No 1969 By Universal Publishing and Distributing Corp.
Nederlands van: Victor Daudey
Omslagontwerp: Alex Jagtenberg
ISBN 90 283 0533 5
Gescand en bewerkt @ 2016 John Yoman
No 1977 Born/Romanpers Bv, Postbus 8060, Amsterdam
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
No part of this book may be reproduced in any form, by print, photo print, microfilm or any other means without written permission from the publisher.
Hoofdstuk 1
Op een nacht in februari 1976 zeiden drie totaal verschillende mensen, die zich op drie totaal verschillende plaatsen bevonden, zonder dat ze het van elkaar wisten precies hetzelfde. De eerste had het over de dood, de tweede over hulp, en de derde over hartstocht. Geen van hen kon weten dat hun woorden, als een fantastische, onzichtbare strik hen alle drie naar elkaar toe zou trekken. In de bergen van Brazilië, ongeveer 250 kilometer van Rio de Janeiro, aan de uiterste rand van de Serro do Mar, draaide de man die het over de dood had gehad langzaam een afgekauwde sigaar tussen zijn vingers. Hij keek naar de rook die omhoog kringelde en terwijl hij nadacht kneep hij zijn ogen bijna dicht. Hij ging achterover zitten in de rechte stoel en keek over zijn bureau naar de man die stond te wachten. Hij perste zijn lippen op elkaar en knikte langzaam.
'Nu,' zei hij, met een kille ondertoon, 'het moet nu gebeuren.'
De andere man draaide zich om en verdween in de nacht.
Op de tolweg reed een jonge, blonde man zo snel als hij durfde naar de stad. Hij dacht aan al die brieven, de angstige twijfels en de slapeloze nachten, en aan de brief die hij vandaag had ontvangen. Misschien had hij al te lang gewacht. Hij had geen paniekzaaier willen zijn en daar had hij nu spijt van. Eigenlijk, dacht hij, had hij nooit precies geweten wat hij moest doen, maar na de laatste brief wist hij zeker dat er iets moest gebeuren; wat de anderen er ook van zouden denken. 'Nu,' zei hij hardop. 'Het moet nu gebeuren.' Zonder vaart te minderen reed hij door de tunnel naar de stad.
In de duisternis van de kamer stond de lange, breedgeschouderde man voor het meisje, dat hem vanuit haar stoel aanstaarde. Nick Carter kende haar al een tijdje. Ze dronken samen Martini's als ze op feestjes waren, zoals ze ook deze avond hadden gedaan. Ze was een knappe brunette, met een parmantig neusje en volle lippen in een mooi gezicht. Ze waren echter nooit verder gekomen dan oppervlakkige gesprekken, omdat zij altijd wel een of ander excuus had weten te vinden om niet verder te gaan. Maar eerder op de avond, op het feest van Holden, had hij haar zover weten te krijgen dat ze meeging. Hij had haar opzettelijk langzaam gekust, met zijn tong haar begeerte los gewoeld. En weer merkte hij haar tweestrijd. Trillend van verlangen vocht ze nog tegen haar hartstocht. Terwijl hij zijn ene hand in haar nek hield, maakte hij met zijn andere hand haar bloesje los en liet het van haar zachte schouders glijden. Hij deed haar bh uit en keek waarderend naar de volle, jonge borsten. Daarna trok hij haar rok en haar slipje, groen met paarse randen, omlaag.
Paula Rawlins keek hem met halfgeopende ogen aan en liet Nicks ervaren handen hun gang gaan. Nick merkte dat ze geen enkele beweging maakte om hem te helpen. Alleen verrieden haar trillende handen op zijn schouders haar innerlijke verwarring. Zachtjes drukte hij haar op de bank, waarna hij zijn overhemd uittrok om haar blote lichaam tegen zijn borst te kunnen voelen.
'Nu,' zei hij, 'het moet nu gebeuren.'
'Ja,' hijgde het meisje nauwelijks hoorbaar. 'Ja, nu. Alsjeblieft.' Nick kuste haar overal, terwijl Paula haar bekken naar voren duwde en hem plotseling overal begon te likken. Het enige wat ze nu nog wilde, was de liefde met Nick bedrijven. Toen hij in haar drong, smeekte ze hem sneller te gaan, maar Nick liet zich niet haasten. Paula perste haar lippen tegen zijn mond, haar handen gleden over zijn lichaam, tot op zijn billen en drukten hem zo hard als ze konden in haar. Het meisje dat niet wist wat ze wilde, was veranderd in een hunkerend vrouwtjesdier.
'Nick, Nick,' hijgde Paula, die snel haar hoogtepunt bereikte. Het leek alsof ze zou ontploffen, alsof ze even tussen twee werelden zweefde. Zij wierp haar hoofd achterover, perste haar borsten en onderbuik tegen hem aan. Haar ogen rolden in hun kassen.
Trillend en snikkend liet ze zich op de bank vallen, waarbij ze Nick stijf omklemd hield, zodat hij niet kon ontsnappen. Ten slotte liet ze hem los en hij bleef naast haar liggen zodat haar rosé tepels zijn borst raakten.
'Was het dit bezoek waard?' vroeg Nick zachtjes. 'O, god, ja,' antwoordde Paula Rawlins. 'Meer dan dat.'
'Waarom duurde het dan zo lang?'
'Wat bedoel je?' vroeg ze op een onschuldige toon. 'Je weet donders goed wat ik bedoel, schatje,' zei Nick. 'We hebben al vaak genoeg de gelegenheid gehad, maar jij vond altijd wel een of ander doorzichtig excuus. Nu weet ik dat je best wilde. Waarom dan al die omhaal?'
'Beloof je me dat je niet zult lachen?' vroeg ze. 'Ik was bang dat ik je zou teleurstellen. Ik ken jou, Nick Carter. Jij bent niet zomaar een gewone vrijer voor een meisje. Jij bent een expert wat vrouwen betreft.'
'Schiet op,' protesteerde Nick. 'Je doet net of je een toelatingsexamen moest doen.' Nick lachte
om zijn eigen vergelijking.
'Dat is helemaal geen slechte beschrijving,' merkte Paula op. 'Niemand houdt ervan om te zakken.'
'Nou ja, je bent niet gezakt, schatje. Je bent de beste van de klas, of moet ik zeggen van het bed?'
'Moet je nou echt morgen op zo'n saaie vakantie gaan?' vroeg ze met haar hoofd op zijn borst. 'Beslist,' zei Nick, terwijl hij zijn lange benen uitstrekte. Haar vraag bracht hem op het vooruitzicht van een lange, rustige periode. Hij moest ontspannen, zijn accu's weer opladen en eindelijk had Hawk hierin toegestemd.
'Laat me meegaan,' zei Paula Rawlins. 'Ik kan vrij van kantoor krijgen.'
Nick keek naar haar zachte, volle, romige lichaam. Een vrouw was één manier om het lichaam weer fit te maken, dat wist hij donders goed, maar er zijn tijden dat zelfs dat niet goed genoeg is. Er zijn tijden dat een man weg moet gaan en alleen moet zijn. Om niks te doen. Dit was zo'n periode. Of, verbeterde hij zichzelf, dat zou het vanaf morgen zijn. Maar vanavond was vanavond en dit verrassende meisje lag nog steeds in zijn armen; dit verlegen stukje genot, vol innerlijke tegenstrijdigheid.
Nick nam een volle, zachte borst in zijn hand en speelde met zijn duim met de rosé tepel. Paula begon meteen te hijgen en trok Nick bovenop haar. Net toen zij haar been om zijn benen sloeg, hoorde Nick de telefoon gaan. Het was niet de kleine, blauwe telefoon in de la van zijn bureau, maar de gewone telefoon op de tafel. Daar was hij wel blij om. Het was gelukkig niet Hawk, die hem weer een of andere ramp kwam melden. Wie het ook mocht zijn, hij kon ophoepelen. Geen telefoontjes nu.
Hij zou ook inderdaad niet opgenomen hebben, als hij niet een seintje had gekregen van zijn zesde zintuig: dat onverklaarbare, onderbewuste alarmsysteem, dat hem al vele malen het leven had gered.
Paula hield hem stevig vast. 'Neem niet op,' fluisterde ze. 'Vergeet het.' Dat wilde hij ook wel, maar hij kon het niet. Hij nam de telefoon niet vaak op. Maar hij wist dat hij het nu wél zou doen. Dat verdomde onderbewustzijn. Het was zelfs erger dan Hawk, het eiste meer en hield langer vol.
'Het spijt me, schatje,' zei hij, terwijl hij overeind krabbelde. 'Als ik het verkeerd heb, ben ik terug voordat jij je kunt omdraaien.'
Nick stevende door de kamer, zich bewust van Paula's ogen, die zijn gespierde, lenige lichaam volgden: het beeld van een tot leven gewekt standbeeld van een Romeinse gladiator. De stem door de telefoon was hem onbekend.
'Meneer Carter?' vroeg de stem. 'U spreekt met Bill Dennison. Het spijt me dat ik u zo laat stoor, maar ik moet u spreken.'
Nick fronste zijn voorhoofd en glimlachte plotseling. 'Bill Dennison,' zei hij. 'Todd Dennisons
zoon:
'Ja, meneer.'
'God, ik heb je voor het laatst in je luier gezien. Waar zit je?'
'Ik sta in de telefooncel tegenover uw huis. De portier zei me dat u absoluut niet gestoord mocht worden, maar ik moest het proberen. Ik ben helemaal van Rochester gekomen om u te spreken. Het gaat over mijn vader.'
'Todd?' vroeg Nick. 'Wat is er? Zijn er moeilijkheden?'
'Ik weet het niet,' zei de jongeman. 'Daarom ben ik naar u toegekomen.'
'Kom dan als de sodemieter naar boven. Ik zal de portier zeggen dat hij je door moet laten.'
Nick legde de hoorn neer, waarschuwde de portier en ging naar Paula, die zich aan het aankleden was.
'Ik heb het al gehoord,' zei ze, terwijl ze haar rok aantrok. 'Ik begrijp het. Ik neem tenminste aan dat je me niet zou laten schieten als het niet belangrijk was.'
'Je hebt het bij het juiste einde. Bedankt,' grinnikte Nick. 'Jij bent om meer dan één reden een toffe meid. Reken er maar op dat ik je opbel, als ik terug ben.'
'Daar reken ik zeker op,' zei Paula. Net toen Nick Paula door de achterdeur uitliet, ging de bel. Bill Dennison was net zo lang als zijn vader, maar slanker, zonder Todds zware bouw. Verder waren de blonde haren, de heldere, blauwe ogen en de verlegen glimlach precies als die van Todd. Hij verspilde geen tijd en kwam meteen ter zake.
'Ik ben blij dat u mij wilt ontvangen, meneer Carter,' zei hij. 'Vader vertelde me altijd verhalen over u. Ik ben ongerust over vader. U weet waarschijnlijk dat hij in Brazilië bezig is een nieuwe plantage op poten te zetten, op ongeveer 250 kilometer van Rio de Janeiro. Vader heeft de gewoonte mij altijd uitgebreide, gedetailleerde brieven te schrijven. Hij heeft me over een stel merkwaardige ongelukken geschreven, die op het werk zijn gebeurd. Volgens mij kunnen het echter nooit ongelukken geweest zijn. Ik vermoedde dat er meer achter zat. Toen ontving hij vage dreigementen die hij niet serieus nam. Ik schreef hem dat ik van plan was hem op te zoeken. Maar dit is mijn laatste studiejaar. Ik zit op de TH en hij wilde het niet. Hij belde me vanuit Rio op, gaf me flink op mijn donder en zei dat als ik nu kwam, hij me in een dwangbuis op de boot terug zou zetten.'
'Echt iets voor je vader,' zei Nick. Hij dacht aan vroeger. Hij had Todd Dennison jaren geleden voor het eerst ontmoet, toen hij zelf nog een groentje in het spionagevak was. Todd was toen een ingenieur op klus in Teheran en had Nick een paar maal het leven gered. Op die manier waren ze goede vrienden geworden. Todd was zijn eigen weg gegaan en was nu een rijk man, één van de grootste industriëlen van het land, die altijd persoonlijk toezicht hield op de aanleg van elk van zijn plantages.
'Zo, dus jij bent ongerust over je vader,' peinsde Nick hardop. 'Je denkt dat hij misschien in gevaar is. Wat is dat voor een plantage die hij daar aan het bouwen is?'
'Ik weet er niet veel van, alleen dat hij in een bergachtige streek ligt en volgens vaders plan de mensen van die streek moet helpen. Vader denkt dat een dergelijke opzet het land het best beschermt tegen agitators en dictators. Al zijn nieuwe plantages zijn op die filosofie gebaseerd en dus gebouwd in streken waar werkeloosheid en behoefte aan producten is.'
'Daar sluit ik me volkomen bij aan,' zei Nick. 'Is hij daar alleen, of is er buiten het personeel om nog iemand bij hem?'
'Nou, zoals u weet, is moeder vorig jaar gestorven en is vader kort daarna hertrouwd. Vivian is bij hem. Ik ken haar eigenlijk niet. Ik was op school toen ze elkaar leerden kennen en ben alleen voor de trouwerij overgekomen.'
'Ik was in Europa toen zij trouwden,' herinnerde Nick zich. 'Ik vond de uitnodiging toen ik terugkwam. Zo, Bill, dus jij wil dat ik ernaar toe ga om te kijken wat er aan de hand is?'
Bill Dennison bloosde en werd verlegen.
'Dat kan ik niet aan u vragen, meneer Carter.'
'Noem me alsjeblieft Nick.'
Ik weet eigenlijk niet precies wat ik verwacht, dat u zou kunnen doen,' zei de jongeman. 'Ik moest er gewoon met iemand over praten en ik dacht dat u misschien wel een idee zou hebben.' Nick dacht na over wat de jongen had gezegd. Bill Dennison was duidelijk echt ongerust, terecht of niet. Een flits van herinneringen over vroegere schulden en oude vriendschappen schoot door zijn gedachten. Hij was van plan geweest ter ontspanning in de Canadese wouden te gaan vissen. Nou ja, die vissen zouden niet weg zwemmen en tijd voor ontspanning zou ook nog wel komen. Rio was een fijne stad en stond aan de vooravond van het beroemde Carnaval. Overigens, alleen al naar Todd gaan was een vakantie op zichzelf.
'Bill, je hebt het juiste moment gekozen,' zei Nick. 'Ik zou morgen op vakantie gaan. Ik neem het vliegtuig naar Rio. Ga jij maar terug naar school en zodra ik een kijkje heb genomen, zal ik je opbellen. Dat is de enige manier om te weten te komen wat er aan de hand is.'
'Ik kan je niet zeggen hoe dankbaar ik je ben,' begon Bill Dennison, maar Nick vroeg hem daarmee op te houden.
'Vergeet het maar. Je bent misschien voor niets ongerust. Maar je hebt er verstandig aan gedaan mij te waarschuwen. Je vader is te eigenzinnig om te doen wat goed voor hem is.'
Nick bracht de jongen naar de lift en ging weer terug naar zijn appartement. Hij deed het licht uit en ging naar bed. Hij kon nog een paar uur slapen voordat hij met Hawk contact op moest nemen. De Baas was hier in de stad om het AXE-kantoor te bezoeken. Niet aan Hawk meiden waar je bent was ondenkbaar, vakantie of geen vakantie. Hij wilde Nick op elk moment van de dag binnen een paar uur kunnen bereiken.
'Dat is de moederkip in me,'zei hij eens. 'U bedoelt de moederdraak,' had Nick hem toen verbeterd.
Toen Nick in het eenvoudige, onopvallende kantoor van AXE in New York kwam, was Hawk er al. Het leek altijd of het magere lichaam ergens anders thuishoorde dan achter dat bureau; je zou het bijvoorbeeld op het platteland verwachten, of bij archeologische onderzoekingen. De gewoonlijk ijsblauwe, doordringende ogen stonden vandaag vriendelijk, maar Nick wist nu wel dat het alleen maar een masker was voor een alles behalve vriendelijke belangstelling.
'Todd Dennison Industrieën,' zei Nick. 'Ik heb horen zeggen dat ze een kantoor in Rio hebben.'
'Ik ben blij dat jij je plannen hebt veranderd,' zei Hawk poeslief. 'Eigenlijk wilde ik je voorstellen naar Rio te gaan, maar ik wilde je niet het idee geven dat ik me met jouw plannen bemoei.' Hawks glimlach was zo vriendelijk en plezierig, dat Nick aan zijn argwaan begon te twijfelen.
'Waarom wilde u mij voorstellen naar Rio te gaan,' vroeg Nick.
'Nou, omdat Rio meer jouw soort stad is, N3,' antwoordde Hawk vrolijk. 'Je zult het er veel leuker vinden dan op zo'n godverlaten visstek. Rio heeft een geweldig klimaat, mooie stranden, knappe vrouwen en het is bijna Carnaval. Echt, je bent daar veel meer op je plaats.'
'U hoeft me niets aan te smeren,' zei Nick. 'Wat steekt hier achter?'
'Niets, behalve dat ik graag zie dat jij een prettige vakantie hebt,' zei Hawk.
Hij wachtte even, fronste zijn voorhoofd en gaf Nick toen een velletje papier. 'Hier is het rapport dat we zojuist van één van onze mensen daar hebben ontvangen. Als jij daar toch naartoe gaat, kun je misschien even een kijkje nemen, gewoon uit pure belangstelling, dat spreekt vanzelf, nietwaar?'
Nick las de gedecodeerde boodschap, in telegramstijl geschreven, snel door.
Grote moeilijkheden op komst. Veel onduidelijke kanten. Vermoedelijk buitenlandse invloeden. Niet exact na te gaan. Eventuele hulp is welkom.
Nick gaf het papiertje terug aan Hawk, die doorging met toneelspelen.
'Moet u luisteren,' zei Killmaster, 'Dit is mijn vakantie. Ik ga naar een oude vriend die misschien wat hulp kan gebruiken. Maar dit is een vakantie, begrijpt u? VAKANTIE. Ik ben hard aan vakantie toe en dat weet u.'
Natuurlijk, mijn jongen. Je hebt gelijk.'
'En u zou me tijdens mijn vakantie geen klus geven, hè?'
'Ik zou er niet aan denken.'
'Nee, natuurlijk niet,' zei Nick grimmig. 'En ik kan er zeker niet veel aan doen? Of wel soms?'
Hawk lachte minzaam. 'Ik zeg altijd maar zo, er is mets beters dan een beetje zaken met plezier te combineren, maar daarin verschil ik van velen. Veel plezier.'
'Iets zegt me dat ik niet eens hoef te bedanken,' zei Nick terwijl hij opstond.
'Altijd beleefd zijn, N3,' grapte Hawk.
Nick schudde zijn hoofd en liep de frisse lucht in.
Hij voelde zich genomen. Hij Zond een telegram naar Todd met de volgende inhoud: 'Verrassing, ouwe zak. Kom met vlucht 47, 10 uur 's morgens, 10 feb.' Hij moest van de lokettiste het woord zak schrappen, maar de rest bleef onveranderd. Todd wist wel wat er hoorde te staan.
Hoofdstuk 2
Toen ze onder het wolkendek waren gekomen, konden ze Rio de Janeiro onder de rechtervleugel van het vliegtuig tevoorschijn zien komen. Al gauw zag Nick de gigantische granietrots, Sugar Loaf genaamd, tegenover de nog hogere Corcovado, de gebochelde, met Christus de Verlosser op de top. Toen het vliegtuig boven de stad cirkelde, kon Nick af en toe een glimp zien van de bochtige stranden die de stad omringden. Plaatsen die bekend stonden om zon, zand en mooie vrouwen: Copacabana, Ipanema, Botafogo en Flamengo. Het kon een geweldig fijne plaats zijn om vakantie te houden. Misschien waren Todds problemen alleen maar ontstaan door onschuldige irritaties. Maar als dat niet zo was?
Dan had je Hawk nog altijd, die wel verschrikkelijk uitgekookt was. Nee, hij had hem geen nieuwe klus gegeven, maar Nick wist dat van hem verwacht werd zijn voelhorens uit te steken. En als het nodig was om te handelen, dan moest hij dat doen. Jarenlange ervaring met Hawk hadden hem geleerd dat het terloops vermelden van een onbelangrijk probleempje op het zelfde neerkwam als een opdracht. Op de een of andere manier had hij het gevoel dat het woord vakantie steeds vager werd. Toch zou hij proberen er een vakantie van te maken.
Met een gewoontegebaar controleerde Nick Hugo, zijn dunne stiletto in de lederen schede in zijn rechtermouw, en hij was zich bewust van de rustgevende aanwezigheid van Wilhelmina, zijn 9 mm Luger. Zij waren bijna een onderdeel van zijn lichaam geworden.
Hij leunde achterover, maakte zijn veiligheidsriem vast en keek naar het naderende vliegveld Santos Dumont. Het was midden in een woonwijk gebouwd en lag bijna in het centrum. Nick stapte uit het vliegtuig in het warme zonlicht en haalde zijn bagage op. Hij had maar één koffer meegenomen. Met één koffer verplaats je je veel sneller.
Hij had net zijn koffer opgehaald toen de muziek door de omroepinstallatie werd onderbroken voor een nieuwsbericht. Omstanders zagen de breedgeschouderde man plotseling verstijven, met zijn koffer in zijn hand. Zijn ogen werden koud.
'Attentie,' kondigde de luidspreker aan. 'Zojuist is bekend geworden dat de bekende, Amerikaanse industrieel, senhor Dennison, vanmorgen dood in zijn auto is aangetroffen op de bergweg Serra do Mar. Jorge Pilatto, sheriff van de kleine gemeente Los Reyes, gaf als commentaar dat de industrieel het slachtoffer is geworden van een roofoverval. Men vermoedt dat senhor Dennison gestopt is om zijn moordenaar een lift te geven of om hem hulp te bieden.'
Een paar minuten later reed Nick, met opeengeklemde kaken, door de stad in een gehuurde, crèmekleurige Chevrolet. Hij had de aanwijzingen van het verhuurbedrijf goed in zijn hoofd geprent en nam de snelste route via de Avenido Rio Branco en de Rua Almirante Alexandrino. Daarvandaan volgde hij de straten naar de snelweg, die door de donkere, groene bergen voerde en uitzicht gaf op de stad. De Estrada do Redentor leidde hem geleidelijk omhoog, de dichtbegroeide bergen in, rond de Morro Queimado en naar de Serro do Mar, een bergketen. Hij reed met een zeer hoge snelheid en nam bochten zonder vaart te minderen.
Het heldere zonlicht was er nog, maar alles wat Nick kon voelen, was somberheid en een brok in zijn keel. Het nieuwsbericht was misschien juist. Todd kon gedood zijn door een van die banditos die daar in de bergen zitten. Het kon zo gegaan zijn. Maar de kille woede in Nick vertelde hem dat het zo niet was gegaan. Hij dwong zichzelf niet te gaan speculeren. Alles wat hij wist, was het nieuwsbericht en het feit dat Todds zoon ongerust over zijn vader was geweest. Deze twee feiten hoefden geen verband met elkaar te hebben.
Maar als dat wel zo was, dacht hij grimmig, dan zou hij het stadje op zijn kop zetten om achter de waarheid te komen. Hij was zo diep in gedachten verzonken, dat hij alleen maar aandacht had voor de gevaarlijke bochten van de Estrada, de snelweg, die steeds steiler werd.
Plotseling werd zijn aandacht echter getrokken door een stofwolk die hij in zijn achteruitkijkspiegel zag en die te ver weg was om van zijn eigen banden te zijn. Een andere wagen raasde over de Estrada met dezelfde levensgevaarlijke snelheid als Nick. Sneller zelfs! De auto kwam dichterbij. Nick reed zo snel als hij kon. Een tikkeltje sneller en hij zou van de weg af vliegen. Hij wist de auto steeds net in balans te houden. De Estrada had zijn hoogste punt bereikt en ging plotseling over in een steil afdalende kronkelweg. Terwijl Nick remde om niet de bocht uit te vliegen, zag hij de andere wagen in zijn achteruitkijkspiegel naderen. Onmiddellijk begreep hij waarom die auto hem inhaalde. Het was een grote slee, een Cadillac van '57 en die auto was twee keer zo zwaar als de zijne. Met dat gewicht kon hij de haarspeldbochten nemen zonder vaart te minderen en nu op een lang, vrij recht en steil afdalend stuk verloor Nick snel terrein. Hij kon zien dat er maar één persoon in de auto zat. Hij reed de wagen zoveel mogelijk rechts van de weg. Bijna schuurde hij langs de puntige rotswand. Het zou krap zijn, maar voor een ervaren chauffeur was er aan de kant van het ravijn net genoeg ruimte om te passeren.
Omdat de bestuurder van de Cadillac blijkbaar ervaren was, wachtte Nick tot de man een zijwaartse beweging zou maken. Inplaats daarvan zag hij de Cadillac met ontzettende snelheid als een stormram op hem afkomen. De wagen dreunde met een enorm lawaai tegen de achterbumper van Nick's auto, waardoor hij de controle over zijn stuur dreigde te verliezen. Alleen door zijn voortreffelijke, katachtige reflexen kon hij voorkomen dat de wagen in het ravijn stortte. Vlak voor een scherpe bocht ramde de auto hem weer. Nick voelde de wagen schuin vooruit schuiven en weer moest hij worstelen om niet in het ravijn te storten. In de bocht durfde hij niet te remmen, want dan zou de zwaardere Cadillac hem zeker weer rammen. Hij werd door een maniak achterna gezeten.
Nick kwam als eerste in een nieuwe bocht en nam hem ruim, terwijl de andere wagen weer op hem afstormde. Met een schietgebedje dat hij juist getimed had, gooide Nick zijn stuur naar rechts. Hierdoor maakte de Chevrolet zo'n draai, dat hij de Cadillac een zet gaf. Nick zag hoe de man wanhopig pogingen deed om te remmen. Maar de wagen slipte en schoot in het ravijn. Hierop volgde een enorme klap en het gerinkel van gebroken glas, maar de benzinetank ontplofte niet. De bestuurder was alert en snel genoeg geweest om het contact uit te schakelen. Nick rende naar de rand van de weg en zag de vernielde Cadillac op zijn kant liggen. Hij was nog net op tijd om te zien hoe de man uit de wagen kroop en naar een dichtbegroeid bosje strompelde.
Nick gleed langs de hoekige kant van de bergwand naar beneden. Toen hij het struikgewas had bereikt, sprong hij erin. Zijn slachtoffer kon niet ver zijn. Nu waren de rollen omgedraaid en was hij de achtervolger. Hij luisterde of zijn aanvaller geluid maakte, maar het was doodstil. Nick bedacht zich dat het voor een maniak een wel erg slimme en listige kerel was. Hij ging verder en toen zag hij het natte rood op de bladeren. Het bloedspoor liep naar rechts en hij volgde het snel. Plotseling hoorde hij zacht gekreun. Hij bewoog zich voorzichtig en toch struikelde hij bijna over het lichaam, dat met het gezicht op de grond lag. Toen Nick knielde en de man omdraaide, werd het gezicht plotseling levend. Een elleboog raakte zijn keel. Hij viel naar lucht snakkend achterover. Hij zag de man opstaan, zijn gezicht was geschaafd en zat onder het bloed.
De man wilde Nick bespringen, maar hij kon hem nog net een trap in zijn maag geven. Nick stond weer op en gaf hem nog een linkse op zijn kaak.
De man viel voorover en bewoog zich niet meer. Om zeker te zijn dat zijn aanvaller dood was, draaide Nick hem met zijn voet om. De laatste slag was fataal geweest.
Nick bekeek de man. Hij was donkerharig en had een lichte huid. Hij deed denken aan een Slavisch type. Zijn lichaam was vierkant en dik. Hij was geen Braziliaan, dacht Nick, hoewel hij daar niet absoluut zeker van was. Net zoals Amerika was Brazilië ook een smeltkroes van nationaliteiten. Nick knielde en doorzocht de zakken van de man. Er zat niks in, geen portefeuille, geen kaartje, geen persoonlijke papieren, niets waarmee je hem zou kunnen identificeren. Het enige wat Nick vond, was een klein snippertje papier met de woorden: Vlucht 47, 10 uur, 10 februari. De man die voor hem lag was geen maniak.
Hij wilde Nick vermoorden, opzettelijk en doelbewust. Hij had blijkbaar zijn vluchtnummer en aankomsttijd gekregen en was hem vanaf het vliegveld gevolgd. Evenmin, daar was Nick zeker van, was de man een plaatselijke huurmoordenaar. Daarvoor was hij te goed geweest, te professioneel. Zijn bewegingen gaven Nick de indruk dat de man goed getraind was. Het ontbreken van identiteitspapieren bewees dat. De man had geweten dat Nick een gevaarlijke tegenstander was en hij had zijn voorzorgsmaatregelen getroffen. Zonder enige identificatie was er geen enkel spoor. Ja. het zag er allemaal erg professioneel uit. Terwijl hij uit het struikgewas kwam, dacht Nick na over de gedecodeerde boodschap op het AXE-kantoor. Iemand was eropuit geweest hem te laten zwijgen; en wel zo vlug mogelijk, voordat hij de kans had moeilijkheden te maken.