich om en schoot weer. Nick liet zich vlug in het water vallen. Hij telde twee schoten. Dit keer kwam hij aan de voorkant van de pier, waar een ladder was, weer aan de oppervlakte. Hij klom erop en leek net een zeemonster. Rojadas zag hem, haalde de trekker over, maar hoorde niets anders dan het geklik van een hamer op een leeg magazijn.
  
  'Je moet eens leren tellen,' zei Nick. Hij liep naar voren. De man wilde hem aanvallen en hield zijn armen als twee stormrammen voor zich uit. Nick stopte hem door hem een linkse hoek te geven. En weer gaf hij een dreun op zijn oog en het bloed spoot eruit. Plotseling dacht hij aan het bloed van het arme meisje in de missiepost. Nick sloeg er nu onophoudelijk op los. Rojadas werd door de kracht van de dreunen heen en weer geslingerd. Hij viel op het hout van de pier. Nick tilde hem op en sloeg bijna het hoofd van zijn romp af. De man stond weer op en had een wilde, angstige blik in zijn ogen. Toen Nick weer op hem afkwam, liep hij achteruit. Rojadas draaide zich om en rende naar de rand van de pier. Zonder te wachten nam hij een duik.
  
  'Stop!' gilde Nick. 'Het is daar veel te ondiep.' Nick hoorde even later een luid gekraak. Hij rende naar de rand van de pier en zag de puntige rotsen uit het water steken. Rojadas hing daar als een grote vlinder en het water kleurde zich rood. Nick keek hoe het lichaam van de rotsen gesleurd werd en zonk. Hij haalde diep adem en wandelde weg.
  
  
  
  
  
  Hoofdstuk 10
  
  
  
  
  Nick had op de bel gedrukt en wachtte. De hele ochtend had hij samen met Jorge doorgebracht en hij voelde zich nu een beetje droevig omdat hij moest vertrekken.
  
  'Je wordt door iedereen bedankt, amigo,' had de politiechef gezegd. 'Maar vooral door mij. Je hebt mijn ogen voor heel wat zaken geopend. Ik hoop dat je me nog eens komt opzoeken.'
  
  'Als je commissaris van Rio bent,' had Nick lachend geantwoord.
  
  'Ik hoop dat je dat doet, senhor Nick,' zei Jorge, terwijl hij hem omhelsde. 'Adeus, amigo. Ate logo.'
  
  'Ate logo,' zei Nick. 'Tot de volgende keer.'
  
  Nadat hij afscheid van Jorge had genomen, verzond hij een telegram naar Bill Dennison dat er een plantage op hem lag te wachten.
  
  Maria deed open, omhelsde hem en perste haar zachte lippen tegen de zijne.
  
  'Nick, Nick,' mompelde ze. 'Het wachten duurde zo lang. Ik wou dat ik met je mee was gegaan.'
  
  Ze droeg een,rood soort judopak. Toen Nick zijn hand op haar rug legde, merkte hij dat zij geen bh aanhad.
  
  'Ik heb een heerlijke maaltijd voor ons gemaakt,' zei ze. 'Pato met abacaxi en arros.'
  
  'Eend met ananas en rijst,' herhaalde Nick. 'Dat klinkt lekker.'
  
  'Wil je eerst eten ... of erna, Nick?' vroeg ze terwijl haar ogen glinsterden.
  
  'Na wat?' vroeg hij nonchalant. Een zwoel lachje verscheen op haar lippen. Ze ging op haar tenen staan en kuste hem, speelde met haar tong in zijn mond. Met één hand maakte zij haar riem los waardoor het pak van haar schouders gleed. Nick handen vonden die heerlijke, zachte, volle borsten.
  
  Maria kreunde zachtjes. 'Oh, Nick, Nick,' zei ze. 'We eten vanavond laat, goed?'
  
  'Hoe later, hoe beter,' zei hij.
  
  Maria bedreef de liefde als een bolero. Ze begon tergend langzaam. Haar huid was roomzacht en haar handen liefkoosden zijn lichaam.
  
  Toen hij haar nam werd ze net een wild beest. Half snikkend en half lachend schreeuwde zij het uit van verlangen en opwinding. Snel naar haar hoogtepunt stijgend, veranderden de korte, hijgende kreetjes in één lange kreun, bijna gejank. Toen bleef ze plotseling stil liggen. Nadat ze weer helemaal bij haar positieven was gekomen, nestelde zij zich in zijn armen.
  
  'Hoe kan een vrouw na jou ooit genoegen nemen met een andere man?' vroeg Maria, terwijl zij hem serieus aankeek.
  
  'Dat lukt wel,' zei hij glimlachend tegen haar. 'Je geniet van iemand zoals hij is.'
  
  'Kom je ooit terug?' vroeg ze weifelend.
  
  'Eens kom ik terug,' zei Nick. 'Als er één reden is om ergens naar terug te gaan, ben jij het wel.' Ze bleven tot de zon onder ging op bed liggen. Voor het eten neukten ze nog twee keer als twee mensen die op herinneringen verder moesten leven. De zon kwam al bijna op toen hij droevig en met tegenzin vertrok. Hij had veel meisjes gekend, maar geen van allen straalden zo'n warmte en oprechtheid uit als Maria. Een klein stemmetje in zijn binnenste zei hem dat het goed was dat hij moest vertrekken. Je kon van dit meisje gaan houden en liefde kon niemand in dit vak zich veroorloven. Genegenheid, hartstocht, genade, eer ... maar geen liefde.
  
  Hij ging direct naar het vliegveld en het wachtende vliegtuig. Hij keek nog even naar de vage omtrekken van Sugar Loaf en viel toen in slaap. Slaap is een geweldig iets, zuchtte hij, een psychisch gummetje.
  
  
  
  De deur van Hawks kantoor op het AXE-hoofdkwartier was open en Nick liep naar binnen. De blauwe ogen achter het ziekenfondsbrilletje keken hem vrolijk verwelkomend aan.
  
  'Leuk je weer te zien, N3,' zei Hawk glimlachend. 'Je ziet er goed uitgerust uit.'
  
  'Eerlijk?' zei Nick.
  
  'Nou, waarom niet, mijn jongen. Je komt net van vakantie uit dat heerlijke Rio de Janeiro terug. Hoe was het Carnaval?'
  
  'Gewoon moordend.'
  
  Hij dacht even een vreemde blik in Hawks ogen te zien, maar was er niet zeker van.
  
  'Dus je hebt je geamuseerd?'
  
  'Ik zou het voor geen goud in de wereld gemist willen hebben.'
  
  'Herinner jij je die moeilijkheden waarvan ik je vertelde?' vroeg Hawk terloops. 'Het schijnt dat zij zichzelf hebben opgelost.'
  
  'Blij dat te horen.'
  
  'Nou, dan denk ik dat je wel weet waar ik me op verheug,' zei Hawk opgewekt.
  
  'Wat dan?'
  
  'Een goede klus voor je zoeken, natuurlijk.'
  
  'Weet u waar ik me op verheug?' vroeg Nick.
  
  'Wat dan?'
  
  'De volgende vakantie.'
  
  
  
  
  
  * * *
  
  
  
  
  
  Over het boek:
  
  
  
  
  Niet in staat de smeekbede om hulp van de zoon van zijn oude vriend, Todd Dennison, naast zich neer te leggen, ziet Carter af van zijn voorgenomen vakantie in Canada en vliegt hij met zijn instincten en Wilhelmina op scherp naar Rio de Janeiro.
  
  Nauwelijks gearriveerd verneemt hij dat Dennison nog geen vier uur geleden vermoord is, wordt hij zelf haast van de weg afgereden en ontmoet hij een meisje met rookgrijze ogen. Dan opent 'Killmaster' de jacht op de moordenaars, trefzeker en met dodelijke precisie.
  
  Een jacht die het jaarlijkse carnaval in Rio tot een griezelig gebeuren maakt; kogels nemen de plaats van confetti in en revolverschoten vervangen de opzwepende feestmuziek, voor Nick wordt het een moordcarnaval.
  
  
  
  
  
 Ваша оценка:

Связаться с программистом сайта.

Новые книги авторов СИ, вышедшие из печати:
О.Болдырева "Крадуш. Чужие души" М.Николаев "Вторжение на Землю"

Как попасть в этoт список

Кожевенное мастерство | Сайт "Художники" | Доска об'явлений "Книги"